3696 | Georgië (300 - 800) |
![]() |
![]() |
Nadat de Armeense koning ![]() In de eeuwen daarna werd het gebied opnieuw prooi van buitenlandse overheersers. Eerst werd het betwist door door het Byzantijnse Rijk en de Parthen tot de komst van de Arabieren. |
![]() |
Het was in Mtscheta (Mtskheta), de oude hoofdstad van Kaukakisch Iberia gedurende de 3e eeuw v. Chr. tot de 5e eeuw, dat de Georgiërs het christendom accepteerden en de Georgisch-orthodoxe Kerk stichtten. De Jvari (Djvari) kathedraal in Mtskheta dateert uit de 6e -7e eeuw. De kerk is gebouwd op de plaats waar bisschop Nino zijn houten kruis plaatste op een heuvel hoog boven Mtscheta. De oudste kerk, de Sioni-kathedraal, in Mtscheta dateert al uit de 5 e eeuw. Aan de andere kant van het dal staat op de bergrand het Narichala-fort dat de stad overheerst. |
In de eerste helft van de vijfde eeuw werd de dreiging van de Parthen steeds sterker. De buurlanden Armenië en Albania werden veroverd en ook Oost-Georgië werd bedreigd. De Georgisch-Perzische oorlogen waren een feit maar onder ![]() ![]() Eind vijfde eeuw ontstond er een onafhankelijk Georgisch koninkrijk dat in de zesde eeuw toch door de Perzen onder leiding van |
|