7161

Christoffel Columbus (1451 - 1502)

Christoffel Columbus werd geboren in 1451 in Genua. Hij was van geringe afkomst. Zijn vader was een arme wever. Waarschijnlijk als koopman maakte hij verschillende reizen mee op de Middellandse Zee. Tussen 1470 en 1480 verliet hij Genua en voer met een handelsschip naar Lissabon, waar hij zich vestigde. Hier woonde namelijk zijn broer Bartolomeo, die in Portugal was beland en daar leefde van het tekenen van kaarten en het verkopen van boeken. Waarschijnlijk door toedoen van zijn broer kwam Columbus in contact met mensen die zich voor de zeevaart interesseerden. Hij trouwde met de dochter van een Portugees die zelf deelgenomen had aan verre zeereizen en daarover ook een grote verzameling boeken bezat. Verscheidene jaren woonde Columbus op het eiland Madeira. Waarschijnlijk maakte hij ook reizen naar IJsland en naar de Afrikaanse Goudkust. 

Bij Columbus rijpte zo de gedachte, dat Indië (waarmee in die tijd heel Oost-Azië werd bedoeld) te bereiken was door in westelijke richting zee te kiezen. De vraag was alleen hoe hij, een arme vreemdeling, deze plannen kon verwezenlijken. Columbus was niet alleen uit op roem en rijkdom, maar was ook geweldig nieuwsgierig. Hij had verhalen gelezen van de koopman Marco Polo over het verre en rijke Indië en China. Bijna tien jaar lang bepleitte Columbus zijn zaak aan de hoven van Portugal en Spanje. 

Aan het Portugese hof doken in die tijd buitenlandse gelukszoekers op, die hoopten te mogen deelnemen aan de expedities en daardoor roem en rijkdom te winnen. Al maakte de koning zich voortdurend ongerust over spionnen, die achter zijn geheimen konden komen, maar meestal was hij zo verstandig zulke vreemdelingen uit te nodigen om hem over hun plannen te komen vertellen. Op een dag ontving de koning een arme Genuees die met het voorstel kwam om, mits hij hiervoor rijkelijk zou worden beloond, uit te varen en in het westen nieuw land te ontdekken. De koning had hier wel oren naar, maar zijn raadgevers zeiden dat zij geen vertrouwen stelden in deze vreemdeling. 

Toen de koning van Portugal zijn plannen had afgewezen gaf Columbus de moed niet op. Hij besloot zijn geluk nu te beproeven bij de heersers van Spanje: Ferdinand en Isabella. Zijn vrouw was gestorven en er was niets dat hem nog aan Portugal bond. De koning en koningin van Spanje hadden wel oren naar zijn plannen, maar voorlopig was er geen geld voor zijn onderneming, want Spanje voerde nog steeds strijd tegen de Moren. 

Enkele jaren later, toen er een einde was gekomen aan de strijd tegen de Moren, werd Columbus door koningin Isabella aan het Spaanse hof ontboden. Zij had uiteindelijk besloten op de plannen van Columbus in te gaan. Eén van de redenen hiervoor was, dat het de Spanjaarden niet gelukt was om in West-Afrika vaste voet te krijgen. Van Isabella kreeg Columbus drie kleine schepen. Heel weinig matrozen durfden mee. Ten einde raad mocht Columbus zelfs mensen uit de gevangenis meenemen om zijn bemanning compleet te krijgen. 

Zeven weken later, op vrijdag 3 augustus 1492, verliet een kleine vloot de haven van Palos, bestaande uit het vlaggenschip "Santa Maria", waarover Columbus het bevel voerde en twee kleinere schepen, de Niña en de Pinta. Nadat eerst koers was gezet naar de Canarische eilanden, voeren de schepen de Atlantische Oceaan op. Columbus was ervan overtuigd dat de wereld rond was en Indië slechts zevenhonderd mijlen ver. In zijn hut had hij beschrijvingen van het verre oosten, gemaakt door Marco Polo.

Dag en nacht zeilden de schepen verder. Al die tijd stond Columbus meestal zelf aan het roer. Hij had zich eraan gewend maar een paar uur per etmaal te slapen. Hoe verder ze kwamen, hoe onrustiger de mannen aan boord werden. Het weer was prachtig, geen stormen, geen lange windstilten, maar nog nooit waren de mannen zo lang van huis weggeweest. De wind blies voortdurend vanuit één hoek. Zouden zij ooit een wind winden om hen weer naar huis te blazen of woeien alle winden in deze onbekende zee uit het oosten ? In het drijvend wier van de Saragossazee werden de zeelieden achtervolgd door de gedachte, dat de schepen vast zouden lopen en nooit meer losraken. De bemanning eiste dat Columbus terug zou keren. Tenslotte beloofde hij dat te doen als niet binnen drie dagen land in zicht zouden krijgen. Na twee dagen kreeg matroos Rodrigo de Triana in de nacht van 11 op 12 oktober 1492 eindelijk land in zicht. Amerika was ontdekt.

Columbus eerste zeereis
Op één van de Bahama-eilanden gingen Columbus met een aantal van zijn mannen aan land. De ontdekkingsreizigers werden er vriendelijk en hoffelijk begroet door de indianen die op dit eiland woonden. Er werden geschenken uitgewisseld. Zeer blij waren, merendeels zeer arme mensen die er woonden, met de kettingen van glazen kralen en rode mutsjes die Columbus aan sommigen van hen als geschenken uitdeelde om hun vertrouwen te winnen. Voor Columbus waren de kleine gouden neusversieringen die de Indianen droegen het onomstotelijke bewijs dat hij Indië bereikt had. Opnieuw stak Columbus van wal met het doel Japan te vinden. Hij landde op Cuba, waar vreemd genoeg geen in zijde geklede wijzen of met massief goud beklede paleizen te zien waren. Een expeditie naar het binnenland was al even teleurstellend. Er was niets dat ook maar in de verte op een keizerlijke stad leek. Wel troffen Columbus' mannen er sigarenrokende Indianen aan. Columbus sloeg aan het rekenen en kam tot de conclusie dat hij niet in Japan moest zijn beland, maar op een nog onbekende eilandengroep voor de kust van China. Drie maanden lang voer Columbus met zijn schepen door de vaak gevaarlijke wateren van de Bahama-eilanden. Op verschillende eilanden liet hij Indianen gevangen nemen om ze mee te kunnen nemen naar Spanje. Op één van de eilanden raakte hij in verrukking bij het zien van de gouden sieraden die door de dorpelingen werden gedragen en door een masker van goud dat hij als geschenk ontving. Tegen het einde van zijn zwerftocht kreeg Columbus echter te kampen met tegenslagen: een bevelhebber van één van zijn schepen had er genoeg van om telkens zijn bevelen op te volgen en zocht op eigen houtje zijn geluk. Niet lang daarna liep op een donkere nacht Columbus' schip aan de grond. Met het hout van het vastgelopen schip liet Columbus aan de kust van het eiland een fort bouwen. Om de gelijkenis met Spanje noemde hij het eiland Española (Hispaniola). Het door Columbus gebouwde fort was de eerste Spaanse kolonie in de Nieuwe Wereld. Met achterlating van 40 mannen besloot Columbus te beginnen aan de terugreis naar Spanje met het ene kleine vaartuigje dat hij nog tot zijn beschikking had. Veel goud had hij weliswaar niet weten te bemachtigen, maar de hoofdzaak was toch dat hij nieuw land had ontdekt. 

Boven: het eiland Hispaniola, dat thans bestaat uit de landen Haïti en de Dominicaanse Republiek.

Na een stormachtige en moeilijke reis van zeven maanden ankerde Columbus in het voorjaar van 1493 in de haven van Lissabon. Van daaruit zond hij alvast een brief vooruit aan Ferdinand en Isabella waarin hij enthousiast verslag deed van zijn ontdekkingen. De eilanden die hij had bezocht "voor de kust van China", zo schreef hij, waren rijk aan specerijen en goud. De bewoners waren verlegen en vriendelijk en zouden zonder moeite tot het Christendom kunnen worden bekeerd. Over de bergen van Hispaniola schreef hij: "Alle zijn zij wonderschoon, van duizenderlei vorm en alle toegankelijk en vol met hoge bomen van wel duizend soorten en schijnen de hemel te raken. Daar zongen de nachtegaal en andere vogels van duizend soorten in de maand november. Na zijn aankomst in de haven van Palos meldde Columbus zich bij Ferdinand en Isabella, die hem met veel luister ontvingen aan hun hof in Barcelona in het bijzijn van de voornaamsten van het land. Zij stonden op om hem welkom te heten en verzochten hem aan hun zijde plaats te nemen. De koning en de koningin luisterden aandachtig naar de verhalen die hij vertelde over de eilanden die hij had bezocht en de gevaren die hij en zijn mannen onderweg hadden getrotseerd. Columbus kreeg vele eretitels, zoals Don Christobal Colon, admiraal van de Oceaan Zee en Onderkoning en Gouverneur van de eilanden die hij in "Indië" had ontdekt. 

Onder de indruk van zijn ontdekkingen stemden Ferdinand en Isabella geestdriftig erin toe in een tweede expeditie. Columbus zou dan het vasteland verder gaan verkennen en proberen het land van de grote Khan te vinden. Hetzelfde jaar nog voer Columbus opnieuw uit voor een reis naar het westen. De eerste keer had hij slechts met moeite een bemanning kunnen aanwerven en het geld bij elkaar kunnen krijgen voor de uitrusting van zijn schepen. Nu was er geen gebrek aan mannen, die mee wilden op de tocht. Ruim 2000 meldden zich aan, waaruit Columbus er 1500 koos - dat leek hem genoeg om de 17 schepen te bemannen, die het koninklijke paar hem ter beschikking had gesteld. De tweede reis ging naar de Kleine en Grote Antillen. Het werd niet de wonderbaarlijk en winstgevende avonturenreis, zoals de deelnemers zich hadden voorgesteld. Columbus' vloot landde op het meest noordelijke van de Bovenwindse eilanden. Hij noemde het Domenica, het Italiaanse woord voor "zondag", de dag waarop Columbus het eiland voor het eerst in zich kreeg. Daarna voer Columbus langs de Benedenwindse eilanden en noemde ze achtereenvolgens Santa Maria de Guadeloupe, Sante Maria de Monserrate, Santa Cruz, enz. Het waren eilanden met blinkend witte stranden, omzoomd met palmen, maar zonder het geluid van Chinese tempelklokjes boven het ritmisch zuchten van de branding uit. Columbus ging snel door naar Hispaniola om de kleine kolonie die hij daar het jaar daarvoor had achtergelaten te inspecteren. Daar wachtte hem een grote teleurstelling: de groep kolonisten, die daar was achtergebleven, bleek door de Indianen te zijn uitgemoord. Dit was het eerste teken dat de Europese kolonisten zouden moeten vechten om hun aanspraken op dit land te verdedigen. Columbus stichtte een nieuwe kolonie, maar het verging haar weinig beter. Het klimaat bleek uiterst ongezond voor Europeanen. Ook Columbus werd ernstig ziek. Daarna kruiste Columbus lange tijd rond in de West-Indische wateren. Volgens het reisverslag had deze tocht veel weg van een vakantiereisje. Het weer was goed, de eilanden waren prachtig. De zeelieden zagen hun eerste hangmat en aten broodplanten. Alles was nieuw en veel was wonderbaarlijk. Bomen die wol droegen (in werkelijkheid waren dit katoenstruiken), katoenbomen (waarvan de vezels tegenwoordig "kapok" heten), bomen die was leverden die nauwelijks verschilde van bijenwas. Maar niet alles wat zij vonden was even aangenaam. Van het eten van een bepaalde wilde vrucht kregen de mannen een opgezwollen tong. Ze leden zulke hevige pijnen dat ze helemaal buiten zinnen raakten. Op de eilanden leefden eenvoudige mensen, die in plaats van ceremoniële kleding, zichzelf beschilderden met wit, zwart en andere kleuren en bepaalde delen van het hoofd scheerden en op andere delen een dichte bos haar droegen. Sommige van de eilandbewoners bleken kannibalen te zijn. Met ijver zette Columbus zijn speurtocht naar Cathay (China) voort. Deze keer passeerde hij de zuidkust van Cuba. Hij voer langs het eiland Jamaica naar de noordelijke punt van Cuba.
In het voorjaar van 1496 keerde hij terug naar Spanje. Opnieuw bracht hij verslag uit bij Ferdinand en Isabella. Columbus zei dat hij ervan overtuigd was dat hij was aangekomen bij de landengte van Malakka en dat Cathay binnen bereik lag. Bij een volgende reis zou het hem zeker lukken de grote Khan te vinden. Columbus kreeg de gelegenheid een derde reis te ondernemen. Tijdens deze tocht in het jaar 1498 deed hij opnieuw belangrijke nieuwe ontdekkingen. Ditmaal voer hij veel verder naar het zuiden in de hoop een nieuw continent te vinden dat volgens geruchten ergens in de Atlantische Oceaan zou moeten liggen. 
Het was voor de Spanjaarden van het grootste belang dit continent eerder te ontdekken dan de Portugezen. Op deze reis kwam Columbus terecht op het eiland Trinidad vlak bij de Zuid-Amerikaanse kust. Enkele dagen later gingen zijn mannen aan land, dicht bij de delta van de rivier de Orinoco. Eerst hield Columbus nog vol dat hij met zijn schepen tussen eilanden doorvoer, maar toen de stroming van de rivier steeds sterker werd, veranderde hij van gedachten. "Ik geloof", zo schreef hij, "dat dit een zeer groot continent is, dat tot op heden onbekend was. Misschien was het wel de drempel tot het Paradijs." Hoezeer hij er ook naar verlangde dit betoverde paradijs binnen te treden, zijn mannen mopperden dat ze terug wilden naar de kolonie op Hispaniola. Daarom wendde Columbus de steven naar het noorden en liet de verdere verkenning van Zuid-Amerika over aan anderen.

Op zijn vierde en laatste reis in 1502 bereikte Columbus Midden-Amerika (de tegenwoordige Republiek Honduras). Nog steeds was hij ervan overtuigd dat hij in Azië was aangekomen en dat er onmiddellijke rijkdommen binnen bereik waren. Worstelend tegen de wind stuurde Columbus zijn schepen voorbij Nicaracua en Costa Rica. In Panama stichtte hij een kolonie, die echter geen lang leven beschoren was. Verder voer hij langs de kust tot hij ontdekte dat het land naar het zuidoosten begon af te buigen. Voorlopig zag het er niet naar uit dat er een doorgang was naar de landen die hij hoopte te bereiken. Columbus besloot toen om terug te keren naar Hispaniola. 

Monument van Columbus in Sevilla

Columbus werd door velen bewonderd, maar zijn aanzien daalde enorm toen er in de Spaanse kolonie op Haïti een opstand uitbrak. Columbus werd gevangengenomen en naar Spanje overgebracht. Daar werd hij weliswaar door de koning weer in vrijheid gesteld, maar velen wilden niets meer met hem te maken hebben. De laatste jaren van zijn leven was hij een eenzaam man. Hij stierf in vernedering en armoede, 55 jaar oud. Pas later ontdekte men men, dat er tussen Amerika en Azië nog een oceaan lag en dat Amerika één compleet werelddeel was. 

Rechts: de vermoedelijke graftombe van Columbus in de kathedraal Santa Maria in Sevilla. De tombe wordt gedragen door de 'vertegenwoordigers' van de koninkrijken Aragòn, Castilië, Léon en Navarra.

laatst bijgewerkt: 31-07-02

colofon