5652 Hertogdom Limburg
Het hertogdom Limburg ontstond bij het uiteenvallen van het hertogdom Neder-Lotharingen in de 10e en 11e eeuw. Het omvatte voornamelijk het land van Eupen. De eerste meer bekende heer was Frederik van Luxemburg, ca. 1056. Zijn schoonzoon Walram I, graaf van Aarlen (1061-1082) bouwde de burcht Limburg in het dal van de Vesdre. Walram l huwde met Judith (Jutta), de dochter van Frederik van Luxemburg, hertog van Opper-Lotharingen (1033-1044) en hertog van Neder-Lotharingen (1046 - 1065). Diens zoon Hendrik I volgde in 1082 zijn vader op als hertog van Limburg en markgraaf van Antwerpen. In 1101 werd hij benoemd als hertog van Neder-Lotharingen en markgraaf van Antwerpen (1101-1106), in opvolging van Godfried van Bouillon. Hij maakte diens hervormingen ongedaan (zoals de afstand van de aanzienlijke kerkelijke inkomsten, waar hij als hertog recht op had, ten gunste van het Sint-Michielsklooster). 

Hendrik l heeft een grote rol gespeeld in de investituurstrijd (1075 - 1081) tussen keizer Hendrik lV (1065 - 1106) en paus Gregorius Vll. Omdat keizer Hendrik V (1106 - 1125) Hendrik l niet wilde erkennen als hertog van Neder-Lotharingen, verloor hij dit nieuwe gebied en moest hij zich tevreden stellen met Limburg, dat hij als hertog mocht besturen. Hendrik overleed in 1118 en werd als hertog van Limburg Limburg opgevolgd door Walram II.

Nadat Walram ll op 16 juli 1139 zijn laatste adem had uitgeblazen bevestigde keizer Koenraad III Godfried ll van Leuven, de zoon van Godfried l, als hertog van Neder-Lotharingen, ten nadele van de erfopvolgers van Walram II , Walram lll en Hendrik ll van Limburg.  Walram lll kreeg het graafschap Aarlen. Hendrik ll kreeg door gebiedsuitbreiding met het graafschap van Aarlen, dat hij erfde van zijn broer Walram lll en grote bezittingen in de Ardennen. In 1155 kreeg hij de titel van hertog. In 1170 volgde zijn zoon Hendrik lll hem op als hertog van Limburg.  Hendrik ll stierf in 1182.

De Limburgse hertogen bezaten verschillende leengoederen in aangrenzende landen. Limburgse lenen waren onder andere te vinden in Monschau, Bütgenbach, Sittard en Heerlen. Reeds in 1155 werd het Land van 's-Hertogenrade (Land van Rode) met Limburg verbonden.Limburgse successie-oorlog.

In 1285 stierf Ermingard of Irmgard, erfdochter van Limburg, die gehuwd was met Reinald van Gelre. Met toestemming van koning Rudolf van Habsburg nam Reinoud bezit van het hertogdom Limburg, maar vond daarbij een tegenstander in Adolf van Berg, de zoon van de broer van de laatste hertog. Deze rivaal droeg zijn rechten over op hertog Jan l van Brabant (1267 - 1294), terwijl Luxemburg de rechten van Reinoud van Gelder verwierf. Deze strijd werd uitgevochten in de Slag bij Woeringen op 5 juni 1288. Hertog Jan I van Brabant behaalde een glorieuze overwinning en bemachtigde  het hertogdom Limburg. Sinds de slag bij Woeringen stond Limburg onder Brabantse controle, maar toch Limburg niet volledig geannexeerd, maar behield haar zelfstandigheid in een personele unie, die vervolgens in Bourgondische handen overging.

Na de dood van hertogin Johanna van Brabant kwamen de verenigde hertogdommen van Brabant en Limburg onder Bourgondisch gezag.

Johanna's neef neigde meer en meer over naar haar neef Filips de Stoute, die in 1390 zijn vrouw Margaretha van Male (dochter van haar jongere zus) als haar erfgenaam liet erkennen, maar er pas in 1404 in slaagde zijn tweede zoon Antoon van Bourgondië als ruwaard in Brabant te doen aanvaarden. In een unie verbonden met Brabant kwam Limburg later onder Spaans- en Oostenrijks-Habsburgs gezag. 

Vanwege de steeds sterkere centralisatiepolitiek in het Brabantse bestuurscentrum Brussel werden grote delen van het Brabantse gebied in de zestiende eeuw gecentraliseerd. Het hertogdom Limburg bleef staatkundig onveranderd, maar ging in een nieuw politiek verband functioneren met de zogenaamde Landen van Overmaas. Deze landjes vormden zelfstandige landsheerlijkheden die in de loop van de dertiende en veertiende eeuw onder Brabants bestuur waren gekomen. 

Het graafschap Dalhem (Daelhem) (Voeren), een zelfstandig gebied tussen Luik en Maastricht, was als eerste reeds in 1244 door Brabant verworven, nadat de hertog van Brabant de graaf van Dalhem in 1239 had verslagen. 

Het Land van 's-Hertogenrade was een zelfstandige heerlijkheid rond het stadje 's-Hertogenrode of 's-Hertogenrade. Kern van het gebied was de burcht Rode en de abdij van Rode of ook wel Kloosterrade, die was gesticht in 1104 Iets meer zuidwestelijk bestond toen al het kerkdorp Kerkrade. Later kwam de burcht Rode aan de hertogen van Limburg en wordt in 1282 als „'s-Hertogenrode“ vermeld. In dat jaar kreeg de plaats stadsrechten (inclusief het muntrecht) van keizer Rudolf I van Habsburg (1273-1291). In 1283 werd de stad belegerd door het Brabantse leger onder Winnemar van Gijmenich (Gemmenich). De bevolking van de stad verkeerde in hongersnood. Een kruisboogschutter uit de stad wist de legeraanvoerder te doden, waarop de vijandelijke ridders zich terugtrokken. De held wordt nog steeds gevierd als Schutter van Rode. Door de Slag bij Woeringen (1288) kwam het land van Rode onder Brabant en bleef 's-Hertogenrode of 's-Hertogenrade heten (de hertog van Brabant was tevens hertog van Limburg geworden). In 1347 werd de tot dan toe zelfstandig gebleven heerlijkheid Valkenburg door Brabant verkregen. 

Later werden het hertogdom Limburg, het graafschap Dalhem, het Land van Valkenburg en Land van 's-Hertogenrade samengevoegd onder de naam Landen van Overmaas die in personele unie verenigd was met het Hertogdom Brabant. Vanuit het Brabantse bestuurscentrum Brussel lagen deze landjes aan de overzijde van de Maas.

Gemaakt: 19-12-08

colofon