1117 |
Anatolië (ca. 3000 - ca. 2300 v. Chr.) - Troje l en ll |
![]() Oost-Anatolië (Kaukasusgebied) werd omstreeks 2500 v. Chr. bewoond door de Hoerrieten (ook wel gespeld als Hurrieten) of Horit, Horim of Hurri (ook wel Khurrieten, een niet-Semitisch en niet Indo-europees volk, dat nauw verwant was aan de Soemeriërs. Tussen 2500 - 1800 v. Chr. werden zij uit dit gebied verdreven door Indo-europese nomadenstammen, waaronder het volk dat later bekend zou worden onder de naam Hittieten, uit de Europees-Aziatische vlakten van Zuid-Rusland. ![]() Metalen voorwerpen en gietmallen die in de verschillende nederzettingen in Anatolië zijn gevonden tonen aan hoe ver de techniek van metaalbewerking in deze periode al was gevorderd. Zij tonen bovendien aan dat landbouw niet meer de enige bezigheid was, maar dat de bewoners ook tijd besteedden aan het maken van kunstvoorwerpen en aan (edel)smeedkunst. Voor het eerst werd de draaischijf gebruikt voor het vervaardigen van aardewerk. Uit de opgravingen blijkt verder dat veel nederzettingen in deze tijd zwaar versterkt waren geweest. |
![]() |
Uit de periode ± 3000 - ± 2600 v. Chr. dateren de lagen (a-j) van Troje l Het gaat om een burcht, omgeven met een wal en een muur. De ringmuur om de nederzetting heen bestond uit een meervoudig versterkte gordel. De ongeveer 15 meter brede zuidpoort - die als hoofdingang fungeerde - is bekend als de oudste poortconstructie. Deze voerde naar een 1.97 brede en 8 m lange nauwe doorgangsweg, die door twee torens was geflankeerd. De ingang werd wegens de natuurlijke helling als een soort oprit aangelegd. Binnen de muur bevonden zich de resten van een gebouw in de megaron-stijl (mega betekent in het Grieks "groot", "groot huis") - het oudste in Klein-Azië. Het bestond uit een grote, langgerekte, smalle ruimte met een vuurplaats in het midden en een open voorportaal. Een ander cultureel centrum op Anatolië- was Alaca Höyük. Opgravingen in de koningsgraven hebben er rijke bijzettingen blootgelegd. |
![]() |
Troje ll (± 2600 - ± 2300 v. Chr.)
Bovenop de lagen van Troje l werd een nieuwe, kleine ommuurde nederzetting gebouwd met een doorsnede van ± 100 meter. Er kunnen 8 bouwlagen worden onderscheiden. De vondsten die in deze lagen werden aangetroffen - vooral het aardewerk - tonen aan dat er handels- en culturele betrekkingen waren met het zuidwesten van Anatolië, met Mesopotamië en Noord-Syrië. Het aardewerk was vervaardigd met behulp van een pottenbakkersdraaischijf. Heinrich Schliemann kon uit deze laag negen "schatten" bergen. Laag llg, de zgn. "verbrande stad" hield hij abusievelijk voor het Troje van Homerus en noemde de schatten "de schat van Priamus".
laatst bijgewerkt: 03-01-03 |