2071 |
Anatolië (2300 - 1700 v. Chr.) |
![]() |
Tussen 2000 - 1900 v. Chr. werden de Hoerrieten, een niet-Semitisch en niet Indo-europees volk, door de vanuit het noorden oprukkende Indo-europese volkeren verdreven uit het oosten van Anatolië. (z. West-Azië (2000 - 1400 v. Chr.) |
Anatolië is een land rijk aan natuurlijke grondstoffen. Koper, goud, zilver, hout, etc., treft men aan in welhaast onuitputtelijke hoeveelheden en het is niet verwonderlijk dat deze voorraden een grote aantrekkingskracht uitoefenden op de inwoners van de in dit opzicht veel minder rijk bedeelde buurlanden. Omstreeks 1940 v.Chr. trokken Assyrische kooplieden vanuit Noord-Irak naar Anatolië en stichtten daar een uitgebreid netwerk van handelsnederzettingen. Anatolië was in die tijd verdeeld in tientallen stadstaten, elk met hun eigen heerser. Via verdragen met deze lokale vorsten verzekerden de Assyriërs zich van bescherming en gaven zij hun aan handelsactiviteiten een rechtspositie. De handelskolonies, waarvan de grotere karum en de kleinere wabartum genoemd werden, lagen aan de rand van de hoofdsteden van de Anatolische vorstendommen, strikt gescheiden van de woon- en werkkwartieren van de lokale bevolking. De belangrijkste van deze handelsnederzettingen was Karum Kanesh, het huidige Kültepe in de buurt van Kayseri in Cappadocië. Vanuit Karum Kanesh werd het uitgebreide Assyrische handelsnetwerk in Anatolië georganiseerd en bestuurd. Ofschoon Karum Kanesh, o.l.v. de tamkaru, de belangrijkste financiers van de handelsactiviteiten, een grote mate van autonomie bezat, was de kolonie op haar beurt verantwoording schuldig aan de bankiers en koning in het bijna 1000 km verder naar het zuidoosten gelegen Assur. | ![]() |
De uitgebreide opgravingen te Karum Kanesh brachten niet alleen de woonhuizen van de Assyrische handelaren aan het licht, maar ook naar schatting 11.000 à 12.000 kleitabletten die de zakelijke correspondentie van de Assyrische handelaren bevatten (contracten, schuldbekentenissen, opdrachten tot koop en verkoop, etc.). Deze documenten tonen aan dat de Assyriërs vooral geïnteresseerd waren in zilver, goud en koper, in ruil waarvoor vanuit Assyrië o.a. textiel en kleding geleverd werd, en vooral ook tin, noodzakelijk voor de productie van brons. |
![]() |
![]() |
Het verschijnen van de Assyrische kooplieden in Anatolië bracht grote veranderingen te weeg: de Anatolische vorstendommen werden betrokken in politieke en commerciële netwerken, die ver buiten de eigen grenzen reikten. Het schrift en het rolzegel werden in Anatolië geïntroduceerd en bewerkstelligden een integratie van Anatolische en Mesopotamische tradities. Ook in de metaalkunst en het aardewerk vond een dergelijke synthese plaats, die een uniek karakter aan deze karum-periode (ca. 1925-1715 v.Chr.) verleent. Nieuwe vormen van aardewerk verschijnen, waaronder de rituele plengvazen in de vorm van leeuwen, antilopen, adelaars, konijnen, varkens en zelfs slakken, die liet zien voor welke goden en heilige dieren men een speciale verering had. |
![]() |
![]() |
Rhyton in de vorm van een leeuw, Centraal-Turkije, ca. 1850 v.Chr., h. 17,7 cm |
De leeuw staat fier rechtop, de poten naast elkaar geplaatst en de bek opengesperd. Het lichaam is druk beschilderd met rode verf, begrensd door zwarte lijnen, op een geelachtig-oranje ondergrond. De geometrische patronen doen denken aan het z.g. Cappadocische aardewerk, dat rond 2000 v.Chr. in Anatolië verschijnt. Het lichaam is hol en een tuit op de rug suggereert dat deze vaas oorspronkelijk een vloeistof bevatte. |
![]() |
Als gevolg van o.a. politieke verschuivingen in Mesopotamië stortte in de 18e eeuw v.Chr. het Assyrische handelsnetwerk in. Assyrië verzwakte in snel tempo en werd overvleugeld door machtige nieuwe koninkrijken, zoals Babylon in Mesopotamië en Mari en Aleppo in Syrië. Ook in Anatolië waren voortdurend moeilijkheden tussen de diverse vorsten en hun vazallen. Rond 1800 v.Chr. werd Karum Kanesh verwoest. Opgravingen brachten sporen van een zware brand en een tot 1,5 m dikke puinlaag aan het licht. Desondanks lijkt Karum Kanesh zich spoedig te herstellen en opnieuw tot een welvarende handelsstad uit te groeien, bijna even groot als de voorafgaande. Wel neemt het aantal Assyrische teksten fors af (rond 200 stuks zijn momenteel bekend) en lijkt de rol van de Assyrische koopmanshuizen in belang af te nemen. Ook in de bestuursstructuur van de nederzetting en in de aard van de handel treden veranderingen op. Zo verdwijnen b.v. tin en sommige in eerdere tijd veel voorkomende wollen stoffen. Kanesh bleef evenwel een centrum van internationale handel, zoals blijkt uit een aantal teksten gevonden in Mari aan de Eufraat in Oost-Syrië. In deze teksten is sprake van grote handelskaravanen, die onder andere Kanesh als eindbestemming hebben. |
![]() |
Uit die tijd dateren allerlei beeldjes van brons en goud en religieuze idolen van gebakken klei, van marmer of albast.
Met name in Kültepe zijn duizenden kleitabletten gevonden, waarin de uiteenlopende handelsactiviteiten tot in het kleinste detail werden beschreven. De administratie werd gevoerd in spijkerschrift, waarbij men gebruik maakte van de taal van Assyrië.
|
![]()
Hij was de zoon van Pithana, en heerste als halflegendarische koning van de Hittieten in Kussara, een stad die tot op heden nog niet teruggevonden is. Anitta wordt door zijn nazaat Hattusili I, de eerste Hittitische koning van Hattusa, genoemd in de Anitta tekst, een der oudste van de gevonden teksten in de Hittitische taal en bovendien een der oudste bronnen voor het Indo-Europees in het algemeen. Deze tekst lijkt een weergave in spijkerschrift voor te stellen van Anitta's inscripties te Kanesh; misschien werd hij samengesteld door Hattusili I, een van de eerste Hittitische koningen van Hattusa. De tekst is een aanwijzing dat zowel Anitta als Pithana van Hattische origine waren. Het Hattisch was de taal van de oude inheemse bevolking, de Hattiërs, die in Anatolië verspreid leefde voor daar het Hittitische rijk werd gesticht en het Hittitisch er de overhand kreeg. Het Hattisch was geen Indo-Europese taal en wordt beschouwd als een isolaat, een taal waarvan met geen enkele andere taal een 'genetische' verwantschap kan worden aangetoond en die dus bij geen enkele taalfamilie kan worden ingedeeld. In de Hittitische tekst komt een lijst voor van steden die door Pithana geplunderd werden, waaronder Neša (ofwel Kanish, Kültepe), later door Anitta tot zijn hoofdstad gemaakt. In de lijst staat ook Hattusa; die Anitta vernietigde nadat hij De onaflatende onenigheid tussen de Anatolische rijkjes heeft het Assyrische handelsnetwerk uiteindelijk de genadeklap toegebracht. Rond 1750 v.Chr. had
Deze Hittitische koning zou aan het eind van de 18e eeuw v.Chr. hebben geregeerd. Het is mogelijk dat hij de overgrootvader van Hattusili I was. Moderne Bijbelwetenschappers geloven dat ofwel Tudhaliya dezelfde is als Tideal, koning der naties, die in het boek Genesis genoemd wordt als degene die samen met koning Chedorlaomer (ca. 1745 v. Chr.) van Elam streed tegen de rebellen in Kanaän (z. Abraham) Laatst bijgewerkt: 14-08-08 |