4241 |
De Friezen (500 - 600) |
![]() |
Omstreeks 500 was Friesland een land van terpen en wadden, van kreken en plassen en van rivieren en zeestromen. Midden in het vlakke Friese land lag de Middelzee en waar nu het IJsselmeer is, stroomde toen de Vlie uit in de Noordzee. Dit gebied werd sinds het eind van de tweede eeuw na Chr. bewoond door de Eutische Saksen, die de naam Friezen hadden overgenomen van de oorspronkelijke bevolking: de Frisii en de Frisiaevones.(![]() |
![]() |
![]() |
Het schematische kaartje links geeft een indruk hoe ons land er ongeveer bij lag in de 8e eeuw. Waarschijnlijk pas na de elfde eeuw is dit kaartbeeld ingrijpend veranderd, door het ontstaan van een doorbraak tussen Noordzee en Zuiderzee, waardoor Friesland en Holland van elkaar werden gescheiden.
Op de kaart zijn o.a. de volgende plaatsen aangegeven: 1. Dockinga (Dokkum), 2. Groninga (Groningen), 3. Stauria (Stavoren), 4. Urck, 5. Alcmaria (Alkmaar), 6. Haarlhem 7. Litte (Leiden ?), 8. Bracola, 9. Trajectum Vetus (Utrecht), 10. Daventria (Deventer) Het landschap moet gedeeltelijk hebben bestaan uit moeilijk toegankelijke moerassige veenbossen. Het grote meer tussen het veengebied en de hoger gronden (Flevo) moet al heel lang voor het begin van onze jaartelling zijn ontstaan. Romeinse schrijvers maken er melding van als Flevo of Flevum en in vroeg-middeleeuwse kronieken komen de namen Almari en Almeri voor. De naam Zuiderzee is waarschijnlijk pas gangbaar geworden na het ontstaan van de doorbraak uit het Marsdiep. bron: Noordwest Nederland in de vroege Middeleeuwen |
Oostelijk van de Fli vermeldt de kaart Vistraga (Westreacha) en Astraga (Ostreacha), waarin de Friese landsdelen Westergo en Oostergo te herkennen zijn. Bekende plaatsen in Westergo zijn Harlingen, Franeker en het beroemde terpdorp Wynaldum. In het jaar 900 telde Friesland volgens voorzichtige schattingen zo'n 30.000 inwoners, waarvan het grootste deel in de kleistreken woonde. Met gemiddeld 20 inwoners per vierkante kilometer was Westergo in die tijd een behoorlijk dichtbevolkt gebied. Ook nu nog vind je er een groot aantal dorpen. In Wijnaldum zijn in de terp Tsjitsma verschillende kostbare gouden mantelspelden (fibula) gevonden. Ten oosten van de Middelzee lag Oostergo. Van oorsprong was dit één groot gebied waarbinnen geen afzonderlijke dijken lagen. Plaatsen in Oostergo zijn Wyns (vroeger het bestuurlijke centrum van Oostergo) Ljouwert (Leeuwarden) en Dockinga (Dokkum), toen kleine nederzettingen gebouwd op terpen zoals er meer in de omgeving waren. Na Stavoren is Dokkum namelijk de oudste van de elf steden die Fryslân rijk is.
De naam Foreste op het kaartje zou kunnen slaan op het kwartier de Wouden, dat voor het grootse deel uit hoge venen, bossen en zandgronden bestond. De naam Zevenwouden (Fries: Sânwâlden) wordt voor het eerst vermeld in een oorkonde uit 1446 en is ontstaan als een verbond van tien grietenijen van Westergo en vier van Oostergo. (bronnen: Wikipedia: Zevenwouden en Tresoar: Zevenwouden) De oudste geschiedenis van de op het kaartje genoemde nederzettingen. 1. Over de oorsprong van de naam Dockinga (Doccinga, Dokkum) zijn verschillende verklaringen in omloop. Sommigen denken aan een combinatie en samentrekking van de Friese mansnaam 'Docko' die hier een erf of 'heim/hiem' zou hebben bezeten. Anderen associëren Dokkum met 'Tockingen', dat is een 'nederzetting aan een tocht of stroom'. Dokkum geniet internationale bekendheid omdat in 754 Bonifatius in de omgeving van Dokkum zou zijn vermoord. Sommigen zetten vraagtekens bij dee gebeurtenis. (zie de beaspreking op de website: “Willibrord en Bonifatius, waren ze ooit in Nederland?”. De oudste levensbeschrijving van Bonifatius, zes jaar na de moord, noemt geen plaats. Door de moord op Bonifatius werd Dokkum een waar bedevaartsoord. Vele christenen kwamen naar Dokkum voor de Bonifatiusbron en bijbehorend klooster en gedachteniskerk.Na enkele jaren werd de plaats bekend als Dockynchiria, dat in het hedendaags Nederlands Dokkenkerk betekent. Via het Bornediep (Burdipe) tussen Wistrachia (Terschelling) en Austrachia (Ameland) drong de zee diep het Friese land binnen als de Borneda Sinus, de Middelzee tussen Bolsward en Leeuwarden, die na dichtslibben in de 13de en 14de eeuw door inpoldering is verdwenen. Vanuit het oosten vloeide naar deze Middelzee een rivier toe, Fluvius Born seu Bordena, waarvan een Merovingische kroniek van Fredegarius beschrijft hoe een omvangrijk leger van Karel Martel daar in 734 de Friezen onder hertog Bubo verslaat en onderwerpt. De gehele westelijke kuststrook, van Vlie tot Zwin, werd eveneens bewoond door Friezen. De westelijk van Waterlandia gelegen kuststrook Khinemaria zou het stamland worden van het latere graafschap Kennemerland. De doorbraak van de zee tussen Vistraga en Texela heeft de West-Friezen afgesneden van het Friese stamland, waardoor Westfriesland een natuurlijke eenheid ging vormen met Holland. Op de Zuiderzee ontwikkelde zich omvangrijke scheepvaart die kon uitvaren naar de Oostzee en later van de Westfriese handelssteden tot in Oost-Azie. bron: Noordwest Nederland in de vroege Middeleeuwen 2. Groninga z. Groningen 3. Stauria (Stavoren) wordt wel de oudste stad van Fryslân genoemd. Al in de 5de eeuw na Christus wordt Stavoren in de kronieken aangehaald. De nederzetting was ontstaan langs een waterloop. Toen in de 9e eeuw Odulphus (775-855), door bisschop Frederikus naar Fryslân werd gezonden om er het christendom te prediken onder de Friezen, stichtte deze er in 838 een klooster voor twaalf monniken (St. Odulphusklooster), dat heel het huidige gebied van Friesland, Groningen, Drente en de kop van Overijssel als werkgebied had en nu net even buiten Stavoren in het IJsselmeer verzonken is. Ook de eerste koningen van Friesland zouden hier in die tijd regelmatig te vinden zijn. Volgens de overlevering ligt de eerste koning van Friesland (Aldgisl) begraven aan de westkant van de oude buitenhaven van Stavoren (op de grens van land en water onder het eeuwigdurende licht). Deze mogelijke plek en herdenkingsplaats is te vinden vlak onder de vuurtoren. 4. Urck (Urk) De oudst bekende vermelding van de naam 'Urk' is de schenkingsakte uit 966 van keizer Otto I aan het Sint-Pantaleonsklooster te Keulen. Urk wordt in deze oorkonde vermeld als "een eiland in het Almare" en behorende tot de gouw Salland. Het eiland was ongeveer 80 hectare groot en bestond uit een hoge keileembult, de berg en een weiland. Op de "berg" stonden de woningen, de kerken, de vuurtoren en andere gebouwen. Het laaggelegen weiland overstroomde voor de inpoldering regelmatig. 5. De naam Alcmaria (Alkmaar) wordt voor het eerst vermeld in een 10e eeuwse aantekening, waarin sprake is van een schenking van twee hoeven land door graaf Dirk I aan de pas opgerichte abdij van Egmond. Omstreeks 690 predikte in dit gebied de door hofmeier Pippijn ll van Herstal, aangestelde prediker 6. Haarlhem (Haarlem) werd omstreeks de 10e eeuw gesticht op een strandwal aan het Spaarne, dicht bij het Haarlemmer- en het Wijkermeer. Haarlem komt voor het eerst voor op een lijst van eigendommen van de Utrechtse St-Maartenskerk in de jaren 918 tot 938. De naam Haarlhem of Haralem of Haarlo-heim is afgeleid van het woord 'haar' (zandige hoogte). heim betekent dorp. De naam Haarlhem betekent dus hooggelegen dorp. z. verder: Haarlem 7. De naam Litte ben ik nergens tegengekomen. Misschien dat hier Leiden wordt bedoeld. Leiden ontstond op het Waardeiland bij de samenvloeiing van de Oude en de Nieuwe Rijn. In de oudste vermelding daarvan, omstreeks 860, werd het toenmalige dorp Leithon genoemd. In de op deze heuvel gelegen burcht zetelde aanvankelijk een leenman van de bisschop van Utrecht, maar de Burcht van Leiden kwam omstreeks 1100 in handen van graaf Floris l (1049 - 1061) van Holland. z. verder: Leiden 8. Met Bracola wordt op het kaartje waarschijnlijk de nederzetting Breukelen (Broclede) bedoeld; De naam is samengesteld uit “broek” (=struikmoeras) en “lede” (=waterloop). Waarschijnlijk was het gebied voor de jaartelling reeds bewoond. Breukelen wordt in de 7e eeuw voor het eerst in geschriften genoemd, en heette toen Attingahem, wat verwees naar Atto, een leenheer van de toenmalige Friese koning. Bonifatius zou hier rond 720 een houten kerkje genaamd Sint Pieter, hebben gesticht. Bracola is ook de naam van een verdwenen buurtschap nabij de oude binnenstad van Wageningen. Die naam wordt voor het eerst in 838 vermeld in een oorkonde. 9. Trajectum Vetus (Utrecht) werd in 47 n. Chr. gesticht door de Romeinen als legerplaats (castellum) ter verdediging van de Rijngrens. Trecht dankt haar naam aan het feit dat er bij de plaats Trecht een doorwaadbare plaats in de rivier was. Deze oversteek plaats – misschien was er wel een brug -, in het Latijn ‘trajectum’ en in de volkstaal Trecht. Na de oorlogsexpeditie van de Frankische koning 10. Daventria (Deventer) Op de plek waar Deventer nu ligt, op een doorwaadbare plaats in de rivier de IJssel, woonden al mensen vanaf de 8e eeuw. De IJssel speelde een belangrijke rol voor jagers, vissers, boeren en veehouders, die zich vestigden op de oever. Waarschijnlijk is de stad gesticht door de later heilig verklaarde Angelsaksische missionaris Lebuinus (Liafwin), die in 768 de IJssel overstak, en een houten kerkje bouwde op de plek waar nu de naar hem genoemde Grote of Lebuďnuskerk staat. Het is zelfs mogelijk dat Deventer zijn naam dankt aan het stadje Daventry in Engeland, waar St. Lebuďnus vandaan zou zijn gekomen, of naar een met hem meegereisde bevriende monnik met de naam Davo. z. verder: Daventria (Deventer) Zoals je mag verwachten van lieden die zeer regelmatig 's morgens op een eiland wakker werden, wisten de Friezen uitstekend met schepen om te gaan. Op het Wad ontstond een kenmerkend scheepstype, waarvan de punter als oervorm nog wordt gebouwd en waaruit de kogge en de schokker zouden evolueren. Friese schippers voeren al heel vroeg over de Noordzee naar Engeland, Scandinavië en vermoedelijk ook Frankrijk. Friezen woonden toen van het Vlaamse Zwin tot op het Deense Wad, voorbij Sylt. Op de terpen in dit gebied woonden de boeren temidden van de lage wei- en hooilanden. (lees verder: De Friezen: een volk van veeboeren en handelaren) In de eerste helft van de 6e eeuw vinden er nog invasies plaats van Angelsaksen, verder wordt melding gemakt van plunderingen door Saksen en Angelen in Oostergo tussen 565 en 575 en niet nader aangeduide overstromingen die het land in die tijd zouden hebben geteisterd. Na Onder Friesland werd het hele gebied verstaan dat ten westen van Nijmegen lag tot aan de Lauwers. In het noorden grensde Friese Zeerijk of "Groot-Friesland" aan Denemarken (Helgoland) en het land van de Saksen. De grens liep ongeveer van het Zwin, langs de Schelde, de Maas op tot Heerewaarden langs de Waal, de IJssel, ergens door Overijssel, langs de Drentse heide, het Boertanger moeras en de Wezer. Precies weten we het echter niet. We weten niet door welke leiders (koningen) deze "Friezen" werd geregeerd. Wel dat zij in de loop van de 6e eeuw hun machtsgebied uitbreidden naar het zuiden over het Scheldegebied tot aan het Zwin en over het rivierengebied van de Rijn en de Waal, Gooi- en Amstelland. De dialecten die in al deze gebieden nu nog worden gesproken (het Noordzee-Germaans) tonen daarom ook onderling sterke verwantschap. Vijf eeuwen lang hebben sindsdien de kustlanden "Friesland" geheten. De Noordzee werd Friese Zee genoemd. Friesland werd het middelpunt van een heidense beschaving, een Noordzee cultuur, waartoe ook het Angelsaksische Engeland, het overige Friesland, het door de Franken nog niet of nauwelijks beheerste Vlaanderen en de landen aan de Duitse en Deense Noordzeekust kunnen worden gerekend. Vanaf de 5e eeuw ontstonden er in Frisia (=Friesland in de vroege middeleeuwen), koningshuizen die van regionale machtsbetekenis waren. Door de centrale ligging van Frisia in de Noordwest Europese handelsroutes en de bodemgesteldheid, konden koningen als Dat het gebied van de Friezen zich ± 600 uitstrekte tot het Zwin, weten we doordat Eligius (Eloi), ± 590-650, muntmeester van de Frankische vorsten Een deel van de Friezen zou later net als de Anglische Saksen uit het noorden van Duitsland oversteken naar Engeland. Op die manier zijn de overeenkomsten van het Fries met het Engels en de afstand tot het Duits en Nederlands te verklaren. Over het bestaan van Friese koningen in de vroege middeleeuwen, zoals |
Er zijn wel vermoedens over waar en wanneer er Friese koningen geweest zijn. In de late 6e en vroege 7e eeuw heeft de machtsbasis van de Friese koningen vermoedelijk in Westergo en Oostergo. De rijke bodemvondsten zijn een vingerwijzing voor koninklijke bewoning. In de huidige provincie Friesland zijn grote hoeveelheden gouden voorwerpen gevonden. In totaal zo’n anderhalve kilo. Tevens is er in Wijnaldum een bijzonder spectaculaire mantelspeld (fibula) gevonden, die niet onder doet voor de vondsten uit het koninklijke graf in Sutton Hoo (Suffolk). De goudvondsten zijn te dateren tussen 450 en 650. In de loop van de zesde eeuw werd de Hollandse kuststreek gekoloniseerd, waarschijnlijk door bewoners van de Friese kleigebieden. Voor het einde van de zesde eeuw speelde het Hollandse kustgebied waarschijnlijk geen “koninklijke” rol van betekenis. Het was eenvoudigweg nog te dun bevolkt. Vermoedelijk is de machtsbasis van het Friese koningschap van Aldgisl en Redbad ontstaan in het Rijnmondgebied ontstaan. In de eerste helft van de 7e eeuw zijn Dorestad en Utrecht nog Frankisch. De Delta van de Rijn, Maas en Schelde werden rond 650 veroverd op de Franken. Dit gebeurde door de voorgangers van koning Aldgisl. |
![]() |
De politieke machtsbasis van de Friese koningen is dus ontstaan in het Friese terpengebied, en vervolgens verschoven via de mond van de Oude Rijn, naar het centrale rivierengebied van Nederland. Waarschijnlijk is pas in de loop van de zevende eeuw een verenigd Fries koninkrijk ontstaan. Dat koninkrijk strekte van de Schelde tot aan de Weser. De locatie van de Friese koningsgebieden |
laatst bijgewerkt: 12-10-07 |