5196 Neder-Lotharingen (1100 - 1190)

Neder-Lotharingen (977 - 1100)

Hendrik I van Limburg (1101 - 1106)

Hendrik l van Limburg was de zoon van graaf Walram I van Limburg, de eerste graaf van Limburg die met zekerheid genoemd kan worden en Jutta van Neder-Lotharingen. Hendrik volgde in 1082 zijn vader op als hertog van Limburg en markgraaf van Antwerpen. In 1101 werd hij benoemd als hertog van Neder-Lotharingen en markgraaf van Antwerpen (1101-1106), in opvolging van Godfried van Bouillon. Hij maakt diens hervormingen ongedaan (zoals de afstand van de aanzienlijke kerkelijke inkomsten, waar hij als hertog recht op had, ten gunste van het Sint-Michielsklooster). Omdat keizer Hendrik V hem niet wilde erkennen verloor hij dit nieuw gebied en moest hij zich tevreden stellen met Limburg. Hij overleed in 1118 en werd als hertog van Limburg Limburg opgevolgd door Walram II.

Godfried I van Leuven (bijg. Godfried met de Baard)  (1106 -  1118/1139)

In 1106 ging de titel van hertog van Neder-Lotharingen over op Godfried I, graaf van Leuven en Brussel, markgraaf van Antwerpen en landgraaf van Brabant.  Godfried was de zoon van Hendrik ll van Leuven en Adela (afkomst onbekend)

Rond 700 bestond Leuven uit enkele woonkernen. Rond het jaar 1000 werden op andere delen van het grondgebied - langs de grote wegen - nederzettingen gesticht, bijna steeds met een kapel. In 870 was Leuven de hoofdstad van een gelijknamig graafschap, dat het gebied besloeg tussen de Demer en de Dijle en tussen de Wasbeek en de Lobeek.
Leuven werd waarschijnlijk als hoofdplaats gekozen door zijn gunstige ligging aan de Dijle en heirbaan Boulogne-Keulen. De eerst graaf van Leuven die in geschreven bronnen wordt vermeld was Lambert I van Leuven, achterkleinzoon van Reinier l van Henegouwen (875-915), die tussen 910-915 markgraaf was in het koninkrijk Lotharingen. Via zijn huwelijk met Gerberga van Lotharingen, dochter van hertog Karel van Lotharingen, verwierf hij eveneens een graafschap in de Brabantgouw, het zogenaamde graafschap Brussel, gelegen tussen de Zenne en de Dijle. 

Godfried was op zijn vijftiende jaar op aanbeveling van de (aanverwante) markgraaf van Thuringen, Egbert II van Braunschweig, voor een ridderopleiding naar het keizerlijk hof gestuurd. Bij de dood van zijn broer Hendrik III van Leuven in februari/maart 1095, volgde hij deze op als graaf van Leuven en landgraaf van Brabant. Op 13 mei 1106 werd hij ook aangesteld tot hertog van Neder-Lotharingen en markgraaf van het markgraafschap Antwerpen. 

Godfried l was getrouwd met Ida, de dochter van Otto II van Chiny, maar na haar dood trouwde hij opnieuw met Clementia, dochter van graaf Willem I van Bourgondië, en weduwe van graaf Robrecht II van Vlaanderen. Hij overleed op 25 januari 1139 en werd begraven in de abdij van Affligem. Hij werd opgevolgd door Godfried II, een zoon uit zijn eerste huwelijk. Zijn dochter Adelheid, was getrouwd met Hendrik I van Engeland.

Walram II van Limburg (1118 - 1139)

In 1128 werd Godfried uit het hertogelijk ambt ontheven en vervangen door Walram II van Limburg, de zoon van hertog Hendrik l van Limburg. Godfried zou zichzelf tot zijn dood in 1139 hertog van Lotharingen zou blijven noemen. 

Godfried II van Leuven (bijg. Godfried de Jonge) (1139 - 1142)

Nadat Walram ll van Limburg op 16 juli 1139 zijn laatste adem had uitgeblazen bevestigde keizer Koenraad III Godfried ll van Leuven, de zoon van Godfried l, als hertog van Neder-Lotharingen, ten nadele van de erfopvolgers van Walram II , Walram lll en Hendrik ll van Limburg.  Walram lll kreeg het graafschap Aarlen. Hendrik ll kreeg door gebiedsuitbreiding met het graafschap van Aarlen, dat hij erfde van zijn broer Walram lll en grote bezittingen in de Ardennen, in 1155 de titel van hertog. In 1170 volgde zijn zoon Hendrik lll hem op als hertog van Limburg.  Hendrik ll stierf in 1182.

Godfried ll in het huwelijk met Lutgardis van Sulzbach en braken de Grimbergse Oorlogen tegen de Berthouts, heren van Mechelen en Grimbergen, uit. 

Godfried III van Leuven (1142 - 1190)

Godfried lll, bijgenaamd de Moedige, de zoon van Godfried ll van Leuven volgde zijn vader na zijn dood in 1142 op als landgraaf van Brabant en graaf van Leuven en als hertog van Neder-Lotharingen. Hij beëindigde de Grimbergse Oorlogen door in 1159 de motte van Grimbergen te laten afbranden. Hij veroverde ook de graafschappen Aarschot (vóór 1179), Geldenaken (1184) en Duras (1189). Zijn huwelijk met Margaretha van Limburg (1155) moest een einde maken aan de strijd met het hertogdom Limburg. Toen Margaretha in 1172 overleed, hertrouwde hij met Imena, een dochter van graaf Lodewijk I van Loon. Als compensatie van de verdediging van Jeruzalem tegen de inval van de Egyptische sultan Saladin (1183/1184) werd zijn zoon Hendrik I van Brabant door keizer Frederik Barbarossa in het landgraafschap Brabant tot hertog verheven. Een andere zoon van Godfried lll, Albert van Leuven, werd bisschop van Luik Na zijn dood trad zijn weduwe Imena in het klooster van Munsterbilzen.

Na de dood van Godfried lll van Leuven in 1190 werd het territoriaal gezag van de hertog van Neder-Lotharingen opgeheven op de Landdag van Schwäbisch Hall. Daarbij werd vastgelegd dat zijn erfopvolger Hendrik I van Brabant, die in 1183/1184 reeds hertog van Brabant was geworden) het hertogelijk gezag nog slechts mochten uitoefenen binnen zijn eigen gebieden en rijkslenen. De titel van Neder-Lotharingen, veelal verfranst tot Duché de Lothier, bleef als gezagsloze eretitel tot op het einde van het Ancien Régime (1795) bestaan. 

Hertogdom Brabant

Gemaakt: 12-01-08

colofon