10603 Nederlands-Indië (1825 - 1850)
Nederlands-Indië (1813 - 1825)

Een van de grootste, en voor de Nederlanders dus duurste, opstand was de Java Oorlog o.l.v. Diponegoro. De uiteindelijke aanleiding was een opvolgingskwestie aan het hof van Yogakarta. Op de achtergrond speelde echter mee dat de Javaanse adel geen geld meer mocht vragen voor de verhuur van land, een van die hervormingen die Raffles en zijn voorganger "De donderende Groote Heer" Daendels hadden ingevoerd. 
In 1825 kwam prins Diponegoro in opstand tegen de vernietiging van oude waarden en de overheersing door de Nederlanders en kreeg het grootste deel van de Javaanse adel en een aanzienlijk deel van de boerenbevolking achter zich.(Java Oorlog 1825-1830). Surakarta hield zich afzijdig en steunde het gouvernement, evenals de regenten in de kustgebieden van Noord-Java.~~~ Een militaire actie tegen Bone resulteerde in een Nederlandse overwinning. 

Rechts: Pangeran Prins Diponegoro

Aanhoudende droogte en een aantal misoogsten maakten de bevolking terecht onrustig. En toen waren ook nog die gehate Nederlanders weer terug.
De herinnering aan de verplichte Herendiensten voor Daendels t.b.v. de aanleg van de Grote Postweg van West- naar Oost-Java waren nog vers. De donderende Groote Heer was er trots op dat voor minimale kosten, (logisch i.v.m. de gedwongen Herendiensten) de Grote Postweg in slechts 1 jaar gereed was gekomen. Vele duizenden Javanen hadden het niet overleefd !
De persoonlijke frustraties van pangeran Prins Diponegoro waren uiteindelijk de lont in het kruidvat, omdat hij gepasseerd werd bij de opvolging als sultan van Yogakarta. De aanleg van een weg door zijn gebied was de vonk. Of dit iets te maken had met de Grote Postweg is nooit duidelijk geworden.
Diponegoro had in ieder geval de overtuiging gekregen dat hij door Allah was aangewezen om een opstand te leiden tegen die ongelovige Nederlanders en dus ontstond er een, in de ogen van de Javanen, heilige oorlog waarbij iedereen zich moest aansluiten, zowel de adel als de zeer ontevreden boeren. Binnen korte tijd was Java in rep en roer. De Nederlanders begrepen er helemaal niets van.....
De Nederlandse overheid was totaal verrast door het massale karakter van de opstand en het fanatisme. Nederlaag na nederlaag werd geleden, het zag er zelfs naar uit dat men Java weer zou moeten opgeven en dat wilde men absoluut niet, want Java moest weer de kurk worden waarop de verarmde Nederlandse economie zou moeten drijven. (!)
Het in Oost-Indië gelegerde "leger" was te zeer bezig met al die andere lokale opstanden om zich geconcentreerd te kunnen verdedigen tegen Diponegoro. Diponegoro ontpopte zich als een groot charismatisch leider met uitstekend taktisch inzicht. De Nederlanders hadden absoluut niets geleerd van de guerilla taktieken tijdens de Boni oorlogen in Suriname. Weer gingen ze in grote groepen, al dan niet met slaande trom, de binnenlanden in........geen partij voor Diponegoro die ook al een soort tactiek van verschroeide aarde toepaste : nergens was meer voedsel en, nog belangrijker, niet vergiftigd water te verkrijgen voor die Nederlanders in de tropen met volle bepakking.

Het Indisch leger verloor op deze manier per jaar een derde van zijn manschappen en dit kon natuurlijk niet snel genoeg worden aangevuld vanuit Europa. Met de moed der wanhoop werd een wervingscampagne in Europa opgezet en werden ook bondgenootschappen gesloten met diverse Indische vorsten van buiten Java. In 1830 had men ca 20.000 man ter beschikking, waarvan ca de helft Europeaan.

Doorslaggevend werd echter de taktiek van de nieuwe Nederlandse bevelhebber De Kock. Hij nam "simpelweg" de methodes over van Diponegoro en richtte overal kleine zwaar versterkte posten ("bentengs") in. Bovendien bleken de Nederlanders meester in het "verdeel en heers" principe. Via het instrument van de landhuur werden de boeren lagere lasten beloofd, want de adel mocht weer de landhuur gaan innen, zo werkte het mes aan diverse kanten. De boeren dachten goedkoper uit te zijn en de adel had weer inkomsten. De adel kon weer onderhandelen met Europese landhuurders die de grond wilden huren van Javaanse boeren.
Overgave van Prins Diponegoro aan Generaal De Kock, een school wandplaat...

Diponegoro verklaarde zich bereid tot onderhandelen, maar werd vervolgens door De Kock in Magelang, ondanks een vrijgeleide, gevangen genomen tijdens het begin van de onderhandelingen op 28 maart 1830..
Diponegoro had als eis gesteld dat men hem moest erkennen als sultan en als het hoofd van de Islam op Java.
Te grote eisen voor een al militair verslagen Prins en dat kwam de Kock goed uit : "Het was mij niet onaangenaam. Dit heeft mij dan ook dadelijk gelegenheid gegeven om hem te zeggen, dat aan zulke eischen niet alleen geen gehoor kon worden gegeven, maar dat ik hem van dit ogenblik als mijn gevangene beschouwde."

Diponegoro werd verbannen naar Makassar op Celebes en werd in 1837 zelfs bezocht door Prins Hendrik (de jongste zoon van de latere koning Willem II) die Diponegoro een trotse man noemde die door "verraad" in handen van de Nederlanders was gekomen.
Diponegoro bleek zijn dagen te vullen met het kalligraferen van teksten uit de Koran. Hij stierf in 1855.
Het zadel en de lans van Diponegoro werden als buit meegenomen naar Nederland en werden in 1975 teruggeschonken aan Indonesië.

De Java oorlog heeft, afgezien van de grote verwoestingen, naar men schat, aan 200.000 Javanen, (inclusief hongersnoden) en aan 7.000 Inheemse en 8.000 Europese soldaten het leven gekost. De politieke gevolgen waren duidelijk : de macht van de Javaanse adel was tot in de volgende eeuw gebroken.

Gouverneur-Generaal Van der Capellen was in 1825 gefrustreerd naar Nederland teruggekeerd : alles was mislukt, bovendien moest hij de boodschap aan Koning Willem I overbrengen dat de opstand van Diponegoro wel eens het einde van het nieuwe koloniale avontuur zou kunnen betekenen.

Een mooie samenvatting over de Java oorlog en Diponegoro is dit fragment:

De Javaanse landeigenaren in de Vorstenlanden hadden heel wat van hun gronden in huur gegeven aan Europeanen met hetzelfde doel als het koloniaal bestuur in de gebieden onder rechtstreeks bestuur verhuurde: het verkrijgen van bijkomende inkomsten.

Veel Javaanse grondbezitters waren voor het grootste gedeelte van hun inkomen zelfs afhankelijk van de gronden die ze verhuurden. In mei 1823 besloot Van der Capellen dat per 31 januari van het volgende jaar alle huurcontracten kwamen te vervallen. De verhuurders moesten de huur terugbetalen en de huurders vergoeden voor de geleden schade. De meeste huurgelden waren echter door de Europese en Chinese huurders voor vele jaren vooruitbetaald en door de Javaanse ontvanger vaak al uitgeven, zodat terugbetaling voor grote problemen zorgde.

Het haast algemene ongenoegen, van de armste boer die zwaar gebukt ging onder de landrente en onder de macht van de Chinese geldhandelaren en tollenaars, tot de rijkste landeigenaar die door het verbod op de landverhuur een groot deel van zijn inkomsten zag verloren gaan, maakte van Midden-Java een kruitvat. Het was nu enkel wachten op iets of iemand om de lont aan te steken.

Pangeran Diponegoro (1785-1855), de oudste zoon van de gewezen sultan van Jogjakarta Hamengkoeboewono III, waagde in 1825 zijn kans. Om de vele interne twisten aan het Jogjakatraanse hof te neutraliseren wist Diponegoro van de opstand tegen de koloniale overheid een heilige oorlog te maken, die, zo hoopte hij, van alle twistzieke, maar allemaal islamitische partijen steun zou krijgen. Hij wist zich ook te profileren als een door iedereen aanvaarde ratu adil, een rechtvaardige vorst die volgens de traditionele overlevering na een korte maar zeer hevige oorlog een rechtvaardig bestuur zou vestigen.

In de zomer van 1825 liep de spanning in de Vorstenlanden hoogop. De rechtstreeks aanleiding tot het uitbarsten van het geweld waren de wegenwerken die resident A. H. Smissaert eind mei 1825 in Jogjakarta liet uitvoeren. De uitvoering was in handen van Danoeredjo, een man die al vanaf 1815 aan het hof heel veel macht naar zich toe had weten te trekken. Bij de dood in 1822 van sultan Hamengkoeboewono IV, een jongere halfbroer van Diponegoro, werd de driejarige Hamengkoeboewono V sultan onder voogdij van Diponegoro.
Danoeredjo kreeg echter de controle over de vorstelijke domeinen in handen, waardoor hij in de praktijk de machtigste man aan het hof werd en daarom ook de contacten met de Nederlanders onderhield. De weg waaraan ijverig werd gebouwd liep over Diponegoro's landgoed Tegalredja, een vijftigtal kilometer ten noorden van Jogjakarta, dwars over de graven van enkele voorouders. Diponegoro beschouwde dit als een regelrechte belediging en al snel raakten zijn soldaten slaags met de mannen van Danoeredjo. Hij eiste van resident Smissaert dat die tussenbeide zou komen. Smissaert ging daar niet onmiddellijk op in, maar wilde wel onderhandelen.
Diponegoro wilde dit weer niet en liet Smissaert weten niet te zullen deelnemen aan de onderhandelingen, waarop Nederlandse troepen op 20 juli 1825 Tegalredja bezetten. Het kruitvat was ontploft!
De oorlog verspreidde zich snel over Midden- en Oost-Java - de andere hoofdstad van de Vorstenlanden Soerakarta bleef maar net gespaard -, en vond overal veel aanhangers onder de adel, islamitische geestelijkheid en de misnoegde boeren.

Tussen 20 juli 1825 en 28 maart 1830, de begin- en einddatum van de oorlog, stierven naar schatting 8.000 Europese en 7.000 inheemse soldaten die meevochten in het leger van de koloniale overheid. De oorlogstol onder de bevolking lag veel hoger. Naar schatting 2 miljoen mensen werden op een of andere manier slachtoffer, een tiende onder hen stierf als gevolg van oorlogsgeweld, maar vooral van de honger en ziektes die de oorlog met zich meebracht. En net als elke andere oorlog, bracht ook de Java-oorlog het gepaste moment om onderlinge rekeningen te vereffenen. Zo wist Diponegoro in te spelen op de haat tegen de Chinezen, die het tijdens de oorlog dan ook zwaar te verduren kregen. Daar hadden niet enkel de Javanen, die gretig Chinese tolpoorten en vaak hele Chinese woonwijken plunderden en platbrandden, schuld aan. Ook bij de koloniale overheid waren de Chinese tussenhandelaren niet echt geliefd. Vele hoge legerofficieren lieten het geweld op de Chinezen dan ook maar begaan.

In de zomer van 1826 stond Diponegoro op het toppunt van zijn macht. Op 9 juni had hij de eerder veroverde kraton van Plered, een oude vorstelijke stad ten zuiden van Jogjakarta, na een zeer bloedige strijd moeten opgeven, maar die nederlaag werd een maand later weer goed gemaakt. Op 30 juli 1826 overviel een groep rebellen onder leiding van een van Diponegoros bekwaamste legerleiders Sentot een gezelschap met daarin de twee voogden van de nog steeds in Jogjakarta zetelende en door de koloniale overheid gesteunde sultan Hamengkoeboewono V.
De Nederlandse soldaten die de voogden en nog enkele andere edellieden vergezelden konden niet voorkomen dat deze werden gevangen genomen en later ook gedood. Ook het merendeel van de Nederlanders kwam om bij de overval.
Diponegoro had hierbij niet alleen een belangrijke nederlaag toegebracht aan de nog Nederlandsgezinde Javaanse adel in Jogjakarta, maar ook aan het koloniaal bestuur zelf. De Nederlandse troepen, vaak onder invloed van allerhande op Java vlot verkrijgbare geestesverruimende middelen, konden die nederlaag enkel maar met nog meer zinloos geweld beantwoorden.
Op 26 juli 1825 had Van der Capellen generaal De Kock aangesteld als gezant die moest gaan onderhandelen in de Vorstenlanden. De Kock vertrok meteen naar Midden-Java waar hij moest vaststellen dat de Nederlandse soldaten, in Jogjakarta een eenheid van nog geen 200 man sterk zich enkel maar konden verschansen en de oorlog gewoon over zich heen moesten laten gaan.

Het duurde enkele maanden eer generaal De Kock het koloniale leger in stelling had gebracht. Van der Capellen had, mede omwille van zijn ethische bekommernissen, legereenheden naar verschillende uithoeken van de archipel gestuurd, vaak met als doel in bestaande conflicten te gaan bemiddelen. Hij was daarmee voorbij gegaan aan de ontwikkelingen in de Vorstenlanden die hij verkeerd inschatte. Een slechts beperkt aantal manschappen was daarom op Java paraat.
Pas begin september 1825 kon De Kock beschikken over de 10.000 man sterke eenheid van de uit Gent afkomstige generaal van Geen die net terugkwam uit Zuid-Celebes. Door de inzet van Van Geens troepen kon De Koek vermijden dat de voor de Nederlanders belangrijke havenstad Semarang in handen van de opstandelingen viel of dat de oorlog zich verder oost-, of, veel erger, westwaarts richting Batavia verplaatste.
Op 26 juli 1825 had Van der Capellen generaal De Kock aangesteld als gezant die moest gaan onderhandelen in de Vorstenlanden. De Kock vertrok meteen naar Midden-Java waar hij moest vaststellen dat de Nederlandse soldaten, in Jogjakarta een eenheid van nog geen 200 man sterk zich enkel maar konden verschansen en de oorlog gewoon over zich heen moesten laten gaan.

Het duurde enkele maanden eer generaal De Kock het koloniale leger in stelling had gebracht. Van der Capellen had, mede omwille van zijn ethische bekommernissen, legereenheden naar verschillende uithoeken van de archipel gestuurd, vaak met als doel in bestaande conflicten te gaan bemiddelen. Hij was daarmee voorbij gegaan aan de ontwikkelingen in de Vorstenlanden die hij verkeerd inschatte. Een slechts beperkt aantal manschappen was daarom op Java paraat.
Pas begin september 1825 kon De Kock beschikken over de 10.000 man sterke eenheid van de uit Gent afkomstige generaal van Geen die net terugkwam uit Zuid-Celebes. Door de inzet van Van Geens troepen kon De Koek vermijden dat de voor de Nederlanders belangrijke havenstad Semarang in handen van de opstandelingen viel of dat de oorlog zich verder oost-, of, veel erger, westwaarts richting Batavia verplaatste.

Op de onderstaande kaart het overzicht van de 19e eeuwse oorlogen die gevoerd moesten worden om het Nederlandse gezag overal ingevoerd te krijgen :

In 1826 volgde L.P.J. Burggraaf Du Bus de Gisignies (1780-1849) Van Capellen op als gouverneur-generaal. Zijn voornaamste opdracht was de staat van de financiën te verbeteren.~~~Diponegoro en zijn onderbevelhebber Sentot gebruikten een guerilla-tactiek waartegen het koloniale leger aanvankelijk weinig kon uitrichten. Een deel van het leger was nog op Celebes vanwege de actie tegen Bone. De kansen keerden pas toen hulptroepen uit Surakarta en Madura en het legioen van Mangkunegara de gelederen hadden versterkt.~~~ Met theezaden uit Japan trachtte het gouvernement in de Preanger thee te verbouwen. Door het ontbreken van de benodigde kennis was de theecultuur in de eerste jaren weinig succesvol.

In 1827 werd het verbod op het Landhuurstelsel (1823) ingetrokken. Daarmee was een van de voornaamste oorzaken voor de klachten van de adel weggenomen.~~~ Dankzij de militaire tactiek van luitenant-generaal H. M. de Kock (1779-1845), het benteng-stelsel, waarbij kleine eenheden opereerden vanuit versterkte posten, bereikten de Nederlanders betere resultaten. Diponegoro werd meer en meer in het nauw gedreven. Cholera, malaria en dysenterie maakten veel slachtoffers aan beide kanten.

1828: De oorlog verliep nu duidelijk in het voordeel van de Nederlanders en hun bondgenoten. Uit vrees voor Engelse aanspraken op Nieuw Guinea werd aan de Tritonbaai Fort du Bus opgericht. In september 1829 gaven Diponegoro's oom Pangeran Mangkubumi en zijn legerleider Sentot zich over.

In 1830 werd Diponegoro gevangen genomen en verbannen naar Menado en later naar Makassar waar hij in 1855 stierf. In de oorlog waren 8000 Europeanen en 7000 Indische soldaten gesneuveld. Minstens 200.000 Javanen waren omgekomen en de bevolking van Jogyakarta was gehalveerd. Na het einde van de oorlog werden de grenzen van de Vorstenlanden gecorrigeerd. Een aantal gebieden werd tegen betaling door de Nederlanders overgenomen. Toen Pakubuwono VI protesteerde tegen de gebiedsvermindering werd ook hij verbannen.~~~ De Java Oorlog had de Nederlandse Staat veel geld gekost. De Indische baten bedroegen ruim 31 miljoen minder dan de uitgaven.

Ter verbetering van de Indische rendementen voerde de nieuwe gouverneur Johannes Graaf van den Bosch (1780-1844) in 1831 op Java het cultuurstelsel in. Hij had daarbij de steun van J.C. Baud (1789-1859), directeur Oost-Indische Bezittingen op het Ministerie van Koloniën. De bevolking moest een deel van de dorpsgronden bebouwen met door het gouvernement aan te wijzen gewassen (koffie, suiker,indigo, tabak). Bij de koffie- en indigocultuur bewerkten de Javaanse planters het produkt zelf maar de suikercultuur kwam in handen van particuliere ondernemers via door het gouvernement afgegeven 'suikercontracten'. Ook de tabaks- en theecultures kenden contractanten. De Nederlandsche Handel Maatschappij verkocht de produkten en de opbrengst kwam aan de Nederlandse schatkist. Onder een Europese bestuursdienst werd het oude feodale bestuur hersteld. Onder leiding van de Javaanse adel, de Pamong Pradja, bepaalden de dorpshoofden welke gronden bebouwd werden en hoe de arbeid werd verdeeld. Daarvoor kregen zij een percentage van de opbrengst. Door het stelsel nam de druk op de bevolking toe, de hoeveelheid verplichte arbeid (herendiensten) werd zo groot dat de boeren soms geen tijd meer hadden hun eigen velden te bewerken.~~~ Ten aanzien van de buitengewesten (behalve Sumatra) werd een onthoudingspolitiek gevolgd en trad het leger uitsluitend op wanneer daar strategische belangen mee gediend waren. 

In 1832 zetten de Nederlanders de sultan van Jailolo af en namen Halmahera in bezit. 

1833: De Padri-oorlog escaleerde, rebellen vermoordden legereenheden bij Bonjol. Troepen van Sultan Muhammad Fakhruddin van Jambi waren bij hun strijd tegen piraten Palembang binnengedrongen. Palembang keerde zich nu tegen Jambi en de sultan vroeg de Nederlanders om hulp. 

In ruil voor hulp moest de sultan van Jambi in 1834 de Nederlandse souvereiniteit erkennen. De opbrengsten van het cultuurstelsel bedroegen bijna 6 miljoen gulden. Deze baten zouden in de komende jaren oplopen tot 45 miljoen in 1857. 

Vanwege het ongezonde klimaat en de grote sterfte onder de daar aanwezige militairen verlieten in 1835 de Nederlanders fort Du Bus op Nieuw-Guinea.

In 1836 werd D.J. de Eerens (1781-1840) benoemd tot gouverneur-generaal.

In 1837 veroverde het leger Bonjol op de Padri's. Als voogd van troonopvolger Sulaiman regeerde in 1838 de capabele Tuanku Ibrahim in Atjeh. Hij zou tot 1870 aan de macht blijven. Bone hernieuwde het verdrag van Bongaja, de vijandelijkheden werden gestaakt.~~~ Het leger behaalde de eindoverwinning op de Padri's bij Daludalu. Hun voornaamste leider, Tuanku Imam Bonjol, werd verbannen naar Menado waar hij in 1864 stierf.

Op Bali werd in 1839 een agentschap van de Nederlandsche Handel-Maatschappij gevestigd. Op die manier trachtte het gouvernement betrekkingen aan te knopen met de verschillende, onafhankelijke Balinese vorstendommen. Het Indische leger werd uitgebreid en werd het 'Koninklijk Nederlandsch Oost-Indische Leger'. 

C.S.W. Graaf van Hogendorp (1788-1856) nam in 1840 het gouverneur-generaalschap tijdelijk waar.~~~ Door de uitvoering van het cultuurstelsel was de waarde van de totale uitvoer van Java naar Nederland gestegen van 11,3 miljoen gulden in 1830 naar 66,1 miljoen gulden.

Mr. P. Merkus (1787-1844) werd in 1841 de nieuwe gouverneur-generaal. ~~~De vorsten van Badung, Klungkung, Karangasem en Buleleng op Bali erkenden de Nederlandse soevereiniteit. Voor het binnenlands bestuur bleef hun autonomie gehandhaafd. 

Nederland breidde in 1842 zijn vestigingen op de oostkust van Sumatra uit tot aan de grenzen van Atjeh. Kooplieden uit Singapore en Penang beklaagden zich bij de Engelsen over Nederlandse handelstarieven die tegen de afspraken in het Verdrag van Londen (1824) waren. Om de zaak niet op de spits te drijven werden alle posten ten noorden van Palembang opgeheven en de tarieven afgeschaft. In Jambi bleef een garnizoen aanwezig ter verdediging van Palembang.~~~ Om Indo-europeanen uit het bestuur te weren stelde J.C. Baud, inmiddels minister van Koloniën, een opleiding aan de Academie van Delft verplicht voor de vervulling van hogere Indische bestuursfuncties. Daarop stuurde de Indische elite haar zonen naar Delft zodat de hogere bestuursfuncties voor Indo-europeanen toch toegankelijk bleven. 

In 1843 erkende de vorst van Lombok de Nederlandse soevereiniteit. Hongersnood in Cheribon. Mensen trokken uit de Preanger en Cheribon weg naar gebieden waar het cultuurstelsel minder strikt werd gecontroleerd. Locale regenten en bestuursambtenaren moesten deze mensen zo mogelijk terugsturen. 

Jhr. J.C. Reijnst (1798-1871) nam, na het overlijden van Mr.P. Merkus in 1844 , het gouverneur-generaalschap waar. De vorsten van Buleleng en Karangasem weigerden ratificatie van de verdragen.~~~ De Engelsen ontwikkelden een maandelijkse postdienst via een kortere verbinding door Middellandse- en Rode Zee en over de landengte van Suez naar India en het Verre Oosten. Post uit patria kon nu binnen acht à negen weken in Batavia zijn. 

J.J. Rochussen werd benoemd tot gouverneur-generaal. Buleleng en Karangasem sloten een alliantie ter verovering van andere Balinese staten.~~~ Iets meer dan de helft van de Javaanse bevolking was nu ingeschakeld bij het cultuurstelsel (Vorstenlanden en Batavia uitgezonderd). Voor de gouvernementscultures was 6% van de Javaanse cultuurgrond in gebruik.

1846: Nederlandse aanval op Buleleng en Karangasem. Dit soort strafexpedities diende niet tot territoriumuitbreiding maar moest de inheemse vorsten van de Nederlandse superioriteit overtuigen. Na afloop van een dergelijke expeditie en erkenning van de Nederlandse soevereiniteit, werden de troepen meestal weer teruggetrokken.

1847 Militaire expeditie naar het eiland Nias op de westkust van Sumatra.

1848 Opnieuw deden legertroepen een aanval op Bali. Vanwege onverwacht grote tegenstand moesten ze terugtrekken. De overige Balinese vorsten steunden Buleleng en Karangasem in een militaire coalitie.~~~ In Batavia leidde dominee Wolter Robert Baron van Hoëvell (1812-1879) een demonstratie voor persvrijheid, openbaar onderwijs en vertegenwoordiging van Nederlands-Indië in de Staten Generaal. Na een officiële berisping van de regering moest hij Indië te verlaten.

1849 Bij een derde aanval op Bali werden Buleleng en Noord-Bali onder controle gebracht. De vorst van Lombok nam Karangasem in bezit.~~~ In een pamflet keerde Baron van Hoëvell zich tegen het cultuurstelsel en de herendiensten.

Nederlands-Indië (1850 -1873)

Gemaakt: 06-11-05