6303 Rome (1431 - 1447)
Rome (1400-1431)

Eugenius lV (1431-1447)

Paus Eugenius IV, geboren als Gabriele Condulmer, werd in 1383 geboren in Venetië. Hij was een zoon van een welgestelde familie, oorspronkelijk afkomstig uit Pavia, maar nu woonachtig in Venetië. Na een studie aan de universiteit van Padua kwam Gabriele in bezit van een aanzienlijk vermogen (ongeveer 20.000 dukaten), die hij aan de armen schonk, waarna hij kort daarna besloot toe te treden tot het Augustijner klooster van San-Giorgio op het Venetiaanse eiland San Giorgio in Alga. Op 24-jarige leeftijd werd Gabriele door zijn oom paus Gregorius XII benoemd tot bisschop van Siena. De benoeming stuitte echter op grote weerstand bij de bevolking van Siena, die niets moesten hebben van leiders van buitenaf. Hierop besloot Gabriele zijn functie niet te aanvaarden, waarna hij door zijn oom aangesteld werd als pauselijke schatbewaarder. In 1408 werd hij verheven tot kardinaal-priester waarbij hij aanvankelijk de titelkerk van San Clemente werd toegewezen. Dit werd later omgezet naar de basiliek van Santa Maria in Trastevere in Rome.

Tijdens het pontificaat van paus Martinus V trad Gabriele op als bemiddelaar om een einde te maken aan de onrust die ontstaan was onder de inwoners van Bologna. Zijn gedecideerde optreden zouden een voorbode worden voor zijn latere benoeming tot de opvolger van paus Martinus V.

Rechts: Eugenius lV

Na de dood van Martinus V in 1431 werd het conclaaf gehouden in de sacristie van de basiliek Santa Maria sopra Minerva, omdat op dat moment het Vaticaan te onveilig werd geacht. Tijdens de voorbespreking van het conclaaf werd bepaald, dat de nieuwe paus de helft van de pauselijke inkomsten met de kardinalen zou delen en dat de paus met het College van Kardinalen alle grote vragen op religieus en wereldlijk gebied zou bespreken. Al in de eerste stemronde op 3 maart 1431 werd Gabriele Condulmer unaniem gekozen en nam de naam Eugenius IV aan. De kroning volgde op 11 maart 1431 in de Oude Sint-Pietersbasiliek.

In 1431 werd in Bazel een Concilie gehouden. De opkomst was laag. Eugenius voorzag problemen door geluiden van hervorming en een anti pauselijke stemming en vaardigde op 18 december 1431 een bul uit om het concilie te verplaatsen naar Ferrara. Hiermee gingen de deelnemers in Bazel echter niet akkoord en vaardigde in februari 1432 een decreet uit waarmee de macht van het concilie bevestigd werd en de paus werd opgeroepen om in Bazel te verschijnen. Eugenius wenste hierop niet in te gaan, waarop het concilie besloot, dat de paus niet langer in staat was om kardinalen te benoemen en werd er twijfel geuit over de voortzetting van zijn gezag. Mocht de paus onverhoopt tijdens deze periode sterven, dan zou het conclaaf gehouden worden in Bazel. 

Onder invloed van Sigismund van het Heilige Roomse Rijk, die eind 1432 naar Rome trok om zich door de paus tot keizer te laten kronen, klaarde de lucht enigszins. Hij wist de paus ervan te overtuigen zijn bul te herroepen. Eugenius zou zich echter tijdens het Concilie in Bazel laten vertegenwoordigen door legaten en weigerde nog steeds naar Bazel af te reizen. Overigens was het niet alleen de macht van de paus die ter discussie stond tijdens het Concilie van Bazel; ook zaken als simonie, het niet houden aan het celibaat door de geestelijkheid en het maximale aantal zittende kardinalen in de curie werden aan de orde gesteld. Ook moest worden ingegrepen in de exorbitante levenswijze van de curie. Door deze agressieve aanpak vreesden vele aanwezige kardinalen voor hun (luxe) positie en besloten daarop alsnog de kant van de paus te kiezen.

Door de dood van Sigismund in 1437 meende Eugenius dat hij niet meer gebonden was aan zijn verplichtingen ten opzichte van het Concilie van Bazel en besloot alsnog een concilie in Ferrara bijeen te roepen, die echter niet tot doel had te praten over hervormingen binnen de kerk, maar over een ander opkomend probleem: het optrekken van het Ottomaanse Rijk.

In Bazel was de reactie furieus. Op 24 januari 1438 werd Eugenius uit zijn ambt gezet en in juni dat jaar uitgeroepen tot ketter en opnieuw uit zijn ambt gezet. Op 5 november 1439 werd hertog Amadeus VIII van Savoye tot paus aangesteld, die de naam Felix V aannam. Zijn positie stond echter vanaf het begin onder druk doordat Engeland, Castilië, Frankrijk en het overgrote deel van Italië hem niet wenste te erkennen. In 1445 besloot Frederik lll van Oostenrijk, de koning van Duitsland, na toezegging dat hij de keizerstroon zou ontvangen, de kant van de paus. Nu de conciliaristen hun laatste belangrijke steun kwijt waren zouden zij zich uiteindelijk (onder Eugenius’ opvolger paus Nicolaas V) verzoenen met Rome.

Gesterkt door de tegenstand vanuit Bazel tegen de paus braken er in Rome onlusten uit, ondersteund door binnenvallende troepen van Filippo Maria Visconti, de hertog van Milaan, dit als represaille tegen de paus voor zijn steun aan Florence en de Republiek Venetië in hun strijd tegen het hertogdom Milaan (de oorlogen van Lombardije), waardoor Eugenius gedwongen werd de stad Rome te ontvluchten. Vermomd als monnik en uitgejouwd en met stenen bekogeld, wist hij via de haven van Ostia te vluchten naar Florence, waar hij zijn intrek nam in het Dominicaner klooster van Santa Maria Novella. Aan kardinaal Vitelleschi werd de opdracht gegeven de rust te herstellen in Rome, dat door de Colonna familie was uitgeroepen tot een stadsrepubliek. Door de vernietiging van hun vesting in Palestrina (Italië) gaven de Colonna’s zich uiteindelijk over. Ook de Prefetti di Vico, van oudsher vijanden van de pauselijke staat en behorend tot de Romeinse adel, werden tijdens deze campagnes definitief verslagen. Een opstand in Bologna in 1438 tegen de paus, onder leiding van de Bentivoglio familie, werd eveneens neergeslagen en Annibale I, de aanvoerder van de familie, gevangengenomen. Met steun van Eugenius IV zou hij op 24 juni 1445 worden vermoord. Ook het opstandige Foligno, onder leiding van Corrado Trinci, werd door kardinaal Vitelleschi in 1439 ontzet. De inwoners van de stad openden de poorten voor de pauselijke legers en Corrado werd in 1441 onthoofd.

Een van de besluiten die gerelateerd was aan het Concilie van Bazel was het besluit van de Franse koning Karel Vll (1422 - 1461) om nagenoeg de gehele Franse kerk onder het gezag van de Franse monarch te plaatsen (Pragmatieke Sanctie van Bourges 1438). Hoewel Eugenius IV zich hard maakte om de Franse koning op andere gedachten te brengen slaagde hij daarin niet.

De Duitse keurvorsten, die aanvankelijk een neutraal standpunt betreffende het Concilie van Bazel innamen, gingen in 1439 in grote lijnen akkoord met de bepalingen van het overleg; benoemingen op voordracht van de vorst bleven mogelijk, de pauselijke inkomsten binnen de Duitse gebieden werden geannuleerd. Op het gebied van de suprematie van het concilie ten opzichte van de paus bleven de vorsten neutraal. Door bemiddeling van Enea Silvio Piccolomini (de latere paus Pius II slaagde Eugenius er vlak voor zijn dood in de Duitse vorsten weer onder de hoede van Rome te brengen.

Door de groeiende dreiging van het Ottomaanse Rijk zocht de Oosters-orthodoxe Kerk aansluiting bij de westerse kerk om zo hulp te krijgen in hun strijd tegen de Ottomanen. Hierop werd keizer Johannes VIII Palaiologos en de patriarch van Constantinopel uitgenodigd door de paus om in Ferrara bijeen te komen. Door de dood van Sigismund en de oplopende spanningen met Bazel voorzagen zij echter geen structurele hulp van een verscheurde Westerse wereld en wilden aanvankelijk toch afreizen naar Bazel. Door donaties van de paus werden de heersers uit Constantinopel toch overtuigd. In 1439 – het concilie was inmiddels verplaatst naar Florence vanwege een heersende pestepidemie- vond de aanzet tot hereniging van de westerse en oosterse kerk plaats, hoewel die slechts een kort leven beschoren was, daar vele oosterse kerken deze toenaderingspoging niet accepteerden. 

In 1443 kon Eugenius na een ballingschap in Florence weer terugkeren naar Rome, waar hij zich bezig hield met de heropbouw van de stad Rome en de gevraagde steun aan de Grieken verleende in hun strijd tegen de Ottomanen; de steun liep op niets uit daar de legers in 1444 bij Varna verslagen werden.

Onder invloed van de fragiele samenwerking met de Oosterse kerken (voornamelijk de Grieks-orthodoxe) vond een belangrijke uitwisseling plaats van klassieke ideeën. Een andere belangrijke ontwikkeling binnen de wetenschap zou het bezoek zijn geweest van een Chinese delegatie in 1434 aan Florence. Zij toonde de paus de ontwikkelingen die hadden plaatsgevonden op o.a. het gebied van wiskunde, astronomie en werktuigbouw. Deze zouden de basis gelegd hebben voor ontwikkelingen in de Renaissance en inspiratie vormen voor da Vinci, Nicolaas Copernicus en Galileo Galilei.

Ook aan de verbetering van studies besteedde Eugenius veel aandacht. De universiteit van Rome (La Sapienza), opgericht in 1303, werd door zijn toedoen uitgebreid met de faculteiten Rechten, Medicijnen, Filosofie en Theologie. Opmerkelijk hierbij is de wijze waarop de financiering hiervan plaatsvond: een nieuwe belasting op wijn. Een andere universiteit die door Eugenius werden opgericht, was die van Poitiers terwijl hij ook aan de Katholieke Universiteit van Leuven aanvullende privileges verleende; centraal stonden daarbij opleidingen in de theologie en godgeleerdheid, maar ook rechten (kerkelijk en burgerlijk) en medicijnen namen een belangrijke plaats in. Ook nam Eugenius stelling tegen de slavernij. In 1435 veroordeelde hij het optreden van de Spanjaarden tegen de oorspronkelijke gekleurde inwoners van de Canarische Eilanden die “totaal en onvoorwaardelijk vrij waren en vrijgelaten moesten worden”. De Spanjaarden namen geen notie van de bul, omdat “er geen sprake was van mensen, maar een soort van dieren”. 

Naast zijn inzet voor de heropbouw van de pauselijke staat gaf Eugenius aan diverse kunstenaars opdrachten ter verfraaiing van gebouwen (o.a. aan Fra Angelico die fresco’s verzorgde in de kapel van paus Nicolaas V en de kapel van het Heilig Sacrament in het Vaticaan). Bekendst werd Eugenius door de opdracht die hij gaf aan de architect en beeldhouwer Antonio di Pietro Averlino. In 1433 begon hij aan het gieten van de centrale, bronzen deuren van de oude Sint-Pietersbasiliek waarvan de centrale deur (Porta Filarete) in 1445 gereed kwam.

Rechts: Bronzen plaquette van Averlino (Foto: Bert Woudstra, 2010)

 

In de stad Rome werd begonnen met het trekken van brede rechte straten dwars door de ruïnes en woningblokken van de stad. Op het Marsveld werden heel wat straten recht getrokken en geplaveid; zijn werk werd verder gezet door Nicolaas V (1447-1455) en Paulus II (1464-1471).

De herwonnen macht van de pausen zou een grote invloed hebben op het bestuur van de kerk en de samenstelling van het kardinalencollege. Europese vorstenhuizen droegen in hun ogen geschikte en bevriende kandidaten voor, waarmee zij de invloed in Italië wilden verhogen, de Italiaanse adel kreeg naast toegang tot de Kerkelijke Staat ook invloed over kerkelijke gebieden, de Romeinse adel kon door toename van de kerkelijke macht hun stem in de pauselijke gebieden uitbreiden en verder konden familieleden van de pausen claims leggen op gebieden, hun macht vergroten en een aanzienlijk kapitaal opbouwen.

Eugenius IV overleed op 23 februari 1447. Aanvankelijk werd hij in de oude Sint-Pietersbasiliek begraven naast zijn naamgenoot paus Eugenius III. Later werd zijn graftombe verplaatst naar de San Salvatore in Lauro kerk.

Felix (tegenpaus) (1439-1449)

Zijn echte naam was Amadeus VIII van Savoye, de zoon van Amadeus VII, graaf van Savoye. die in 1416 door keizer Sigismund tot hertog verheven. Hij was getrouwd met Maria van Bourgondië (1380-1422). Hij breidde zijn gebieden uit en was betrokken bij pogingen om de Honderdjarige Oorlog te beëindigen. Zo kocht hij in 1401 het graafschap Genève van Odo van Thoire en Villars voor 45.000 goudrnaken. Na de dood van zijn vrouw gaf hij zijn positie op en begon een leven als kluizenaar. Toen Eugenius IV in 1439 het concilie liet voor wat het was, een nieuw concilie bijeenriep in Ferrara en de achterblijvers in Bazel door hem werden werden geëxcommuniceerd, werd Eugenius In reactie hierop door het overblijfsel van het concilie eerst geschorst en vervolgens tot ketter verklaard. In november 1439 werd vervolgens Amadeus tot ware paus gekozen. Hij nam de naam Felix aan. Hij resideerde in Genève, Lausanne en Bazel. Zijn pauselijke waardigheid werd echter alleen erkend door Aragon, Hongarije, Beieren en Zwitserland. Een adviseur van Felix, Aeneas Piccolomini, de latere paus Pius II begon besprekingen met Eugenius. In 1449 gaf Felix zijn pretenties op. Eugenius beloonde dat met een benoeming tot bisschop van Sabina en een benoeming tot kardinaal. In 1451 overleed Felix/Amadeus. Felix was de laatste tegenpaus in de geschiedenis van de Rooms-katholieke Kerk.

Rechts: Felix

Rome (1447-1455)

Laatst bijgewerkt: 23-09-10

colofon