4532

Havens van Amsterdams - Handelskade

Amsterdam in de 19e eeuw

Het gezicht op de haven veranderde sterk. Het aantal binnenkomende zeilschepen daalde van 1362 in 1865 tot 340 in 1887, terwijl dat van stoomschepen voor die jaren steeg van 307 tot 1260. Bij het afscheid van het romantische zeilschip viel voor de Amsterdammers het doek voor het woelige haventoneel door de bouw van het Centraal Station (1881-1889). 

Door de invoering van het "cultuurstelsel" in 1831 dat inhield dat de plantages in Indië verplicht werden om te leveren voor de veilingen van de Nederlandsche Handel Maatschappij], nam de aanvoer van koloniale waren als koffie, thee, tabak, suikerriet, cacao en indigo sterk toe. Omdat de handel toenam, moest het vervoer verbeterd worden. 

Tussen 1820 - 1824 werd in opdracht van koning Willem l een kanaal gegraven van Den Helder, via Alkmaar en Purmerend  naar Amsterdam, het Noord-Hollandsch Kanaal. In de 17e eeuw was de bevaarbaarheid van de Zuiderzee voor de zeescheepvaart naar Amsterdam afgenomen. Daarbij kampte Amsterdam ook met het dichtslibben van de haven. Het graven van een rechtstreekse verbinding naar de Noordzee durfde men echter nog niet aan. Een dergelijk plan zou gepaard gaan met de afdamming van het IJ bij de Zuiderzee, maar men was technisch nog niet in staat een groot sluizencomplex te bouwen. Daarom besloot men tot de aanleg van het Noordhollandsch Kanaal. In feite ontstond dit kanaal door het met elkaar verbinden en verbreden van een aantal boezemwateren. Zo maakt het kanaal onder andere deel uit van de Beemster-ringvaart en de Schermer-ringvaart. Een gedeelte van het kanaal volgt, ten noorden van Alkmaar, het oude riviertje de Rekere. Bijzonder aan het Noordhollandsch Kanaal waren de vlotbruggen. De vlotbruggen zijn toegepast omdat het in de tijd van de aanleg van het kanaal nog niet mogelijk was bruggen te bouwen met een grote overspanning. Die grote overspanning was nodig omdat het kanaal gegraven was om Amsterdam bereikbaar te maken voor zeeschepen, zonder dat ze over de Zuiderzee hoefden te varen

Vlotbrug bij Koedijk

Maar al gauw bleek, dat dit kanaal te smal en te bochtig was voor de grotere boten. De vele bruggen en sluizen hielden het vervoer te lang op. Daarom werd later, in 1876 het Noordzeekanaal gegraven. Dit was breder, korter en met minder bruggen en sluizen. Toen konden veel meer grote stoomboten Amsterdam bereiken. Dicht bij het nieuwe Noordzeekanaal werd de Houthaven geopend (1876) en werd er begonnen aan de aanleg van de Handelskade, waarvan het eerste gedeelte in 1879 klaar kwam. Later kwam daar ook de Petroleumhaven (1888). 

Zeil- en stoomschepen in het Oosterdok (1894)

In 1881 werd besloten tot de aanleg van het Merwedekanaal om de stad Utrecht te verbinden met de Boven-Merwede ten zuiden van Gorinchem. Het kanaal was in feite grotendeels een verbreding en verdieping van de uit 1825 stammende Keulse Vaart.



Omdat het Merwedekanaal niet meer aan de eisen van de tijd voldeed, werd in 1931 het langere, bredere en diepere Amsterdam-Rijnkanaal geprojecteerd tussen Amsterdam en Tiel (van het IJ naar de Waal), waardoor Amsterdam een scheepvaartverbinding kreeg met het Ruhrgebied. Door de crisis en door de Tweede Wereldoorlog werd de aanleg van dit Amsterdam-Rijnkanaal vertraagd. Het noordelijke deel van het Merwedekanaal is opgegaan in het Amsterdam-Rijnkanaal. Het kanaal werd geopend in mei 1952 en werd tussen 1965 en 1981 verbreed. 

laatst bijgewerkt: 03-08-02