4030

Lebuinus (... - 773)

De Lage Landen (734 - 768)

Lebuinus was een Angelsaksische monnik die in 768 in het toen vijandige Saksische gebied over de IJssel een houten kerkje liet bouwen bij de kleine nederzetting handelsnederzetting Deventer.

Van geen van de oude geloofsverkondigers in de Lage Landen is een betrouwbare afbeelding bewaard gebleven. Toch is een traditie ontstaan om hen op een bepaalde kenmerkende wijze weer te geven. Zij zijn, zoals veel andere heiligen, veelal herkenbaar aan bepaalde attributen, aan uiterlijke kenmerken of aan hun houding. Bij Lebuinus vormt daarbij het verhaal over zijn optreden bij Marklo het uitgangspunt.

Rechts: Lebuinus, zoals hij is afgebeeld op een gewelf achter het orgel

Over Lebuinus zelf weten we weinig. Zijn naam luidde eigenlijk Liafwin, maar de kerk paste die naam aan aan haar taal: het Latijn. Liafwin betekent: lieve vriend. Liafwin was een Angelsaks. Hij meldde zich omstreeks 768 bij het Utrechtse bisdom om missiewerk te verrichten. Hem werd een arbeidsveld aangewezen aan de IJssel, ter hoogte van de grens tussen het onder Frankische bestuur staande bisdom Utrecht en het nog niet gekerstende gebied van de Saksers. Hij preekte er en bouwde kerkjes te Wilp en later te Deventer, een pas gestichte handelsnederzetting die tegenover Wilp strategisch aan de rivier was gelegen. Zijn activiteiten riepen uiteenlopende reacties op: vijandige, die de verwoesting van zijn Deventer kerkje bewerkstelligden, vriendschappelijke, die de herbouw mogelijk maakten. De missionaris kon Deventer beschouwen als uitvalsbasis om het Saksische land te bewerken. Daarvoor moest hij zich manifesteren in het centrum van het territorium. Dat centrum was de centrale cultus- en vergaderplaats bij Marklo, waar de rivier de Wezer het Wezergebergte doorsnijdt, de Porta Westfalica genaamd.

Een oude levensbeschrijving verhaalt op kleurrijke wijze een spannende scène. Ondanks waarschuwingen van bevriende zijde ging Lebuinus naar de vergadering van de Saksers en nam plaats op een verhoging:"Hij had een vriendelijk Engels gezicht, was gekleed als een diaken en droeg een gouden kruis in zijn hand. Met een handgebaar trok hij de aandacht en begon te spreken. Sommigen wilden hem ombrengen, maar Bato, een prominente man zei: 'Noormannen, slaven en Friezen hebben wij hier in vrede ontvangen en nadat zij het woord hadden gevoerd hebben wij ze met giften huiswaarts laten gaan. Maar nu hebben wij een bode van de Allerhoogste in ons midden, die ons een boodschap heeft gebracht over het leven en de eeuwige zaligheid. Bijna hadden we de hand aan hem geslagen. Maar Hij die hem gezonden heeft, heeft ons Zijn macht laten zien en hem ongedeerd gelaten'. Na deze terechtwijzing bonden de Saksen in en besloten hem niet meer te hinderen".

Omstreeks 773 overleed Lebuinus in Deventer, waar hij in het door hem gebouwde en herbouwde kerkje werd begraven. Het werd het begin van een cultus waarin Liafwin verering geniet als patroon van de kerk en van de stad. Zijn gebeente kreeg een ereplaats op het hoogkoor van de opvolger van zijn kerkje, in fraaie kasten, opgesierd met de feiten en vrome verdichtsels over zijn leven. Dit betekende ook de kerkelijke erkenning als heilige: van een formeel proces tot zalig- en heiligverklaring was nog geen sprake. Zijn uitstraling in het aardse tranendal kreeg luister door de bouw van een grote Romaanse basiliek waaraan een college van kanunniken (kapittel) was verbonden (midden elfde eeuw). 

Gemaakt 01-02-04

colofon