2771

Iberiërs (ca. 3000 - ca. 60 v. Chr.)

Hispania (219 v. Chr. - 409 n. Chr.)
Een groot deel van het Iberisch schiereiland, vooral het zuiden en oosten van Spanje tot aan de Languedoc in Frankrijk, werd bewoond door verschillende volkeren (tezamen aangeduid met Iberiërs), die zich al ± 3000 v. Chr. vanuit Noord-Afrika in dit gebied hadden gevestigd.

In Odiel (Huelva) werden in 1923 meer dan 400 bronzen voorwerpen gevonden uit de Bronstijd (2500 - 1000 v. Chr.).

Het dal van de Guadalquivir in Zuid-Spanje (Andalusië) was het gebied van de Tartessiërs of Turdetaniërs. Hun koninkrijk ontstond in de Bronstijd (2e millennium v. Chr.). 

Uit de 6e eeuw v. Chr. dateren van dit volk de eerste tekenen van een herkenbare beschaving. 

Links: Thymiaterion (oliebrander) La Quéjola (eind 6e eeuw v. Chr.)

Pas toen aan het eind van de 19e eeuw de eerste vondsten werden gedaan, realiseerde men zich dat de Iberiërs een hoogstaande beschaving hebben gekend, te vergelijken met de Kelten, Scythen en Phoeniciërs

Sinds 1975 hebben nieuwe opgravingen in Spanje en Frankrijk veel meer informatie opgeleverd over taal, schrift, samenleving, religie en kunst van de Iberiërs. Zo zijn er op vazen beelden uit het dagelijks leven gevonden, zoals de jacht, dansen, kinderspelen en de dubbele fluiten waarop zij muziek maakten. 

De Iberiërs vormden een aristocratische maatschappij met vorstelijke krijgers, die vanuit grote versterkte forten over hun gebied heersten. Deze vorsten schiepen hun eigen heldenmythen door grote monumenten te laten bouwen van dappere krijgers die strijden met vijanden en wilde dieren.

Massieve zandstenen sculpturen van krijgers die korte rokjes, helmen en beenbeschermers droegen en hun platte en brede, bijna vierkante koppen, maken deel uit van een al in de oudheid verwoest grafmonument uit de 5e eeuw v. Chr. uit Porcuna (Jaén), gebouwd in opdracht van een Iberisch vorst. 

De stammen waarin de Iberiërs verdeeld waren, hadden eigen talen en een eigen schrift, dat inmiddels is ontcijferd. Hun kunst bestond uit grote en kleine kalksteensculpturen, versierde wapens, beschilderd aardewerk, sieraden en bronzen beeldjes. 

Rechts: Iberische strijder van Cerillo Blanco (eerste helft 5e eeuw v. Chr.)

De beroemdste zandstenen zandsteensculptuur is de in 1897 in La Alcudia, zo'n 2 kilometer ten zuiden van Elche (Levante) opgegraven Dama de Elche. Deze polychroom beschilderde portretbuste uit 425-375 v. Chr.) van een Iberische dame, is behangen met sieraden en met de haren in wielvorm langs het hoofd. Het beeld is te bezichtigen in het Nationaal Archeologisch Museum in Madrid.

Links: la Dama de Elche

 

Boven: In inscriptie in een ring, gevonden door Schulten in een Spaans vissersdorp schijnt een voorbeeld te zijn van het Tartessische schrift.

Links: beschilderd vaasje

De Iberiërs waren een volk dat beschikte over fijnzinnige kunstenaars, wat blijkt uit een bronzen beeldje van een sierlijk jong meisje met een duif in de hand en een grote schaal op het hoofd voor het branden van offergaven. Op een vaas is tussen vogels, bloemen en andere ornamenten, een grappig rond, Picasso-achtig vrouwenkopje afgebeeld met asymmetrische ogen en wenkbrauwen dat zo van een doek van Picasso lijkt afgestapt. 

Bijna aandoenlijk zijn de bronzen votiefbeeldjes van zowel geklede als naakte vrouwen en mannen, met ronde gezichtjes en vreemde, bolle ogen. Sommige bieden op uitgestrekte handen ronde bolletjes aan die lijken op kadetjes. De Iberiërs maakten ook fallische beeldjes. Een van de grappigste is van een wat dom kijkende krijger met een fallus die als een gigantische kanon onder zijn rokje vandaan komt. 

De Iberiërs onderhielden nauwe culturele en economische betrekkingen met de Kelten, de Phoeniciërs, de Puniërs (Carthagers) en de Grieken. Die contacten beïnvloedden ook de kunst. Zo zijn er Attische vazen gevonden met de typerende lichte schilderingen op donkere achtergrond. 

De leeuw als symbool is van Phoenicische oorsprong. Uit het ciseleerwerk op de gouden en zilveren sieraden blijkt de invloed van de Kelten met wie de Iberiërs op het Iberisch schiereiland samenleefden. Deze Kelten hadden zich In de 6e eeuw v. Chr. in Hispania Tarraconensis gevestigd. De naam van de Spaanse provincie Galicië herinnert nog aan hun aanwezigheid. De Keltische volkeren die er woonden heetten: Gallaeci.

De Iberiërs waren een rijk volk dat veel goud en zilver bezat en kostbare kleding droeg, zo schreef de geschiedschrijver Phylargos (3e eeuw v. Chr.), die zich er verder over verbaasde dat deze mensen ondanks hun rijkdom maar één keer per dag matig aten en alleen water dronken. 

Rechts: Stier (Porcuna) (550 - 475 v. Chr.)

De vroegste voorbeelden van Iberische beeldhouwkunst dateren van de 5de eeuw v.Chr. en vertonen met hun stijve en-facefiguren de invloed van de Griekse en Phoenicische kunst. Het gaat gewoonlijk om grafartefacten, die bedoeld waren om de doden te beschermen. Overledenen werden gecremeerd en hun as werd in urnen en sarcofagen bewaard, die vervolgens in grote stenen mausolea werden geplaatst. Zulke bouwwerken zijn te zien in La Toya (Jaén), Baza (Granada) en Villaricos (Almería).

De lokale beeldhouwkunst beleefde haar grootste bloeiperiode in de 5de en 4de eeuw v.Chr., een tijd waarin werken met een duidelijk Helleense inslag ontstonden, zoals de magnifieke Dama de Baza. Iberisch keramiek vertoont eveneens de typische kenmerken die door vreemde beschavingen in Andalusië werden geïntroduceerd, met name het rode glas dat de Feniciërs gebruikten en de vazen die de Grieken maakten. De afwisselende ontwerpen ervan ontwikkelden zich van primitieve decoratieve banden en ringen tot complexe afbeeldingen van bladwerk en bloemen, afgewisseld met geometrische motieven.

links: Dansende Silenus (volgeling van Bacchus) (500 - 450 v. Chr.

Uit de IJzertijd dateert de schat van Carambolo (7e-6e eeuw). In 1958 werden bij Sevilla bij graafwerkzaamheden twintig gouden voorwerpen gevonden: sieraden, waaronder een halsband, armbanden en stukjes van een kroon. De schat is gedateerd: ca. 600 v. Chr.  De sierornamenten wijzen duidelijk op oriëntaalse oorsprong.

Links: Opgraving Carambolo

In 217 v. Chr. arriveerden de Romeinen op het Iberische schiereiland. De Iberische vorsten waren aanvankelijk blij dat zij van de Carthagers bevrijd waren, maar al gauw kwamen zij erachter dat de Romeinen geen haar beter waren. De nieuwe Romeinse machthebbers persten het volk voortdurend geld af en probeerden hen soms ook tot slaven te maken. De Iberiërs begonnen zich te verzetten en er brak een tijd aan van bloedige strijd. De Romeinen lieten opstandelingen die zij krijgsgevangen maakten direct onthoofden. 
De Iberiërs zouden nog twee eeuwen lang bittere strijd voeren tegen de Romeinse onderdrukkers. De fanatieke Iberische tegenstand tegen de Romeinse overheersing is spreekwoordelijk geworden, vooral door de taaie weerstand die de inheemse bevolking bood bij het beleg van Numantia, een Kelt-Iberische stad, die sinds 154 v. Chr. het centrum was van het verzet tegen de Romeinen. Om niet in handen van de Romeinen te vallen benamen de bewoners zichzelf van het leven. 
Na acht maanden belegering slaagde Scipio Africanus erin de de door honger en kannibalisme geteisterde stad in te nemen ( 133 v. Chr.) Na de verovering werd de stad met de grond gelijk gemaakt. Zo viel het gehele Iberische schiereiland in Romeinse handen. 

In de tijd van de burgeroorlogen (87-81 v. Chr.) handhaafde de Romeinse veldheer en tegenkoning Sertorius (122 - 72 v. Chr.) zich bijna tien jaar tegen de Romeinen.

Rechts: Ruïnes van de verwoeste stad Numantia (bij Soria)

In 61  v. Chr. werd Julius Caesar stadhouder. Hij onderwierp er grote gebieden. Ten tijde van keizer Augustus (43 v. Chr. - 14 n. Chr.) werd het Iberisch schiereiland in drie provincies verdeeld; Tarraconensis, Baetica en Lusitania en weldra werden deze hoofdzetels van Romeinse beschaving.

Romeinse Rijk (43 v. Chr. - 14 . Chr.)

laatst bijgewerkt: 01-06-06

colofon