43 |
Ordovicium (448,3 - 443,7 miljoen jaar geleden) |
570 | 560 | 540 | 530 | 520 | 510 | 500 | 490 | 480 | 470 | 460 | 450 | 440 | 430 | 420 | 410 | 400 | 390 | 380 |
370 | 360 | 350 | 340 | 330 | 320 | 310 | 300 | 290 | 280 | 270 | 260 | 250 | 240 | 230 | 220 | 210 | 200 | 190 |
180 | 170 | 160 | 150 | 140 | 130 | 120 | 110 | 100 | 90 | 80 | 70 | 60 | 50 | 40 | 30 | 20 | 10 |
![]() Klik hier voor het frame van de pagina |
De periode 448,3 tot 443,7 miljoen jaar geleden, het tweede tijdvak van het Paleozoïcum, wordt Ordovicium genoemd, naar de Keltische stam, de Ordovices en werd voor het eerst gebruikt in 1887 door Charles Lapworth. |
![]() |
In het Ordovicium verschenen de eerste echt grote dieren; enkele ongewervelden waren 11 m lang. In dit tijdperk verschenen ook de eerste planten, zoals de kleine Cooksonia. Dankzij deze planten zou er meer zuurstof in de lucht komen, wat leven op het land mogelijk maakte. Dieren zoals Belemnieten, Trilobieten Zeeschorpioenen kenden een grote bloei. |
De eerste sporenvormende planten koloniseerden het land. Het waren de eerste levensvormen buiten de beschermende omgeving van het water.
Grafische voorstelling van de laatste 570 miljoen jaar. |
1 | Cambrium | ![]() |
2 | Ordovicium | ||
3 | Siluur | ||
4 | Devoon | ||
5 | Carboon | ||
6 | Perm | ||
7 | Tertiar | ||
8 | Kwartair |
![]() |
Naar het eind van het Ordovicium toe sloot de Iapetus Oceaan, daarmee ruimte gevend aan de groei van de Rheische Zee. Beide zeeën werden gescheiden door smalle landstroken dicht bij de Zuidpool. Deze landstroken zijn nu delen van oostelijk Noord-Amerika. Gondwana bewoog zich richting Zuidpool en veel van de landmassa verdween onder de zeespiegel. Delen van huidig Noord-Afrika lagen bovenop de Zuidpool. Perioden met grote vulkanische activiteit creëerde meer land aan de oostkant van Australië, delen van Antarctica en Zuid-Amerika.
Tijdens het Ordovivium verschenen veel ongewervelde zeedieren, waaronder Graptolieten en Trilobieten. |
De Trilobieten die tot de groep Ibex fauna behoorden ontwikkelden zich in deze periode nauwelijks verder.
De tweede groep trilobieten, de Whiterock fauna, ontwikkelde tijdens het Ordovicium tal van nieuwe soorten met uiteenlopende vormen, net zoals de andere diergroepen toen deden.
|
![]() |
Zo'n slordige 450 miljoen jaar geleden, aan het einde van het Ordovicium en in het begin van het Siluur, was het land 'woest en ledig'. Kale, nauwelijks verweerde rotsbodems, lege zand-, grind- en kleivlakten, geen begroeiing. Misschien hier en daar wat korstmos. En op natte plakken wat algen, waartussen een paar spinachtige diertjes rondscharrelden. Bij de monding van rivieren, waar het water het land geregeld overstroomde, zag het waarschijnlijk groen van de algen. Op zulke plekken heeft men b.v. in Australië de sporen van grote zeeschorpioenen gevonden, die tijdelijk het land opgingen. Verder was er niet veel te beleven op het land. Het leven speelde zich bijna helemaal in het water af. |
Uit de vroege gewervelde dieren ontwikkelden zich de toen nog Kaakloze vissen De kegelvormige tandjes die als fossielen zijn teruggevonden (zgn. Conodonten) zijn mogelijk van deze kaakloze vissen afkomstig. Andere onderzoekers menen achter dat het hier gaat om tanden van wormen, slakken of ammonieten. |
![]()
|
|
Van het Vroeg tot het Midden-Ordovicium bestond er op aarde een milder klimaat waarin het vrij warm was en de atmosfeer een hoge vochtigheid bezat. Tegen het eind van het Ordovicium kwam Gondwana op en rond de Zuidpool te liggen en werd vrijwel het hele zuidelijke deel van Gondwana door ijs bedekt. Er ontstonden forse gletsjers, waardoor de ondiepe zeeën droog vielen en het algemene zeeniveau drastisch terugliep. Deze gebeurtenissen zijn waarschijnlijk de oorzaak van een nieuwe massale uitsterving van het dierenleven in de oceanen (ca. 440-450 miljoen jaar geleden); de op één na grootste massa-uitsterving van het mariene leven uit de geschiedenis. 60% van alle bestaande ongewervelde dieren en 25% van alle families stierven uit. Veel van de rifbouwende fauna was eveneens teruggebracht in aantal. In totaal stierven meer dan honderd families van de ongewervelde dieren uit. Met name de Trilobieten leden veel schade, maar overleefden toch de ramp. laatst bijgewerkt: 18-11-06 |