1503 |
Minoïsche beschaving (3200 - 2000 v. Chr.) |
|
Op het eiland Kreta vestigde zich omstreeks 3200 v. Chr.. vanuit mogelijk Zuid-Egypte of uit de Indus-Vallei een semitisch (?) volk, dat wij later zullen kennen als de Minoërs, die door Evans in 1904 aan dit volk heeft gegeven en is ontleend aan de naam van de legendarische koning Minos. De Egyptenaren noemden de bewoners van Kreta Keftiu. De oorspronkelijke neolithische stammen die Kreta bewoonden (![]() Er zijn opvallende overeenkomsten tussen het volk dat 4000 jaar geleden uit de Indus Vallei verdween en de Minoïsche beschaving volgens Astrid van den Kerkhof en haar man Peter Rem. (NRC Handelsblad 25-01-04). Het volk dat daar leefde ( Als de Minoïsche beschaving door het volk dat omstreeks 2000 v. Chr.s de Indus-Vallei verleit, rijst natuurlijk de vraag hoe ze op Kreta terecht zijn gekomen. Het staat vast dar Indus-Vallei-bewoners reeds in de 23ste eeuw v. Chr. handel dreven met Mesopotamië, waar Sargons kleinzoon |
In het noorden van Syrië is de Eufraat slechts 150 kilometer verwijderd van Alakh, destijds een belangrijke havenstad aan de Middellandse Zee. Langs die route werd veel cedehout getransporteerd en koper, afkomstig van Cyprus. Omgekeerd vond ivoor uit die regio zijn weg naar Kreta. Het was een drukke handelsroute en als de Minoërs niet uit de Indus-Vallei kwamen, dan waren beide volkeren elkaar zeker in Syrië tegengekomen. Sanskrietsprekers waren in Mitanni (Noord-Syrië) terechtgekomen en op Cyprus zijn lange doorboorde kralen gevonden, die zeer typerend zijn voor de Indus-Vallei.
|
![]() |
Evans doopte de beschaving op Kreta de Minoïsche en verdeelde die in een aantal perioden en onderperioden. Vroeg-Minoïsch (± 3200 - ± 2000 v. Chr.), Midden-Minoïsch (± 2000 - ± 1450 v. Chr.) en Laat-Minoïsch (± 1450 - ± 1100 v. Chr.). De bevolking nam sterk toe. Aan de kusten van Kreta bouwden de Kretenzers (Keftiu) dorpen met stenen huizen. Het waren hardwerkende mensen, kunstige handwerkslieden, sluwe kooplui en ervaren zeelieden. Met Egypte, de Levant, de Cycladen en Klein-Azië knoopten zij handelsrelaties aan. Mogelijk verkochten zij deze tegen aardewerk aan Noord-Afrika en aan Egypte. Toen koper in gebruik kwam, importeerden de Kretenzers koperstaven uit Cyprus en exporteerde het fraai beschilderd aardewerk, gegraveerde zegelstenen en textiel. Later werden ook bronzen voorwerpen gemaakt en uitgevoerd. Hun handelsschepen waren gebouwd van hout, dat in overvloed aanwezig was op het bosrijke eiland. |
Handel en nijverheid kwamen tot grote bloei en Kreta groeide uit tot het voornaamste handelscentrum van het hele Egeïsche gebied en een belangrijk centrum van bronscultuur. Omstreeks 2500 v. Chr. domineerden de Kretenzers het gehele Egeïsche gebied. Bronzen voorwerpen, zoals zwaarden, schilden, lansen, dolken en helmen, en siervoorwerpen als armbanden, kettingen, ringen en oorbellen, werden met scheepsladingen tegelijk uitgevoerd. Amnisos (ca. 7,5 km ten oosten van Heraklion) was de belangrijkste havenstad aan de noordkust van het eiland. In 1932 werd Amnisos opgegraven, waarbij een villa ontdekt werd, met een huis dat bekend staat als het Huis van de Lelies. Dit vanwege het fraaie muurfresco, met als thema de lelie. | ![]() |
![]() |
De Kretenzers werden welvarend en op het eiland ontwikkelde zich een hoge beschaving. Kreta raakte dichtbevolkt. Behalve zo'n negentig welvarende steden lagen dicht opeen ontelbare dorpjes in de dalen en op de terrasvormige berghellingen. Voor de bewoners was er voedsel in overvloed: in de bossen leefde groot wild, zoals herten en wilde zwijnen. De zee leverde vis. Het lievelingskostje van de Kretenzers was inktvis. De boeren oogsten gerst, druiven en olijven, hielden schapen, kippen, varkens, geiten en runderen. Van de gerst maakten ze een soort bier, van de druiven wijn. Daarnaast werden ook bijen gehouden: honing was de enige manier om gerechten en dranken te zoeten. De Kretenzers kenden nòg een lekkernij: rozijnen. Ze droogden de losse druiven in het najaar in de zon en konden ze zo langere tijd bewaren. De olijfboom was heilig op Kreta. Het sap dat men uit de olijven perste, leverde een heerlijke olie op, die in vrijwel alle gerechten gebruikt werd. In de herfst werden de vruchten uit de olijfbomen geslagen, in heet water gedompeld en vervolgens geplet. Zo werden ze weggezet. Na verloop van tijd sijpelde er heldere olie uit, stralend als de zon. |
Omdat de mensen van Kreta weinig moeite hoefden te doen om aan voedsel te komen, hadden zij tijd genoeg om zich in allerlei zaken te bekwamen. Omstreeks 2200 v. Chr. ontstonden op het eiland de eerste echte steden. Kretenzische kooplieden vestigden handelsposten op Malta, Sicilië en in het zuiden van Italië. Twee tot driemaal per jaar liepen de schepen daar binnen, losten de voorraden en koopwaar en laadden de plaatselijke producten, zoals tarwe, huiden of geweven stoffen, die de handelsagenten ter plaatse hadden verzameld, in de schepen. Ook zeilden de schepen naar Sardinië, Zuid-Frankrijk (dat bewoond werd door de Liguriërs (Ligures).) en Zuid-Spanje (Iberiërs), waar de goederen met winst werden verkocht. Waarschijnlijk waren de handelsposten in het zuiden van het Iberisch schiereiland de belangrijkste op de route. Op het Iberische schiereiland waren koper, tin en goud te vinden. Van daaruit begonnen de meeste schepen weer aan de thuisreis. Later zeilden de Kretenzische schepen via de Straat van Gibraltar, langs de kust van Portugal, de Golf van Biskaje en Bretagne naar de Ierse Zee om in Ierland en Wales aan land te gaan mogelijk om koperen bijlen te ruilen voor het rode goud, dat door de plaatselijke boeren uit de Ierse rivieren werd gewassen of vers voedsel. Sommige schepen schijnen nog verder gevaren te zijn: door het Kanaal en de Noordzee naar de kust van Denemarken, waar de producten werden verhandeld, die in Ierland en Wales waren ingeladen. |
Eén van de opvallendste kenmerken van de opkomende Minoïsche cultuur op Kreta is de tholos graftombe.
laatst bijgewerkt: 17-08-10 |
![]() |