2333

Mitanni (Naharin) (ca. 1650 - ca. 1200 v. Chr.)

Mitanni of Mittani (in Assyrische bronnen Hanilgalbat, Khanigalbat genoemd) was een Hoerritisch koninkrijk in noord Syrië vanaf ca. 1500 v.Chr.

De Hoerrieten zijn al bekend sinds de Agade periode in Mesopotamië, wat afgeleid wordt uit Hoerritische namen die noch Akkadisch noch Soemerisch zijn. Tegelijk met de opkomst van de Amorieten oefenden zij een grote invloed uit op het noorden van Mesopotamië. De naam Mitanni werd gebruikt als een geografische aanduiding voor het gebied tussen de Khabur en Eufraat rivier in neo-Assyrische tijden. Hittitische kronieken zinspelen op meerdere Hoerritische landen dan enkel Mitanni en op verdragen met hen.

In Noord-Mesopotamië ontstond omstreeks 1650 de Hoerritische staat: Mitanni, dat zich uitstrekte van Kirkuk (het antieke Arrapkha) en het Zagrosgebergte in oosten, over Assyrië tot aan de Middellandse Zee in het westen. Het centrum lag in het gebied langs de Khabur-rivier, waar waarschijnlijk ook de hoofdstad Wassukkani heeft gelegen. De Egyptenaren noemde deze staat Naharin.

 

Tot op heden zijn er geen oorspronkelijke bronnen voor de geschiedenis van de Mitanni gevonden. Wat we weten komt van Assyrische, Hittitische of Egyptische bronnen, als ook inscripties van plaatsen in de buurt in Syrië. Vaak is het nog niet eens mogelijk om synchroniciteit tussen de heersers van verschillende landen en steden vast te stellen, laat staan om onbetwiste, absolute data te geven. De geschiedschrijving van de Mitanni wordt verder bemoeilijkt door het gebrek aan differentiatie tussen de linguïstieke, etnische en politieke groeperingen.

Vroeger nam men aan dat er een grote 'Indo-Iraanse' invloed was op de Mitanni. Deze theorie is thans niet meer gangbaar. De Russische taalkundige Diakonoff toonde aan dat deze theorie gebaseerd is op slechts vijf Indo-Iraanse telwoorden, twee of drie termen die betrekking hebben op paarden-training, vier Indo-Iraanse godennamen en een paar persoonsnamen waarvan de oorsprong niet bekend is, en dit terwijl Hoerriaanse teksten in de tienduizenden woorden belopen. Het woord 'maryannu' waarvan werd aangenomen dat het Indo-Iraans was, is zeer waarschijnlijk een Hoerritisch woord wat 'wagenmenner' betekent en geen enkele band heeft met een aristocratie.

Aangenomen wordt dat de oorlogvoerende Hoerritische stammen en stadstaten verenigd werden onder één dynastie na de ineenstorting van Babylon (1595 v. Chr.) ten gevolge van de nederlaag tegen de Hittitische Mursili I en de inval van de Kassieten. Na de onderwerping van Aleppo door de Hittieten, de zwakke Assyrische koningen in het midden, en de interne strijd van de Hittieten was er een machtsvacuüm ontstaan in opper Mesopotamië. Dit leidde tot de vorming van het koninkrijk van Mitanni.

De vernietiging van het Babylonische koninkrijk en dat van Yamhad droeg bij aan de opkomst van een andere Hoerritische dynastie. De stichting van hun koninkrijk had plaats nabij Harran. De eerste heerser was een legendarische koning, genaamd Kirta, die omstreeks 1500 v.Chr. het koninkrijk van Mitanni vestigde. Gedurende de 18e Dynastie van Egypte (van 1530-1300 v.Chr.) werden eerst Hoerritische en later Hittitische prinsessen als bijvrouwen voor de farao naar Egypte gestuurd.

De lichte strijdwagens, die na 1800 v.Chr. algemeen werden, konden deze Hoerrieten goed besturen, en ze gebruikten een composiet boog (uit hoorn gecombineerd met hout in meerdere lagen) waartegen het invoeren van bronzen beschermplaten voor man en paard nodig werd. De Hoerrieten die tot dan in Syrië bekend waren doken nu ook op in Palestina, wat herkenbaar is aan sporen van hun typische taal met Kaukasische affiniteiten, zoals blijkt uit een Egyptisch archief en uit Palestijnse kleitabletten.

Mitanni groeide geleidelijk vanuit het dal van de Khabur en werd tussen ca. 1450 en 1350 v.Chr. het machtigste koninkrijk van het Nabije Oosten. Koning Barattarna van Mitanni breidde het koninkrijk uit naar het westen, naar Halab (Aleppo), en maakte Idrimi van Alalakh zijn vazal. De staat van Kizzuwatna in het westen verlegde haar loyaliteit naar Mitanni, en tegen het midden van de 15e eeuw v.Chr. waren Arrapha en Assyrië in het oosten vazalstaten geworden. De natie werd steeds sterker tijdens het bewind van Shaushtatar, maar de Hoerrieten waren erop bedacht om de Hittieten in het Anatolische hoogland te houden. Kizzuwatna in het westen en Ishuwa in het noorden waren belangrijke bondgenoten tegen de vijandige Hittieten.

Na een paar schermutselingen met de Farao's over de heerschappij over Syrië, zocht Mitanni vrede met Egypte en een alliantie werd gevormd. Gedurende de 18e Dynastie van Egypte (van 1530-1300 v.Chr.) werden Hoerritische (en Hittitische) prinsessen als bijvrouwen voor de farao naar Egypte gestuurd. Tijdens het bewind van Shuttarna in de vroege 14 eeuw was de relatie zeer vriendelijk, en hij zond zijn dochter Kile-Hepa naar Egypte om uitgehuwelijkt te worden aan Farao Amenhotep III (1382-1344). Mitanni was nu op het hoogtepunt van haar macht.

Het belangrijkste festival in Mitanni was de viering van de zonnewende (vishuva), wat gebruikelijk was in veel culturen uit de oudheid. 


De machtigste mannen van de Mitanni waren de maryannu, machtige strijders die met hun strijdwagens tegen de vijand ten strijde trokken. Zij hielden zich voornamelijk bezig met het fokken van paarden op hun uitgestrekte landgoederen, die zij van de koning in leen hadden gekregen. Behalve paarden fokten zij ook schapen voor de wol die werd gebruikt voor het maken van stoffen om daarmee handel te drijven. Het woord maryannu lijkt op een term uit het Sanskriet, maar is meer waarschijnlijk Hoerritisch. Het woord is verwant met een woord uit Urartu.

Van de Mitanni zijn verschillende resten van nederzettingen gevonden in Noord-Mesopotamië. 

In districtshoofdsteden zijn grote paleiscomplexen blootgelegd met frescoschilderingen en ook werden er kleine tempels gevonden. De doden werden werden buiten de steden begraven. De kleine gebruiksvoorwerpen en zegels tonen Babylonische en Assyrische invloeden, met name in de naturalistische weergaven van de figuren. Het aardewerk werd voorzien van witte decoraties op een donkere ondergrond.

Over dit rijk heersten vanaf omstreeks 1500 de koningen:  

Kirta (ca. 1499 - ca. 1490)

Suttarna l (ca. 1490 - 1470)

Suttarna l, de zoon van Kirta, sloot met Amenhoteb l (1514-1493) of Thutmose l (1493-1481) van Egypte een verbond en samen dreven zij de Hittieten geleidelijk terug tot in hun Anatolische vaderland. 

Barattarna (1470 - ca. 1450)

Parshatatar (ca. 1450 - 1440) Deze kan identiek zijn aan Barattarna 

Shaushshatar (1440 -  ca. 1410)

Onder Shaushshatar (1440 - 1410), de zoon van Parshatatar, heersten de Mitanni over de steden Alalakh in Noord-Syrië en Nuzi, Kurrukhanni en Arrappkha in Mesopotamië. De noordelijk grens met het rijk van de Hittieten was nooit geheel vast. Tijdens Shashshattras bewind raakten de Mitanni in strijd met Thutmose lll (1458 - 1427 v. Chr.) om de heerschappij over Syrië en zou ook het Assyrische paleis in Ashur hebben geplunderd. De Egyptenaren drongen diep door in het gebied der Mitanni. Thutmose's opvolger Amenhotep ll (1427-1392) zette de strijd tegen de Mitanni voort, maar sloot uiteindelijk met de Mitanni een vredesverdrag. 

  Artatama (ca. 1410 - ca. 1400)

Tijdens het bewind van Thutmose lV (1419 - 1386) onderhielden de Egyptenaren een meer vriendelijke relatie met de Mitanni. De dochter van Artatama (1410 - 1400) was met Thutmose lV getrouwd. 

Shuttarna ll (ca. 1400 - 1385)

De dochters van Shuttarna ll (1400 - 1385), Gilukhipa en de dochter van Tushratta (ca. 1380 - ca. 1350) (Tadukhipa) werden uitgehuwelijkt aan Amenhoptep lll (1382 - 1344).

Na de dood van Shuttarna ll (1385) brak in de Mitannische hoofdstad Washshukkani een machtsstrijd uit. Mitanni werd vervolgens geteisterd door de gevechten die uitbraken tussen verschillende troonpretendenten, die door ofwel door de Hitietten dan wel door de Assyriërs gesteund werden. 

Uiteindelijk besteeg Tushratta, een zoon van Shuttarna, de troon. Mitanni was echter aanzienlijk verzwakt en de Hittieten naderden hun grenzen. Tegelijkertijd werd de diplomatieke relatie met Egypte minder, en de Assyriërs wierpen het Mitannische juk af. 

Tushratta (ca. 1380 - ca. 1340) was de laatste onafhankelijke koning van Mitanni. verzwakt door interne machtsstrijd en het uitblijven van militaire steun van Egypte tijdens het bewind van Akhnaten wist de Assyrische koning Assur-Uballit (Ashur Uballit) l (ca. 1379-1341 v. Chr.) zich los te maken van Mitanni. 

 

Het Hittieten infanterie leger onder Supiluliuma keert terug naar Hattusas na de verovering van Mitanni. Twee gebonden Mitanni gevangenen lopen achter de Hittitische heerser. 

 

Nadat in ca. 1344 v. Chr. de Hittietenkoning Suppiluliuma l de troon had bestegen viel hij de Mitannische vazalstaten in noord Syrië binnen en verving hun door loyale zetbazen. Daarna verwoestten de Hittieten de hoofdstad Washshukkani. De resten van deze stad zijn nog steeds niet gevonden.  Tijdens de chaos die daarna in het rijk ontstond werd Tushratta vermoord. 

Shuttarna lll

Zijn opvolger Shuttarna lll, de zoon van de usurpator van de troon van Tushratta, Artatama ll, verbrak het verbond met de Egyptenaren en sloot een verdrag met Assyrië. Suppiluliuma verhinderde deze voor hem nieuwe bedreiging door hem te verslaan met zijn leger en zette Shattiwaza, de zoon van Tushratta, als vazalkoning van Mitanni of Hanigalbat, zoals de Hittieten het rijk noemden op de troon.

  Shattiwaza of Mattivaza (ca. 1350 - ca. 1320)

Mitanni was  nu een vazalstaat van de Hittieten onder de naam Hanigalbat. Kort daarna werd dit rijk veroverd door de Assyrische koningen Adad-nirari l (1310-1281) en Shalmaneser l (1280-1268). Het gebied ten oosten van de Euphraat werd een Assyrische provincie.

Sattuara l (ca. 1320 - ca. 1300)

Vasashatta (ca. 1300 - ca. 1280)

Sattuara ll (ca. 1280 - 1270), zoon of neef van Vasashatta of mogelijk identiek aan Sattuara l

Na de slag bij Kadesh (1274 v. Chr.) en de terugval van het Hittitische rijk nam Assyrië de macht over in Mitanni, waarna het gebied binnen een paar eeuwen volledig Aramees werd, en de Hoerritische taal en cultuur verdrongen werd door de Assyrische.

Het is heel goed mogelijk dat veel Mittaniërs tijdens de Hittitische en Assyrische overheersing hun toevlucht hebben gezocht in het Oost-Anatolische berggebied en daar opdoken als de Uruartri of Nairi. De oudste vermelding van dit volk dateert uit ca. 1260 voor C. door de Assyriërs (ten tijde van Shalmaneser l)

Laatst bijgewerkt: 13-05-06

colofon