2076

Hittieten (1430 - 1344 v. Chr.)

Hittieten (1600 - 1400 v. Chr.)  

Boven: Anatolische rijken

Arzawa was rond 1350 v.Chr. gedurende korte tijd uitgegroeid tot een van de machtigste landen van de regio. Deze periode van bloei valt samen met de tijdelijke, maar waarschijnlijk ernstige verzwakking van het naburige Hettitische Rijk. Over Arzawa heerste ca. 1400 koning Kubantakurunta en ca. 1370 koning Tahunta-Radu.  De belangrijkste indicatie voor de macht van Arzawa is de diplomatieke correspondentie van farao Amenhotep III met Tarhunta-Radu van Arzawa, aangetroffen in het Tell Amarna archief. Arzawa werd veroverd door Tudhaliya l.

Assuwa was een confederatie van 22 stadsstaten in West-Anatolië, waaronder Luqqa (Lycia), Warsiya, Taruisa (Troje), Wilusiya (Wilusa) en Karkija (Caria), die was gevormd om zich teweer te kunnen stellen tegen de Hittieten. Deze stadsstaten zijn nog niet exact gelokaliseerd. De federatie werd ca. 1250 v. Chr. verslagen door de Hittieten onder Tudhaliya I

Seha

Tudhaliya l (soms aangeduid met I/II) (1430 -?)

De nummering van de Hittitische koningen met de naam Tudhaliya is enigszins problematisch. Er was een Hattische mythische figuur met de naam Tudhaliya die zou hebben geregeerd aan het eind van de 18e eeuw v. Chr., waarvan onbekend is of deze wel koning geweest is. Andere reconstructies plaatsen een Tudhaliya direct na Muwattalli I, maar voor de Tudhaliya zoals hier besproken.

Sommige historici noemen Tudhaliya I de eerste koning van het Nieuwe Koninkrijk. Anderen geven deze eer aan Suppiluliuma I. Tudhaliya was mogelijk de kleinzoon van koning Huzziya II uit het Midden Koninkrijk. Tevens is het mogelijk dat hij de directe opvolger is van Muwatalli I, de laatste koning van het Middenrijk nadat hij deze ten val gebracht had. De exacte volgorde van successie aan het begin van het Nieuwe Koninkrijk is echter onduidelijk, door de moeilijkheid bij het plaatsen van Hattusili II. De heerschappij van Tudhaliya I omvat tevens een periode van co-regentie met Arnuwanda I, zijn schoonzoon en adoptief zoon.

Tudhaliya l voerde een wijziging door in het staatsbestel, maar de belangrijkste gebeurtenis tijdens zij regering was zijn verovering van het land van Arzawa. Ook veroverde hij het centrale gebied van het vroegere Halpa (Aleppo) op de Hoerrieten. De veroverde gebieden werden Hittitische vazalstaten. 

Vanaf het jaar dat Tudhaliya I aan de macht kwam (rond 1430 v.Chr.) waren de Kaskiërs een volk dat leefde tussen het Hittitische kerngebied en de Zwarte Zee, doorgedrongen tot de ruïnes van de heilige stad Nerik. Tudhaliya's derde campagne was tegen de Kaskas. 

De Hittitische macht in die gebieden was echter van korte duur: Wat er precies na Tudhaliya I/II is gebeurd is zeer onduidelijk, maar vast staat wel dat de door hem veroverde gebieden snel weer verloren gingen en dat het vaderland zelf nog verder slonk ten bate van de Hoerrieten.

Arnuwanda I

De opvolger van Tudhaliya l. Arnuwanda,I bad tot de goden dat Nerik weer aan het rijk toegevoegd zou worden; hij sprak ook van Kammama en Zalpuwa als steden die volgens hem aan de Hittieten toebehoorden, maar die nu veroverd waren door de Kaskiërs. Arnuwanda probeerde de relatie te verbeteren door de Kaskiërs tribuut te betalen.

Hattusili ll

Zijn bestaan staat ter discussie. In het verdrag tussen Muwatalli II en Talmi-Šarruma van Aleppo wordt gerefereerd aan een heerser genaamd Hattusili, maar deskundigen zijn het oneens of dit een verwijzing naar een andere, onbekende, Hittitische koning betreft, of zelfs naar Hattusili I (ca. 1650 - 1620 v. C

Tudhaliya III (1360 - 1344 v. Chr.)

In deze hachelijke situatie kwam in 1360 v. Chr. Tudhaliya III aan de macht. De Hoerrieten vormden, tegen alle verwachtingen in, echter niet het grootste probleem voor hem. In het jaar van zijn aantreden werden er vanuit alle verschillende grensgebieden invallen gedaan in het Hittitische rijk. De tabletten maken gewag van een massale aanval van alle kanten in een groot samenwerkingsverband van verschillende staten. Dit is hoogst onwaarschijnlijk. Vermoedelijk hebben de Kaskiërs (Kaska, Gasga) in een korte periode meerdere grote invallen gedaan, waardoor het Hittitische leger naar het noorden trok om daar strijd te leveren. 

De onlangs tot vazalstaat gemaakte rijken in Arzawa maakten van deze situatie gebruik en doorkruisten nagenoeg het hele Hittitische rijk van west naar oost  Het Hettitische leger bleek wonderbaarlijk genoeg niet bestand tegen de Kaska en deze drongen door tot ver naar het zuiden en verwoestten de hoofdstad Hattusa(!): het grootste dieptepunt uit de Hittitische geschiedenis. Tudhaliya wist met zijn familie naar het zuiden te vluchten en deed van daaruit een tegenaanval met wat er van het leger over was. Vanaf dit moment was één van zijn belangrijkste ondercommandanten Suppiluliuma, die hem later als koning zou opvolgen. Hierdoor is het niet duidelijk welke oorlogsdaden (van deze tegenaanval) aan Tudhaliya dan wel aan Suppiluliuma toegeschreven moeten worden. Feit is dat de Hittieten de tegenaanval zeer succesvol uit hebben gevoerd en binnen enkele jaren was het rijk weer net zo groot als na de veroveringen van Tudhaliya I/II, hetzij minder stabiel.

Tudhaliya III en Suppiluliuma verplaatsten het hof naar Samuha (een nog niet ontdekte Hittitische satd en vielen vandaar de confederatie van de koninkrijken Hayasa-Azzi ten oosten van het Hittietenrijk en ten zuiden van de Zwarte Zee binnen. De Kaskiërs (Kaskas) probeerden tussenbeide te komen, maar Suppiluliuma versloeg hen. Nadat Suppiluliuma het gebied volledig gepacificeerd had, konden Tudhaliya en Suppiluliuma optrekken naar Hayasa om dit vervolgens te verslaan, ondanks verwoestende guerrilla tactieken op hun achterhoede. Als reactie verenigden beide vijanden zich toen rond charismatische leiders; Karanni stichtte iets wat moest lijken op een koninklijke hofhouding in Hayasa. Zo'n twaalf stammen van Kaskas verenigden zich vervolgens onder Piyapili, maar deze kon niet op tegen Suppiluliuma. Hierna kon het Hittitische hof zich weer vestigen in Hattusa, al bleven de Kaskiërs een bedreiging vormen. 

Op enig moment hierna (ca. 1344) moet Suppiluliuma zijn leenheer afgezet en vermoord hebben. Sommige latere priesters meldden dit aan de zoon, opvolger en biograaf van Suppiluliuma, Mursili II, als een misdadige smet op het blazoen van de gehele dynastie.

Hittieten (1344 - 1295)

laatst bijgewerkt: 25-01-11

colofon