2681 |
Saksen en "Friezen" in de Lage Landen (200 - 400) |
![]() |
![]() |
In de derde eeuw n.C. raakten de Fries-Groningse kleigebieden bijna geheel ontvolkt. Het schijnt dat de oorspronkelijke Friezen (Frisii), waarschijnlijk door wateroverlast, hun geboortegrond verlieten en naar Kent in Engeland emigreerden. Alle oude dorpsnamen zijn verdwenen. Over wat er gebeurd is kunnen we alleen gissen. Is het land door de zee overspoeld geweest, hebben de toenmalige bewoners de terpen tijdelijk verlaten, heeft een vreemd volk (Saksen) bezit genomen van het land of heeft men eenvoudig alle oude namen allengs door nieuwe vervangen? In de vierde eeuw was er pas opnieuw sprake van bewoning in Frisia. Ditmaal waren het Angelen, Saksen en Juten. Deze groep nam de overgebleven Friezen in zich op en ging zich opnieuw Friezen noemen. |
Er vond een nagenoeg gehele ontvolking plaats van de Friezen in Noord Holland en het Friese kleigebied. De Friese aardewerk stijl verdwijnt en de potten gaan sterk op die van hun oosterburen (Chauken?, Saksen?) lijken. Deze ontvolking vond niet alleen in het Friese gebied plaats, ook in de Baltische- en Noord-West Europese kustgebieden trok de bevolking aan het einde van de tweede eeuw de binnenlanden in. Over de oorzaak van deze ontvolking tasten wetenschappers in het duister; voor overstromingen en zeespiegelrijzing zijn (nog) geen bewijzen gevonden. Misschien moeten we denken aan misoogsten, veepest, of betere economische perspectieven in andere streken.
Waar de Friezen naar toe verhuisden is nog niet met zekerheid te zeggen. Het is mogelijk dat ze in de derde eeuw eerst naar Vlaanderen geëmigreerd zijn, en vandaar overstaken naar Kent in Engeland. Er is namelijk Fries aardewerk (Tritzumer aardewerk) gevonden in Vlaanderen en in Kent. Een tweede mogelijkheid is dat de Friezen zijn opgegaan in het stammenverbond van de Franken. |
Zo rond 300 n.o.j. ontstaat een nieuwe stam die de naam Franken draagt. Kerst Huisman oppert dat de Friezen van de overstroomde kleigebieden naar Oost-Friesland getrokken zijn en daar samen met de Chauken de stam der Franken gevormd hebben. Ook In het Noord-Duitse terpengebied (Oost Friesland en de Noord Friese eilanden) vond een nagenoeg gehele ontvolking plaats, echter pas in de 5e eeuw.
ca. 400 Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat tussen het eind van de 4e en het begin van de 5e eeuw (volgens de taalkundige professor Elmar Seebold (München), die een taalkundig onderzoek heeft gedaan naar de herkomst van de Friezen, al in de 2e eeuw na Chr.) de Friese gebieden werden bewoond door Eutische Saksen afkomstig uit het gebied rond de monding van de Elbe en de Weser in het noorden van Duitsland of door Jutlandse Saksen afkomstig uit Jutland (Denemarken). Het noordelijke deltagebied van de Rijn dat deze Eutische Saksen binnentrokken was (nagenoeg) onbewoond gebied. Mocht het gebied nog wel door oorspronkelijke Friezen zijn bewoond, dan hebben zij de nieuwkomers blijkbaar vreedzaam ontvangen, want van gewelddadige confrontaties zijn geen sporen teruggevonden. De komst van de immigranten zorgde wel voor grote culturele veranderingen, wat blijkt uit het materiaal dat gevonden is bij de opgravingen bij Wijnaldum, Ezinge, Tjitsma, in de streek Westergo en Tritsum. In de huizenbouw is het de overstap van een houten skelet naar muren van plaggen, op economisch gebied is er een grote bloei van de ambachtelijke productie en verscheen er nieuw aardewerk en accessoires als fibulae, haarspelden etc. Daarnaast hebben deze immigranten ook hun eigen taal behouden. Alleen de naam "Friezen" hebben zij overgenomen van de oorspronkelijke bevolking (Frisii). |
![]() |
laatst bijgewerkt: 21-07-02 |