5403 |
Amstelland en Amstelredamme (1200-1300) |
![]() Het Y was tijdens de overstromingen aan het eind van de 12e eeuw (Jurriaansvloed, 1164) uitgegroeid tot een lange kronkelige uitloper van de Zuiderzee. Tot diep in het land was deze zeearm doorgedrongen. Zo had de zee op de plaats waar nu het Damrak is, een diepe inham geslagen in het drassige veenland. Later zou deze inham de monding worden van de rivier de Amstel, toen "Ammerak" geheten.. Aan de westkant van de stad liep de Wetering die uitmondde in het Damrak bij de Oudebrugsteeg. Dit water bood de stad bescherming aan de westkant. Zij was ook een belangrijke waterverbinding. Via de Wetering voeren veel schepen naar het achterland. De loop van de Wetering is nog goed op de kaart te volgen. De namen zijn echter wel veranderd. (Oudebrugsteeg - Nieuwezijdsvoorburgwal - Singel - Spiegelgracht - Boerenwetering) De naam Aemstelle of Aemestelle had niets te maken met de rivier de Amstel. `aem`was Oud-Fries voor "stroom-/riviermonding" en het woord "stelle" is van oorsprong Frankisch en betekende "plaats geschikt tot verblijf". Het woord aemstlelle was synoniem voor van "aemrik", waarmee dergelijke voor bewoning geschikte plaatsen over het algemeen werden aangeduid. "stelle" en "rik" hebben dezelfde betekenis. ± 1200 was het bepaald niet rustig in deze streek. De Kennemers uit de duinstrook trokken regelmatig plunderend en brandstichtend door Amstelland en maakten daarbij veel vee buit. In 1204 staken zij de dijk bij "Aemstelle" (het huidige Ouderkerk) door en verwoestten zelfs het huis van Heer van Amstel. We weten dat uit een brief van een kloosterbroeder uit Egmond. Ook opgravingen vertellen ons dat de eerste bewoners zich flink hebben moeten verdedigen tegen aanvallen van buitenaf. Er zijn veel wapens teruggevonden zoals schilden van gevlochten wilgentenen, zwaarden en lanspunten. De Kennemer boeren hielden ook regelmatig strooptochten in het gebied waar de West-Friezen woonden. West-Friesland was een rijk gebied, bedekt met bedijkt land en rijke kleigrond. Meestal kwamen de West Friezen daarna weer de schade zo gauw mogelijk verhalen. |
Na ± 1200, werden na de grote watersnoodramp van 1170 langs de oevers van het Y en langs de Zuiderzee dijken aangelegd om het land te beschermen tegen het water. Een gigantisch karwei! Langs de zuidelijke oever van het IJ liep de dijk van Santpoort, waar de duinen begonnen tot aan Weesp toe. Deze dijk liep om de inham (het latere Damrak) heen. Al snel werd deze dijk gebruikt als handelsweg van Utrecht naar Kennemerland. Zodoende liep er een karrenspoor over deze dijk. De boeren en vissers, die tijdens de grote watersnoodramp van 1170 Waterland ontvlucht waren, bouwden tegen de dijken langs het Ammerak (Damrak) een kleine nederzetting. Dit was een klein, onbelangrijk dorp. het wat zuidelijker gelegen Aemstelle (Ouderkerk) was belangrijker: daar was een kerk en ging men naar de markt. Een aantal waterwerken moesten dit gehucht en het omliggende gebied beter tegen het water en de verschillende stromen onder controle brengen. De eerste waterwerken dateren vermoedelijk van het begin van de 12e eeuw. |
![]() |
Eind 12e, begin 13e eeuw werd zuidelijk van het IJ waar de Boerenwatering en de Amstel in uitmondden een heuse waterkering gelegd. Rond 1220 werd begonnen met de afdamming van de rivier de Spaarne en later de Amstel. Deze laatste dam werd oostelijk en noordelijk van de eerste nederzetting aan het Amerak aangelegd. Deze dam werd de "aemsterdam" genoemd, vrij vertaald: "bewoners" (ster-) van de dam in de riviermonding (aem). Aangezien het daar veilig verblijven was rond deze dam ontstond daar een nieuwe buurt, vlak bij de eerst gebouwde nederzetting. Een derde buurt ontstond toen er meer inwoners kwamen aan de overkant van het huidige Damrak en destijds de rivier de Amstel. Deze drie buurten vormden uiteindelijk de stad Amsterdam. Wanneer precies de bewoners zelf van Amsterdam als stad en geen losse buurten gingen spreken is onduidelijk, maar waarschijnlijk al vrij snel nadat de dam van 1220 het centrale punt was geworden. De Amstel heeft vanouds alleen maar aan de westelijke oever een flinke dijk gehad, met daarop een weg. Aan de oostelijke oever liep alleen maar een kade met daarop niet meer dan een voetpad. Dat zien we nog verderop langs de Amstel. Daar heet de weg langs de westelijke oever Amsteldijk. De oostelijke oever heet daar Weesperzijde. De Amstel (Ame) kwam eerst niet verder dan de Watergraafsmeer. Ongeveer vanaf de plaats waar nu het Waterlooplein ligt, waaierden vele wateren uit in het Y. Het was daar één groot moerassig gebied. Mensenhanden hebben de Amstel verbonden met de inham in het Y, waar de eerste huisjes van Amsterdam stonden. Dat is het rechte stuk in de Amstel tussen de Berlagebrug en de Blauwbrug. |
Omstreeks1250 moet Amsterdam al een klein handelsplaatsje zijn geweest. Rond dat jaar is er op de Zuiderzee al een druk scheepvaartverkeer. Koggenschepen varen af en aan tussen de steden Kampen en Deventer van en naar de hanzensteden aan de Oostzee. (Hamburg en Lübeck) In die tijd gingen ook steeds vaker schepen van de Oostzee varen via de Zuiderzee en het Y en de Hollandse binnenwateren naar Vlaanderen en Brabant. Amsterdam lag zo op het kruispunt van twee handelswegen: die van Utrecht naar Kennemerland en van de scheepvaartweg van de Oostzee naar het achterland van Holland en wat verder weg Brabant en Vlaanderen. |
In Amsterdam woonden toen ongeveer 500 mensen, voornamelijk boeren en vissers. Op de akkertjes verbouwden de boeren rogge en gerst. Van de rogge werd brood gebakken. Van de gerst maakte men pap. Ook hielden ze varkens, kippen en koeien. Van de vissers zijn de fuiken gevonden. Uit de aarde zijn graatjes en schubbetjes gezeefd. Die vertellen dat de eerste Amsterdammers vooral riviervis (snoek, baars en karper) hebben gegeten. Vlees en boter komen maar zelden op het menu voor. Behalve boeren en vissers woonden er vanaf het begin ook enkele ambachtslieden, die werkten aan de aanleg van de dijken. In de zaai- en oogsttijd werkten zij ook op het land. De vrouwen in die tijd deden voornamelijk huishoudelijk werk en vulden hun dag verder met spinnen van wol en het vlechten van manden. De kinderen speelden op de paden die bedekt waren met sintels en schelpen. 's Winters, als het land rondom bevroren was, konden de kinderen schaatsen of sleetje rijden. Van een slee zijn de glijders teruggevonden. Ze waren gemaakt van beenderen. Er is ook een tol teruggevonden.
Na de verwoesting van het huis van de heer van Amstel in 1204 werd aan het eind van de 13de eeuw op de plaats waar de Boerenwetering (de latere Nieuwezijds Voorburgwal) in de Amstel uitmondde (de latere Nieuwezijds Kolk) een stenen kasteel gebouwd. Resten van het Amstelslot werden in 1994 en 1999 opgegraven. |
Tussen ± 1250-1275 groeide snel uit tot een levendige plaats van handel en nijverheid. Er zijn vele timmerwerkplaatsen, klompenmakerijen en smederijen. Bij opgravingen aan de Nieuwendijk is een complete smidse teruggevonden. De smid maakte alles zelf, van spelden tot passers, speerpunten en ijzerbeslag. Ook zijn er een klomp en een stel houten sandalen teruggevonden.
± 1270 gaf de heer van Amstelland de opdracht om in de Amstel een sluis te bouwen. Deze sluis zou de "dam" zijn geweest, waaraan Amsterdam zijn naam dankt. |
In een oorkonde uit het jaar 1275 wordt Amsterdam voor het eerst genoemd. In een oorkonde verleende graaf Floris V van Holland aan de `lieden wonende te "Aemstelledam" het recht om zonder tol te hoeven betalen door alle Hollandse binnenwateren te varen. In het jaar van het tolprivilege moet Amsterdam al een klein handelsstadje zijn geweest. Er moeten kooplieden hebben gewoond, die met hun schepen op de Hollandse wateren voeren, want anders zou het geen zin hebben om hen tolvrijheid te verlenen.
laatst bijgewerkt: 19-03-06 |
![]() |