1361

Amorieten (ca. 2400 - ca. 2000 v. Chr.)

Soemerië (2400 - 2200) Kanaän (3500 - 2000 v. Chr.)



De Amorieten waren oorspronkelijk Semitische nomadenstammen. Hun naam is afgeleid van het Akkadische woord Amurru = westen. Daarmee duidde men in de oudheid het uitgestrekte dorre gebied aan tussen Mesopotamië en de groene heuvels van Kanaän, waarin nu de Arabische en Syrische woestijn liggen. Dit was het gebied waar de Amorieten oorspronkelijk vandaan kwamen. Andere aan hen verwante stammen waren de Arameeërs, Moabieten en Edomieten

Vanaf 2400 v. Chr. zwermden de Amorieten uit (Amoritische volksverhuizing) en er ontstonden verschillende stammen, elk met een eigen dialect. Zij trokken als trekvogels van het ene vruchtbare gebied naar het andere. Waar het gras groen was, het weer te verdragen en voedsel gemakkelijk was te verkrijgen bleven zij hangen. Uiteindelijk gingen de zwervende nomaden er echter toe over zich een seizoen lang met landbouw bezig te houden. Als er een overvloedig jaar was, bleef een aantal van hen hangen in plaats van verder te trekken en bouwden een nederzetting waar zij permanent bleven wonen. In de loop der tijd ontwikkelden zij verschillende eigen kenmerken. 

Omstreeks 2300 v. Chr. probeerden enkele Amoritische stammen zich ter vestigen in het land van de twee rivieren. Zij vormden voor de Akkadische koning Naram Sin (2254 - 2218 v. Chr.) een grote bedreiging. In tijden van verschrikkelijke droogte trokken ze naar de bebouwde gebieden van het wereldrijk op zoek naar weiden voor hun kudden. Dit leidde natuurlijk tot conflicten. Waarschijnlijk vanuit het gebied van de Syrische woestijn (Amurru) en Noord-Arabië pleegden de Amorieten aan het eind van de 21e eeuw voor Chr. een invasie in het rijk van koning Ibi-Sin (Ibbinsin) (2029-2004) van Ur (2028 - 2004).

Babylonië (2110 - 2000 v. Chr.)

laatst bijgewerkt: 18-09-02

colofon