2126

Minoïsch schrift



Na ± 2000 v. Chr. leerden de Minoërs op Kreta ook lezen en schrijven. De voorbeelden van het schrift dat de Minoërs achterlieten op zegels zijn echter nog steeds niet ontcijferd.  
Er zijn op Kreta maar liefst drie soorten schrift teruggevonden. Het oudste lijkt op de Egyptische hiërogliefen en bestaat uit tekeningetjes van alledaagse dingen: vissen, sterren, handen. Uit dit beeldschrift ontstond later een andere schrift. Dit schrift is eveneens nog niet ontcijferd. 

links: Kleitabletten met Lineair-A inscripties.

De kleitabletten die in 1900 door de Britse archeoloog Arthur Evans tijdens zijn opgravingen in Kreta zijn gevonden bevatten primitieve teksten.Het bleek om twee verschillende teksten te gaan die Evans Lineair-A (gedateerd op 1750 - 1450 v. Chr.) en Lineair-B (na 1450 v. Chr.) noemde. Evans meende dat het Lineair -B uit het Lineair-A was ontstaan en dat beide schriften het Minoïsch optekenden - de taal van het Minoïsche volk dat op Kreta leefde. Het was in elk geval geen Grieks, dacht Evans. De laatste 40 jaar van zijn leven trachtte Evans het Lineair-B te ontcijferen. Zijn voorsprong op collega's bestond uit het voor zich zelf houden van het merendeel (90 %) van de gevonden tabletten. Na zijn dood in 1941 kwamen die ook voor anderen beschikbaar. 

Het was de architect Michael Ventris die in 1953 zijn ontcijfering wereldkundig maakte. Deze taalkundige amateur toonde aan dat Lineair B tóch Grieks was. Lineair A en Lineair B zijn syllabe-schriften, waarbij ieder teken staat voor een lettergreep. Achter elkaar uitgesproken vormen die lettergrepen woorden. De ontcijfering van een dergelijk schrift verloopt in twee stappen: wat is de klank van de tekens en wat betekenen de aldus uitgesproken woorden? Geen eenvoudige opgave, want waar vind je de klank van een 3500 jaar oud schrift? Sommige Lineair-B tekens lijken sterk op Cypriotische tekens, die veel recenter zijn. Het Cypriotisch schrift was ontcijferd dankzij de vondst van tweetalige tabletten (zoals ook de beroemde Rosetta-steen de ontrafeling van Egyptische hiëroglyfen mogelijk maakte). 
Als het Cypriotisch tekens heeft overgenomen uit het Lineair-B, dan is de klank waarschijnlijk nog hetzelfde. Op een Lineair-B tablet met zes paardenhoofden staan twee tekens die sterk lijken op de Cypriotische tekens PO en LO. Evans wist natuurlijk dat "polos" het Griekse woord is voor veulen. Maar POLO eindigt niet op een s en omndat hij toch al overtuigd was dat Lineair geen Grieks was, beschouwde hij het als toeval. Later bleek dat Lineair-B-lettergrepen nooit eindigen op een medeklinker. Om een aantal tekens te beperken gebruikten de Minoërs alleen lettergrepen van de vorm klinker en klinker-medeklinker, dus bijv. A, I, WA, PE, MO. Door deze restrictie noteert Lineair-B TA-TO-MO voor "stathmos" (stal).  Ventris' ontcijfering werd met veel scepsis ontvangen, maar gelukkig werd niet lang daarna in Pylos het doorslaggevende bewijs opgegraven. Op een kleitablet met een afbeelding van een pot met drie poten stonden de Lineair-B tekens TI-RI-PO-DE. Het Griekse woord 'tripos" betekent driepoot. Van het Lineair-A schrift zijn ongeveer 1500 teksten bekend, de meeste zeer fragmentarisch en beschadigd, waarop.zo'n 7500 tekens zijn aangetroffen. Het merendeel van de inscripties staat op kleitabletten, maar er is ook een aantal voorwerpen met Lineair-A tekens gevonden. De verwantschap tussen Lineair-A en Lineair-B is onmiskenbaar: de helft van de 178 bekende Lineair-A tekens komt overeen met Lineair-B tekens. Dankzij de ontcijfering van Lineair-B is de fonetische waarde van die tekens bekend. De meeste Lineair-A tabletten zijn inventarislijsten van voedsel en goederen. De inscripties zijn vaak onduidelijk waardoor niet met zekerheid is te zeggen welke tekens er precies staan.
De Diskus van Phaistos (Phaestos).

In een tempel in Phaistos werd in 1908 een schijf gevonden die dateert uit ± 1700 v. Chr., kort voor de aardbeving waarbij de paleizen van Kreta werden verwoest. Op deze schijf zijn tekens aangebracht in een spiraal. 

Na de ontcijfering door de Noorse geleerde Kjell Aartun in 1990 bleek het te gaan om een ritueel loflied op de vruchtbaarheid. (?) 
Het bestaat uit 30 versregels waarin om de beurt een jonge vrouw en een jonge man aan het woord zijn. De taal lijkt verwant te zijn aan een in Ethiopië gesproken Semitische taal. (volgens Jan Best een semitische taal, verwant aan de talen van Ugarit en Alalach in Syrië). Als de tekst op deze schijf geen import is, maar een lokaal product, dan zou dat dus betekenen dat de Minoërs van Semitische afkomst zijn. 

Hedwig Roolvink (op de website De Diskus van Phaicus) schrijft hierover:

Ongeveer 1750 v. Chr. heeft iemand verslag gedaan van de trektocht van een groep mensen die in de bergen woonden en op zoek waren naar vlak land. Dit verslag is  bewaard gebleven op een schijf van klei en aan het begin van de 20ste eeuw gevonden in Kreta bij opgravingen van het paleis van Phaistos. Het feit dat deze schijf, de z.g. Diskus van Phaistos, is gevonden in een kamer waar ook enkele heilige voorwerpen waren opgeslagen, kan zeker niet dienen als bewijs dat het hier ook om een heilig voorwerp gaat, zolang wij niet weten wie hem daar heeft neergelegd en wanneer. Het is heel goed mogelijk dat de een of andere Griekse heerser de diskus vele eeuwen later heeft ontdekt en hem met andere antieke voorwerpen in een speciale kamer heeft geplaatst, of dat hij, zoals sommige mensen nu, dacht dat het een heilig voorwerp was, omdat ook hij het Hethitische schrift niet kon lezen. Momenteel is de schijf te zien in het Archeologisch Museum van Herakleion. Het schrift bestaat uit figuren die spiraalsgewijze in reliëf zijn aangebracht. Bijna een eeuw lang heeft men verwoede pogingen gedaan om het te ontcijferen, helaas met een onbevredigend resultaat, o.a. omdat men dacht dat het van Griekse oorsprong was, (lineair A schrift), en moest worden gelezen van links naar rechts. Ook ging  men er van uit dat de figuren letters of lettergrepen voorstelden. Het schrift is waarschijnlijk afkomstig uit Klein-Azië (Anatolië) en moet gelezen worden van rechts naar links en van onderen naar boven, de gebruikelijke leesrichting in het Midden Oosten. Dat blijkt uit enkele inscripties die gevonden zijn in Mallia (Kreta) en dateren van 1700  v. Chr. Deze inscripties zijn wel in Grieks schrift geschreven en worden dus gelezen van links naar rechts. Er staan twee pictogrammen op van dezelfde betekenis als die op de schijf, maar ze staan in de omgekeerde volgorde. We hebben hier te maken met een eenvoudig beeldschrift, dat bestond uit pictogrammen en werd gebruikt door de Hethieten. Iedereen kon het lezen, onafhankelijk van de gesproken taal. Vrijwel zeker was dit schrift algemeen bekend en werd het op internationaal niveau gebruikt, verschillende pictogrammen ben ik tegengekomen in de beeldtaal van de Azteken, zoals dat van de priester met een soort hanekam op zijn hoofd. Bovendien lijken de mannen een nauwsluitende kap te dragen die ook voorkomt bij beelden uit een oude Z. Amerikaanse (?) cultuur. (Beeldschrift moet gelezen worden in de richting waarin mensen kijken of lopen, in dit geval dus van rechts naar links. Egyptische hiëroglyfen worden ook zo gelezen). Het is zeer goed mogelijk dat het verslag oorspronkelijk op de schijf van een boomstam geschreven was of ingekerfd en dat men het later heeft gekopieerd op een schijf van klei en die schijf heeft gebakken, opdat het niet verloren zou gaan. Het verslag van de trektocht begint in het midden op de kant met een bloem in het midden en gaat verder op de andere kant.

Vertaling

1. In het koningshuis  ......  is een jonge prins die nog geen macht heeft.Zijn specialiteit is de roeispaan.
2. Wij, een groep onderdanen,  beginnen met een tocht door het bos.
3. Wij hebben bij ons metaal (?), een metalen speer met weerhaken, vuur en enige godsbeeldjes van de god van het vlakke land, die echter nog niet werken, omdat wij nog niet de bescherming hebben van een priester.
4. De prins met de roeispanen wordt hoofd van de groep.
5. Hij brengt vuur, een "vork",  [die toegang geeft tot de god Shamash], en een hamer mee.
6. Wij gaan verder door het bos en hebben nu de bescherming van een priester.
7. Hij beschermt ons door de beste route aan te geven met behulp van een hoorn en de vlucht van adelaars. De route leidt naar het zuiden met een kleine afwijking naar het westen.
8. Er gaat een vrouw mee die een "vork, een "schotel", [beide verschaffen haar toegang tot bepaalde goden], en timmerhout bij zich heeft.
9. De god van het vlakke land moet ons helpen om vlak land te vinden voor timmerhout (timmerwerk), voor het gevogelte en voor hokken, wij worden daarbij beschermd door de priester.
10. De route leidt naar het oosten, zoals de priester, die ons beschermt, aangeeft met behulp van een hoorn (hoorns) en de vlucht van adelaars.
11. Een groep loopt verder door weiland (drassig land).
12. Zij hebben timmerhout, een hamer en roeispanen voor een boot en gaan varen. Zij varen stroomopwaarts. De boot gaat over vlak water. De priester zorgt dat de god van het vlakke land zijn werk goed doet.
13. De route leidt naar het westen, zoals de priester, die ons beschermt, aangeeft met behulp van een hoorn (hoorns) en de vlucht van adelaars.
14. Er is (hout voor) een hamer en er is vis.
15. Wij hebben bij ons metaal (?), een metalen speer met weerhaken, vuur en enige godsbeeldjes van de god van het vlakke land, die nu goddelijke kracht hebben door de bescherming van de priester.
16. De route leidt naar het westen, zoals de priester, die ons beschermt, aangeeft met behulp van een hoorn (hoorns) en de vlucht van adelaars.
17. (Ook) onze groep loopt dan door weiland (drassig land).
18. Wij hebben timmerhout, een hamer en roeispanen voor een boot en gaan varen.Wij varen stroomopwaarts. De boot gaat over vlak water. De priester zorgt dat de god van het vlakke land zijn werk goed doet.
19. Een boot lijdt schipbreuk door toedoen van de weergod.
20. De prins uit ons koningshuis heeft het overleefd, evenals de hamer en het gevogelte, wij hebben nog de bescherming van de priester.
21. Er is land met een bron en klei. Wij lopen rond door de omgeving.
22. Er is vuur voor een "vork" van klei [om toegang tot de god Shamash te krijgen] en wij worden beschermd door de priester.
23. Met behulp van vuur, een hoorn (hoorns) en de vlucht van adelaars wordt nu de richting bepaald. De route leidt naar het zuiden met een kleine afwijking naar het oosten.
24. [Het eerste pictogram is onleesbaar]. Er is timmerhout (timmerwerk) van de vrouw en wij hebben de bescherming van de priester.
25. Na een gevecht nemen wij een schiereiland van deze vorm in bezit, het is vlak.
26. Er is bescherming dank zij een eiland, [dat is Chios], het water is vlak.
27. Er is vis en er is een bron. Wij nemen de priester zijn functie van beschermer af.
28. Wij richten ons nu tot de god van de sterrenhemel en oriënteren ons op het sterrenbeeld Canis (de Hond). Dit is zijn stand. Er gaan enkele jaren voorbij.
29. Wij zijn op een eiland. Dit is de stand van Canis.
30. Er is bescherming dank zij een bron en er staat een bouwsel (duiventil)
31. Er is timmerhout (nodig ?) en wij gaan het bos in onder bescherming van de priester.
32(1).  Wij zijn op een eiland.
33(2).  Wij gaan in de boot en varen stroomafwaarts. Het water hamert tegen de boot. Wij roepen de god van de sterrenhemel aan en richten ons op het sterrenbeeld Canis.
34(3).  Wij komen bij een stuk land. Het water hamert tegen het land. Er is vuur dank zij de vrouw en zij verdringt de priester van zijn plaats.
35(4).  Er is land met timmerhout, door toedoen van de weergod.
De god van de vegetatie is hier actief. Het land is zeer vruchtbaar (?).
36(5). De andere groep vecht om het bezit van land dat niet erg toegankelijk is. Dit is de stand van Canis. Sommigen blijven daar wonen.
37(6).  Er staat een bouwsel (duiventil). Er is timmerhout en (hout voor) een hamer.Er is land.
38(7).  Wij zijn op een eiland. Er is land.
39(8).  Er is (hout voor) vuur en timmerhout en land.
40(9).  Wij gaan in de boot en varen stroomopwaarts. Het water beukt tegen de boot. Wij roepen de god van de sterrenhemel en de god van het vlakke land aan.
41(10). Onze groep vecht om het bezit van land dat niet erg toegankelijk is.Wij zijn niet zo sterk. Dit is de stand van Canis.
Sommigen blijven daar weer wonen.
42(11). Wij zijn op een eiland. Dit is de stand van Canis.
43(12). Wij gaan door bos, na een gevecht nemen wij dat in bezit. Dit is de stand van Canis.
44(13). De anderen vechten om het bezit van land dat niet erg toegankelijk is. Dit is de stand van Canis.
 45(14). Wij lopen verder over vlak land dat zeer vruchtbaar(?) is, dank zij de priester.
46(15). Er is vis door toedoen van de weergod. Er is gevogelte. Er is vuur, dank zij de vrouw.
47(16). Wij lopen verder door het gebied van de god van de vissen. Dit is de stand van Canis.
48(17). Er is timmerhout (en hout) voor hokken en pijlen.
49(18). Er kan vuur gemaakt worden met vuursteen. Er staan enkele bouwsels,(duiventillen). Dit is de stand van Canis.
50(19). Wij lopen door het gebied van de prins en gaan weer in de boot, wij varen stroomopwaarts. De boot gaat over vlak water.
51(20). Er is een bron op een niet erg toegankelijke plaats, de priester gebruikt een hoorn.
52(21). Er is vuur en (in ?) een bron. Er staat een bouwsel (duiventil) en er is land.
53(22). De boot stoot op rotsachtige grond. Wij gebruiken de gekartelde speer om los te komen en besluiten te blijven.
54(23). Er is timmerhout (nodig ?) en wij gaan het bos in. Wij komen op een stuk land een kloof tegen. [Die kloof heet in de 20ste eeuw na Chr. de kloof van  Samaria ].
55(24). Er is vis door toedoen van de weergod en wij lopen verder door het bos.
56(25). Er is een stuk zandgrond. Pas op, er dreigt gevaar. Er is timmerhout en (hout voor) de hamer en voor pijlen.
57(26). Er is bescherming dankzij de vuursteen, er staat een bouwsel (duiventil) en er is vis.
58(27). Er is vlakke grond om de boot (boten) neer te zetten.
59(28). Wij hebben een kind van het mannelijk geslacht, een hamer, een speer en een priester.
60(29). Er is (hout voor) vuur en (op ?) een eiland, het water is vlak.
61(30). Op land met een bron gaan wij wonen en wij hebben daarbij de  bescherming van de priester.                             

Voorheen werd aangenomen dat de Minoërs afkomstig waren uit continentaal Griekenland of uit Klein-Azië. Na de ontcijfering van de schijf van Phaistos denkt men nu dat de Minoërs in het 3e mill. v. Chr. vanuit Zuid-Egypte naar Kreta zijn verhuisd.

Als de Minoërs - volgens A. van den Kerkhof en P. Brem) echter uit de Indus-Vallei kwamen ( Kreta (3000 - 2000 v. Chr.) - Vroeg-Minoïsche Periode), dan tekent het Lineair-A schrift de taal op die de bewoners van de Indus-Beschaving spraken. Helaas  zijn er maar weinig Lineair-A teksten bewaard gebleven en bestaan die hoofdzakelijk uit weinig interessante  inventarislijsten. Op Cyprus is echter een tablet gevonden met 20 regels tekst, opgetekend in het Cypro-Minoïsch - een variant van het Lineair-A. Er blijken nu grote overeenkomsten te zijn tussen deze tekst en teksten die geschreven zijn in de in het Sanskriet geschreven Rigveda (de eerste en belangrijkste van de vier Oud-Indische Vedasamhita's, bestaande uit prijsliederen tot de goden, aanroepingsgezangen en toespelingen op hun mythische daden, in totaal 10 462 strofen. Het is het oudste literaire document van de Indogermanen, ontstaan in het bovenstroomgebied van de Indus – aanvankelijk door mondelinge overlevering – tussen 2000 en 600 v.C.). Het hoeft niet zo te zijn dat het Lineair A het Sanskriet optekent, beide zouden een gemeenschappelijke bron - een Indogermaanse oertaal - kunnen hebben gehad, waaruit zich later het Sanskriet heeft ontwikkeld. Die oertaalvorm zou uit de Indus-Vallei naar Kreta kunnen zijn gebracht en daar zijn neergeschreven in het Lineair-A. Als er ooit meer Lineair-A teksten worden gevonden zal pas blijken of deze theorie stand houdt.

laatst bijgewerkt: 31-01-04

colofon