7140

Europese handels- en ontdekkingsreizen (1350 - 1800)

Klik hier voor het frame van de pagina

De landroute door Azië werd steeds gevaarlijker. Daardoor stegen de prijzen voor de oosterse goederen (met name specerijen) enorm. Toen in 1453 de stad Constantinopel in handen van de Ottomaanse Turken viel, werd de handelsweg tussen Europa en de Perzische Golf afgesneden. 
De route over Egypte en de Rode Zee was niet aantrekkelijk: de Egyptische sultans hieven een zeer hoge tol voor alle waren die door hun land werden getransporteerd. Aan de handelsreizen van de Europese kooplieden kwam nagenoeg een einde, ook door de enorm gestegen prijzen. 
Een tweede reden waarom de Europeanen ontdekkingsreizen wilden gaan ondernemen, was de behoefte aan goud en zilver. De goudmijnen in Europa waren uitgeput en de zilvermijnen in Duitsland konden niet aan de vraag voldoen. 
Er was werkelijk dringend goud nodig, want zonder een flinke voorraad munten kon er geen handel worden gedreven en dus ook geen rijkdom worden verwerven. 

Behalve de behoefte aan edele metalen en specerijen was er ook nog de wens om "heidenen" te bekeren. Dat was niet alleen om God te behagen: zowel regeringen als onderdanen geloofden oprecht dat het Europa's bestemming was de "ongelovigen" te bekeren. Dit bekeren had natuurlijk ook z'n praktische kant: bekeerde "inboorlingen" waren gehoorzamer, bekeerde stamhoofden waren meer bereid tot hulp. Tenslotte was er het motief om ten strijde te trekken tegen de Arabieren en de Turken. 

Vooral door de Portugese ridders werd de idee verbreid dat zij als Christenen de heilige plicht hadden tegen de Mohammedanen ten strijde te trekken. In Portugal en Spanje hadden de ridders na veel strijd de Moren (Arabieren) weten terug te dringen. Nu wilden deze ridders de strijd tegen de Mohammedanen aan de andere kant van de Middellandse Zee voortzetten. 

In het midden van de 14-de eeuw werden Madeira en de Azoren ontdekt. In 1402 de Kanarische eilanden. na de verovering van de Marokkaanse havenplaats Ceuta in 1415 begonnen de Portugezen in opdracht van prins Henrique ("Hendrik de Zeevaarder") de Afrikaanse westkust te omzeilen op zoek naar het rijk van Priester Johannes (Pape Jan) en goud.  
In 1445 passeerden zij Kaap Verde. Bij volgende expedities werden de rivierlopen van de Senegal en de Gambia verkend. De jacht op het Afrikaanse goud liep uit op een teleurstelling, maar de steeds profijtelijker wordende slavenhandel maakte veel goed. Portugese schepen namen ook deel aan een Deense expeditie naar Groenland en Noord-Amerika Newfoundland (1472/1473. In 1473 of 1475 passeerden Portugese schepen de Evenaar en in 1482 werd de monding van de Congo ontdekt. In 1488 voer Bartholomeus Diaz met drie schepen uit om te proberen om Afrika heen te zeilen.  Hij voer om de zuidpunt van Afrika heen, maar bereikte Indië niet. Hetzelfde jaar bereikte Covilha over land de handelsstad Calicoet aan de westkust van India en reisde daarna via de monding van Perzische Golf naar de kust van Mozambique. 
Waarschijnlijk vernam hij hier, dat de Indische Oceaan in de Atlantische Oceaan overging, zodat een zeeweg naar Indië mogelijk was. Hij slaagde erin het Ethiopische hof te bereiken, maar vond geen spoor van Priester Johannes. 

In 1492 probeerde Genuees Columbus in opdracht van Ferdinand en Isabella van Spanje Oost-Azië (Indië) te bereiken via het westen. Hierin slaagde hij niet, maar hij ontdekte wel de Bahama-eilanden, Cuba en eiland Hispaniola.

In 1497 deed Vasco da Gama een nieuwe poging om via Kaap de Goede Hoop Indië te bereiken. In 1500 ontdekten de Portugezen bij toeval Brazilië. 

In hetzelfde jaar ondernam Caboto, een net als Columbus in Genua geboren zeeman in opdracht van de Engelse koning opnieuw een reis naar het westen. Welk deel van Noord-Amerika hij ontdekte is niet zeker, want zijn kaart en dagboek zijn jammer genoeg verloren gegaan. Waarschijnlijk was hij geland in het gebied van Newfoundland en Nova Scotia. 

In 1511 maakten de Portugezen zich meester van een van de belangrijkste handelsmetropolen in Zuid-Oost-Azië: Malakka.

In1519) vond de Spaanse Magelhaes zeevaarder via het westen een doorvaart naar de Grote Oceaan en bracht de Zuid-Amerikaanse westkust tot aan Peru in kaart. In de volgende twintig jaar verkenden de Spanjaarden de verdere kustlijn van Peru tot Colombia. Tegelijkertijd veroverde Cortés het Aztekenrijk en grote delen van Midden-Amerika. In Zuid-Amerika stuitte Pizarro op een ander machtig indianenrijk, dat van de Inka's.

In 1523 vertrok Giovanni da Verrazano, een zeeman en cartograaf uit Florence in dienst van koning Frans l van Frankrijk naar het westen, altijd nog in de hoop Oost-Azië te bereiken. Dat lukte niet, maar ontdekte wel het Noord-Amerikaanse continent (bij Noord Carolina)

Vanaf 1527 probeerden de Spanjaarden vanuit Mexico de Grote Oceaan over te steken. 

Cartier, varend onder Franse vlag, voer in 1534 op zoek naar een straat de St. Laurens Baai binnen en vond de kust van Labrador, verkende de westkust van Newfoundland en ontdekte Prins Edwardeiland, Chaleur Bay en het eiland Anti-costi.

Tot dusver was de handel in specerijen op Indië in handen van de Portugezen. De Hollandse en Zeeuwse kooplieden vonden het helemaal niet nodig zich helemaal naar Indië te wagen en haalden de koloniale waren, zoals kaneel, kruidnagelen, nootmuskaat, gember en peper in Lissabon. Aan die handel verdienden zij zelfs meer dan de Portugezen. Maar toen in 1580 Filips ll Portugal veroverd had, werd de haven van Lissabon voor de Noord-Nederlandse schepen gevaarlijk. Vijf jaar later viel bovendien Antwerpen in Spaanse handen. Als de Hollandse en Zeeuwse kooplieden veel geld willen blijven verdienen aan de specerijenhandel, moesten zij zelf naar Indië moeten varen. In 1594 stichtten zij een "Compagnie van Verre". Een jaar later (1595) voeren Cornelis de Houtman en Pieter Keyser naar Indië. Jacob van Heemskerk en Willem Barentsz probeerden langs de noordkust van Europa naar Indië te varen. Maar hun schepen raakten bij Nova Zembla vast in het ijs.
Al snel werden er meer Compagnieën van verre gesticht en omdat de handel dreigde daardoor stuk dreigde te lopen, kwam er in 1602 een fusie tot stand tussen al deze verspreide ondernemingen: de Verenigde Oostindische Compagnie

Om de handel en overvallen op Portugese en Spaanse schepen en vestigingen te concentreren werd in 1621 de West Indische Compagnie opgericht. De handel met Indië leverde veel winst op en de VOC werd steeds machtiger. In 1641 slaagde de VOC erin zich meester te maken van de Portugese handelsstad Malakka.

laatst bijgewerkt: 13-12-02

colofon