7166 |
Spanjaarden in Afrika |
|
|
Canarische eilanden | ca. 1400 |
Ceuta en Melilla | 1668 |
Spaanse Sahara | 1884 |
Spaans Marokko | |
Equatoriaal Guinea | |
Mers-el-Kebir en Oran | 1509 |
Canarische eilanden
De oorspronkelijke bevolking van de Canarische Eilanden, voor de verovering door de Spanjaarden in de 15e eeuw, zijn de Guanchen. Tegenwoordig denkt men dat deze bevolkingsgroep hun oorsprong vond bij de Berbers, die in een ver verleden vanuit Marokko de paar honderd kilometer naar de Canarische Eilanden hebben overbrugd. Daarnaast bestaat bij een groot deel van de wetenschappers de opvatting dat de Guanchen overeenkomsten vertonen met de Portugese tak van de Cro-Magnons (8000 v.Chr.) uit de Muges-regio en zouden zij zich rond 2000 v.Chr. op de eilanden hebben gevestigd. De Spanjaarden hebben de bewoners blijkbaar als slaven behandeld. In 1435 veroordeelde paus In 1312 werd Lanzarote ontdekt door de ontdekkingsreiziger Lancelotti Malocello. Aan hem ontleent het eiland vermoedelijk ook zijn naam. Na ontdekking bleek Lanzarote economisch niet interessant te zijn en werd het eiland aan zijn lot overgelaten. Omdat niemand zich om Lanzarote bekommerde werd het eiland een paradijs voor zeerovers. De inwoners probeerden het eiland te beschermen door het bouwen van vele forten waarvan er tot op heden een aantal in tact zijn gebleven. Ook de Cuevas de los Verdes bood met zijn lange grottenstelsels een uitstekende schuilplaats tegen de zeerovers. Rond 1400 ondernam de Normandische ridder Juan de Bethencourt (1360 - 1422) een expeditie om de Canarische eilanden te veroveren. Het eerste eiland wat hij aandeed was Lanzarote, maar hij hoefde niet in de aanval omdat de guanchen (oorspronkelijke bewoners) in hem iemand zagen die hen kon beschermen tegen de plunderingen door de zeerovers. |
![]() |
Een van zijn eerste taken was het bouwen van een fort "de burcht van Rubicon" in het zuiden van Lanzarote tussen Playa Blanca en Papagayo. Bij terugkeer in Spanje werd Bethencourt door de koning van Spanje aangesteld als gouverneur over de Canarische eilanden en zodoende kwam Lanzarote onder de Spaanse vlag. Tijdens de Bethencourts verblijf in Spanje, vond er een machtsstrijd plaats tussen zijn officiers op het eiland. Guanche leiders werden in het conflict betrokken en vele Spanjaarden en Guanchen stierven in een bloedbad. Om verdere escalatie te vermijden nam de Béthecourt de koning van Lanzarote en tien van zijn opvolgers gevangen. In 1404 gaven de bewoners van Lanzarote zich over. Als eerste van de Canarische eilanden was Lanzarote nu onder volledige controle van Spanje. |
Ceuta
In 1415 kreeg Johan I van Portugal na de slag bij Ceuta de havenstad Ceuta aan de Straat van Gibraltar in handen en werd het de eerste kolonie van een Europese grootmacht in Afrika. Bij de Vrede van Lissabon (1668) ging Ceuta over in Spaanse handen. Melilla Melilla ligt ca. 300 km ten oosten van Ceuta. De stad werd veroverd in 1497 door de Spanjaard Don Pedro de Estopińán voor het Huis van Medina Sidonia. Mers-el-Kebir en Oran Mers-el-Kébir (“de Grote Haven”) was een havenstad vlakbij Oran. De stad was oorspronkelijk een Romeinse haven en werd ca. 1100 een marinearsenaal voor de Almohaden, viel rond 1400 onder de heersers van Tlemcen (noordwest Algerije) en werd rond 1492 het centrum van piraterij. Het werd verscheidene keren ingenomen door de Ottomaanse Turken, Portugezen en Spanjaarden. De Spanjaarden namen Mers-el-Kébir in 1505 onder Francisco Jiménez de Cisneros, regent van Spanje, in en herdoopte in Mazalquivir. Cisneros had zich daarvoor al beijverd door het bekeren van de Moren en bepleitte een kruistocht tegen de Moorse stad Oran, waarbij hij in zijn religieuze overtuiging werd bijgestaan door Ferdinands uitzicht op politiek en materieel gewin. De stad Mers-el-Kébir werd als basis gebruikt voor de verovering van Oran in 1509. De Spanjaarden behielden de beide steden tot 1708, toen ze door de Turkse Bey Mustapha Ben Youssef (ook bekend als Bouchelaghem) werden verdreven. De Spanjaarden keerde in 1732 terug naar Oran en Mazalquivir, toen de armada van de Hertog van Montemar een overwinning behaalde tijdens de Slag van Aďn-el-Turk. Beide steden bleven tot 1792 in Spaanse handen toen ze verkochten werden door koning |
Equatoriaal-Guinea
Equatoriaal-Guinea ligt aan de Atlantische Oceaan aan de Afrikaanse oostkust en grenst ten noorden aan Kameroen en in het zuiden en oosten aan Gabon. In de 16e eeuw werd het eiland Bioko bezet door de Portugezen. Portugal verhandelde Bioko vervolgens aan de Spanjaarden in 1778. Het eiland zou een belangrijk centrum worden van de slavenhandel. Verder vormden de cacao plantages een belangrijke inkomstenbron voor de Spanjaarden. Pas in 1939 ging Spanje zich ook richten op het vaste land van Equatoriaal-Guinea. n 1963 werd het land gedeeltelijk onafhankelijk van Spanje. Het zou duren tot 1968 voordat Equatoriaal-Guinea volledig onafhankelijk zou worden. Het land was op dat moment volledig bankroet. |
Spaanse Sahara (nu Westelijke Sahara) (1884 - 1946)
De Spaanse Sahara kwam voort uit de Spaanse kolonisering van delen van Marokko tussen 1859 en 1916 tijdens de race om Afrika (1880 - 1914) toen een aantal Europese mogendheden een zo groot mogelijk deel van Afrika onder hun directe heerschappij probeerden te brengen. Op de Koloniale Conferentie van Berlijn van 1884/1885 'verdeelden' de Europese landen Afrika onderling. Spanje kreeg toen delen van de huidige Westelijke Sahara en begon met de kolonisering door het stichten van handelsposten en militaire steunpunten aan de kust. Het gebied stond van 1884 tot 1903 onder jurisdictie van de Canarische Eilanden. In de zomer van 1886 werd een door het Spaans Geografisch Gezelschap gesponsorde expeditie naar Río de Oro ondernomen onder leiding Julio Cervera Baviera, Felipe Rizzo (1823-1908) en Francisco Quiroga (1853-1894), waarbij topografische en astronomische waarnemingen werden verricht in een gebied dat nog nauwelijks bekend was bij Europese geografen. De lokale Sahrawi-bevolking was sterk tegen de Spaanse aanwezigheid, wat onder andere tot uiting kwam in de opstand van marabout-sjeik Ma al-Aynayn in 1904, die pas na Franse hulp in 1910 werd neergeslagen. Zijn zonen, kleinzonen en andere politieke leiders zetten de opstand echter voort en het duurde nog tot 1934 alvorens Spanje -wederom met Franse hulp- ook het binnenland onder controle kreeg door de verovering van de stad Smara. In dat jaar kreeg de Spaanse Sahara een eigen gouverneur-generaal. De grenzen van het gebied werden begin 20e eeuw vastgelegd tussen Spanje en Frankrijk. In 1924 werd de kolonie Posesiones Espańolas del Sahara Occidental (Spaanse bezittingen in de Westelijke Sahara) opgericht die het zuidelijke Río de Oro (verworven in 1884) en het noordelijke Saguia el-Hamra (verworven in 1904) werden verenigd. Het direct ten noorden ervan gelegen Kaap Juby (Cabo Juby) vormde een apart protectoraat. In 1946 werd de Spaanse Sahara weer opgeheven en werden de beide onderdelen tot onderdeel van Spaans West-Afrika gemaakt, dat tot 1958 zou bestaan. |
Spaans Marokko Het Spaans Protectoraat Marokko was het Spaanse deel van Marokko waarover Spanje, volgens de op 27 november 1912 getekende Frans-Spaanse verdragen , een protectoraat vestigde. Het protectoraat bestond uit twee geografisch gescheiden delen van het huidige Marokko, Het gebied van het Rifgebergte in het noordoosten, en dat van Tarfaya, samen bekend onder de naam Spaanse Sahara, in het zuidoosten en in het noorden begrensd door de rivier de Draa. Acht weken voor deze akkoorden had Frankrijk al een eigen protectoraat opgericht (Frans Marokko) dat vrijwel het gehele huidige Marokko omvatte. Spanje voerde in de Vergeten Oorlog (Spaans: Guerra Olvidada) strijd tegen de onafhankelijkheidsstrijders die ook strijd voerden in Frans Marokko. Het bleef het gebied rond Ifni bezetten tot het in 1969 werd gedwongen het gebied af te staan ingevolge UN-resolutie 2072 (aangenomen in 1965), waarna ook dit deel bij Marokko werd gevoegd. |
Gemaakt: 09-06-10 |