5478

Eerste huisjes van Amsterdam

Amstelland en Amstelredamme (1200 - 1300)
Vanaf omstreeks 1200 begonnen de boeren en vissers die na de grote watersnoodramp van 1170 Waterland ontvlucht waren, langs de dijk rond de inham van het Y de eerste huisjes van Amsterdam te bouwen. Deze werden gebouwd op enkele droge zandplaten. Net als de eerste huisjes van de bewoners van Waterland en Amstelland waren deze heel eenvoudig gebouwd. Ze waren ongeveer 5 meter breed en ongeveer 9 meter lang en waren gebouwd op een onderlaag van klei. Tussen 1230 en 1250 werden er zo'n 100 van deze huisjes gebouwd. Ze hadden rieten daken en wanden van gevlochten takken (wilgen- en elzentenen), bestreken met leem om de tocht te weren. Het houten geraamte van het huis was zo licht dat het door zes sterke mannen kon worden verplaatst. Op de lemen vloer woeden rieten matten gelegd als vloerbedekking. In het midden was een stookplaats van bakstenen. Van deze huisjes zijn resten teruggevonden. Deze liggen op een diepte van 6 meter beneden de straat. Door het gewicht van de kleilaag op de slappe veenbodem onder de huizen zakte die in elkaar. Daarom moesten de oudste bewoners om de vijf jaar hun vloeren ophogen. Zo zijn bij een huis acht stookplaatsen boven elkaar gevonden. 

De eerste huizen werden gebouwd tegen de dijk aan de kant van het water. Later werden er ook huizen aan de landzijde van de dijk gebouwd. Vanaf de Nieuwendijk werden dan straatjes gemaakt die schuin op de dijk uitliepen. Dat kwam, omdat alle sloten toen ook schuin op de dijk uitkwamen. De dijk werd een straat en de sloten werden zijstraten. Tussen de huizen door werd hier en daar een smalle gang gemaakt, waardoor je achterom van de kade aan het Damrak naar de dijk kon lopen. Soms waren die gangen nog geen meter breed. Op sommige plaatsen zie je die gangen nog. Ze lopen alleen nu niet meer door tot aan de dijk. Aan de overkant van het Damrak, waar nooit een kade is geweest, vindt je die smalle gangen tussen de huizen niet. Op sommige plaatsen werden bredere stegen tussen de huizen opengelaten. Deze liepen uit op een stoep aan het water. We noemen dat een waterstoep. Zo'n waterstoep bestaat nog op de plaats waar de Guldehandsteeg uitkomt op het Damrak. 

De oostelijke dijk heette eerst Kerkstraat, maar werd later Warmoesstraat genoemd, wegens de tuintjes die aan de landzijde van de dijk lagen. Daarbuiten was nat, moerassig land. Aan de westkant heette de dijk Windmolenstraat. Daar stond namelijk een windmolen. Later werd deze dijk verlegd en kreeg deze de naam Nieuwendijk

Aan de andere kant van de damsluis, werden langs de pas gegraven verbinding tussen de Amstel en het IJ (Rokin) ook huizen gebouwd. Ook die stonden aan het water. Het land aan de oostelijke oever was laag en moerassig weiland, dat zich uitstrekte van het Rokin tot aan de Zeedijk. Dit stuk land heette Nesse.  ± 1300 was de Nesse niet verder bebouwd dan tot aan de beide Lombardstegen (in die tijd zijn die nog water) en de Gapersteeg. Het eiland beneden de Lombardstegen bleef tot 1342 moeras. 

Aan de overkant werd op de weg langs het Rokin veemarkt gehouden. De straat wordt daarom Kalverstraat genoemd. Omstreeks 1600 woonden hier al veel winkeliers, zoals schoenmakers, mandenmakers en slagers.

Bijna alle huizen waren gebouwd van zwaar eikenhout, meestal geteerd en met daken van riet. Ook van eikenhout waren de stadswallen, de poorten en torens, de schepen in de haven en de molen op de Nieuwendijk. Het eikenhout kwam uit het Gooier bos langs de Vecht. Het werd met schepen aangevoerd over het Y. Het riet voor de daken groeide overal in de rietlanden rondom de stad. Het stadje Amsterdam werd langzaam volgebouwd met kleine houten huisjes. Zelfs op de damsluizen en op de sluis van de Oudezijds Kolk, waar de Burgwal in het Y uitmondde, werden huisjes gebouwd. De huizen stonden dicht op elkaar, maar niet tegen elkaar aan. Er werd een kleine ruimte tussen de huizen gelaten in verband met het regenwater dat van de rieten daken afkwam. 

Op deze gravure is goed te zien dat veel huiselijke activiteiten zich in de Middeleeuwen afspeelden in één vertrek. Opvallend is het open vuur in het midden van de kamer en de rookopening in het dak.Later werd het binnenshuis stoken van een open vuur verboden. Het vee dat linksachter zichtbaar is, verdween later naar stallen. Pas in de 19de eeuw verdwenen de dieren uit de stad.

De Kalverstraat in de 17e en 18e eeuw

laatst bijgewerkt: 07-11-03

colofon