8216

Malakka

Portugezen in Malakka

 

Het duurde tot 1606 voordat de VOC op het toneel verscheen en besloot om van Malakka haar Zuidoost-Aziatische handelscentrum te maken. Maar de kanonnen van admiraal Cornelis Matelieff maakten geen enkele indruk op de metersdikke muren van het fort Malacca. Zeeheld na zeeheld kwam het na Matelieff namend de VOC proberen. Het doel bleef hetzelfde - van Malakka een VOC-haven maken - maar gaandeweg veranderd de reden. Batavia was hard op weg het Oost-Aziatische VOC-centrum te worden en kon daarbij geen concurrentie gebruiken. Dus ook niet van het Portugese Malakka dat met zijn vermaledijde fort A Formosa alsmaar stand hield.

Na vijf maanden schieten slaagde de VOC schepen er op 14 januari 1641 eindelijk in het verzet van de Portugezen te breken. Batavia kon tevreden zijn: van Malakka was weinig over en een concurrent was uitgeschakeld. De stad was toen echter niet meer zo rijk en welvarend. Na de verovering door de VOC konden de Nederlanders met de herbouw beginnen. De muren werden hersteld, bastions kregen een andere naam en er werd een gracht om de vesting gegraven met een ophaalbrug. 

Na de herbouw van het fort kon de VOC met een minimum aan manschappen, hooguit 550, 150 jaar lang de voornaamste doelstelling bewaken: dat Malakka niet in handen viel van een handelsrivaal. Binnen enkele jaren na de verovering van de stad was ook het Stadhuys klaar en stond er een kerk op de heuvel erachter. Buiten de fortmuren kwamen de straten, waaraan de woningen werden gebouwd voor de rijke heren: de Heerenstraat (nu Jalan Tun Tan Cheng Lock), en minder rijke heren: de Jonkerstraat. 

De huizen in deze "Nederlandse wijk" (Kampong Belanda) zijn nog steeds allegaartjes van Nederlandse, Chinese en lokale bouwkunst. Smal zijn ze, want de belastingambtenaar van de VOC koppelde de belasting aan de breedte van elk huis aan de straatkant. Ze zijn dan ook meters en meters diep. 
Onder de VOC kwam Malakka opnieuw tot grote bloei, al wordt dit in Maleisische geschiedenisboekjes ontkend. Om hun superieuren in Londen ervan te overtuigen dat Groot-Brittannië, dat van 1826 tot 1957 Maleisië bestuurde, de Nederlandse belangen in Zuidoost-Azië diende over te nemen. schetste de Britse kolonisator ten onrechte een beeld van een perfide, bloeddorstige heerser, die Malakka naar de afgrond voerde. Dat laatste werd door het lokale VOC-bewind in de hand gewerkt, want in de correspondentie met Batavia deed ze het voorkomen dat het economisch heel slecht met Malakka ging. Ze rapporteerden bijvoorbeeld het aanleggen en lossen van veel minder schepen dan er in werkelijkheid waren. Zo konden de VOCérs in Malakka tolheffingen en andere belastingen in eigen zak steken in plaats van naar Batavia te zenden. Tegelijkertijd kreeg het VOC-hoofdkantoor dáár de aangename indruk dat Malakka de concurrentie met Batavia niet aankon.
Porta di Santiago
Door de Portugezen werd de grote vesting "A Formosa" gebouwd, die Malakka 130 jaar zou beheersen. Daarvan is nu alleen nog maar de massieve vestingpoort overgebleven. Direct, nadat de Portugezen in 1511 geland waren, werd met de bouw van het fort begonnen. Later werd het door de Hollanders veroverd en zwaar beschadigd. In 1670 werd het echter weer door de Hollanders in gebruik genomen en voorzagen ze de poort met het embleem van de Verenigde Oost-Indische  Compagnie "V.O.C", dat nu nog boven de poort te zien is. 

Fort St. John
Het kleine Fort St. John werd door de Hollanders aan het einde van de 18e eeuw op een kleine heuvel gebouwd, slechts drie kilometer van de huidige binnenstad. Oorspronkelijk stond hier een kerk, die door de Portugezen in de 16e eeuw was gebouwd om de Heilige Johannes te eren. Opmerkelijk is dat  bij deze vesting de beddingen van al deze kanonnen niet naar zee, aar naar het binnenland gericht staan. Ze vreesden waarschijnlijk de aanvallen uit het binnenland meer, dan die over zee.

Linksonder: Heerenstraat; rechtsonder Jonkerstraat
Het Hollandse Stadthuys
Het huidige museum van Malakka werd door de Hollanders tussen 1641 en 1660 gebouwd.  Het is met zekerheid het oudste Nederlandse bouwwerk in Zuidoost Azië. Met terracotta-achtige verf en een typisch Hollandse koloniale bouwstijl is het zeer markant punt in de binnenstad van Malakka. 
Toen de Fransen Holland in 1795 bezetten, gaf de verbannen Prins Willem van Oranje opdracht dat alle Nederlandse koloniale bezittingen overgedragen moesten worden aan de Britten, bondgenoten van Holland, gedurende de oorlog met Frankrijk. De Britten voorzagen dat de Nederlanders belangrijke rivalen zouden worden van hun eigen handelscentra in Maleisië als Malakka weer zou worden overgedragen. Daarom begonnen zij in 1807 het fort te slopen en dwongen zij de bevolking naar Penang te verhuizen. Stamford Raffles, de stichter van Singapore stak hier een stokje voor en in 1824 kwam Malakka onder officiële Britse heerschappij toen het met de Nederlanders werd geruild tegen de Sumatraanse havenstad Bencoolen (Benkulu).
De Christus Kerk
Deze kerk is gebouwd in Nederlands koloniale stijl en stamt uit 1753.  Christ Church heeft dezelfde rode terracotta-achtige kleur als het Stadthuys, waarmee het dan ook een mooi ensemble vormt. 
Het mooie, houten preekgestoelte, binnen in de kerk, is nog in originele staat en nu dus meer dan 200 jaar oud. Enkele grafstenen met inscripties liggen op de vloer van de kerk en een verzameling zilveren bakjes is hier te zien, die allen het Hollandse wapen dragen.

De St. Pauls Kerk
Deze kerk werd door een Portugese kapitein met de naam " Duarte Coelho" gebouwd. Later namen de Hollanders de kerk over en wijdden hem aan de Heilige Paulus. Hij diende lange tijd als grafplaats voor adellijke Nederlanders, die in Malakka stierven. 

laatst bijgewerkt: 15-02-11

colofon