702 |
Primaten in het Eoceen (57 - 34 mjg) |
![]() |
De Primaten uit het Eoceen, die zich ca. 55 miljoen jaar geleden zich uit de vroegste primaten (Primatomorpha en Plesiadapiformes) hadden ontwikkeld, waren solitaire, kleurenblinde, insectenetende nachtdieren, die heel goed aan het leven in de bomen was aangepast. Maar zo rond het Laat-Eoceen / Vroeg-Oligoceen begonnen de eerste overdag te leven. Het Primatengeslacht Plesiadapiformes leefden in het Paleoceen in Noord-Amerika en Europa en hadden de grootte van een eekhoorn. (z. afb. rechts). Zij worden op grond van hun gebitskenmerken door de paleotontologen gezien als de schakel tussen de Eurarchontoglires en de Primaten.
rechts: Plesiadapis |
![]() |
Uit het Eoceen van het noordelijk halfrond zijn fossielen bekend van zo'n 60 soorten Halfapen, verdeeld over acht families. Er leefden toen ook grotere soorten verdeeld over de gehele Aarde. Drie van deze acht families waren gekenmerkt door grote voortanden, een aanpassing die doet denken aan de recente knaagdieren. Deze drie families waren echter weinig succesrijk. Reeds voor het Midden-Eoceen waren ze alle drie uitgestorven.De Halfapen ontwikkelden zich tijdens het Midden-Eoceen, toen de wereld afkoelde, en leefden vooral op de gematigde breedten, met overvloedige bossen.
In China werd mogelijk de vroegst bekende Antropoïde opgegraven, Eosimias geheten. Ondanks zijn primitieve bouw had Eosimias reeds de aapachtige gewoonte aangenomen om via het uiteinde van takken naar andere bomen te lopen in plaats van te springen. Rechts: Eosimias |
![]() |
Zowel in Noord-Amerika als in Europa valt er een duidelijke ontwikkeling van de Primaten te zien, gedurende de eerste helft van het Tertiair. Toch is vermoedelijk geen van deze vormen de werkelijke voorloper van de groep waarin ook de mens is ondergebracht de familie Hominidae. Met zekerheid is alleen bekend dat een aantal Halfaapjes en Spookdierachtige Primaten zich ontwikkeld hebben in de Oude Wereld. Sommige hiervan hebben bijgedragen aan het ontstaan van de recente Halfapen (Prosimii). Terwijl sommige Halfapen in de loop van de tijd meer hersenen ontwikkelden en steeds handiger bij het zoeken naar voedsel werden, bleven andere meer op hun voorouders lijken. Uit de eerste groep ontstonden ca. 50 miljoen jaar geleden de Apen (Anthropoidea), die worden gekenmerkt door grijphanden, grote hersenen, een goed gezichtsvermogen en een sociaal groepsleven. Tot de eerste Apen behoorde de Apidium (Familie Adapidae). Uit het Laat-Eoceen, die gelijkenis vertonen met de nu levende Halfapen (Lemuren en Lori's), zowel wat afmetingen als wat algemene bouw betreft. De Aegyptopithecus, ook wel de 'Dageraadaap' genoemd, die leefde in het Late Eoceen (ca. 40 - 34 mjg.), is een belangrijke schakel tussen de Halfapen en de echte apen. Hij zag er ongeveer uit als een hedendaagse Lemuur, had 32 gebitselementen en de mannetjes hadden lange hoektanden. De Aegyptopitheus behoort tot de superfamilie Propliopithecoidea van de Smalneusapen |
Rechts: Fossiel van een in 2009 in de Messelgroeve bij Frankfurt gevonden 47 miljoen jaar oud fossiel van een vroege Halfaap, door de Noorse onderzoeksleider Jørn Hurum Ida genoemd, naar zijn dochter. De wetenschappelijke naam van het fossiel is Darwinius masillae. Volgens Hurum is deze vroege primaat een schakel in de evolutie die mensapen, mensen en gewone apen verbindt met primitievere primaten. Dat valt nog te bezien. Met haar naar voren gerichte ogen, nageltjes en grijpgrage handjes heeft zij veel weg van lemuren, halfapen die leven op Madagaskar. Maar Ida mist kenmerken die moderne lemuren wel hebben. Zo ontbreekt de kamvinger waarmee lemuren hun vacht verzorgen. Ook zijn de tanden in de onderkaak niet tot één stuk vergroeid. Bijna al Ida’s botten zijn bewaard gebleven, van de vingerkootjes tot de laatste botjes van haar lange staart. Haar contouren en zelfs haar vacht zijn nog duidelijk herkenbaar. Het fruit, de zaden en de bladeren van haar laatste maaltijd zitten nog in haar buik. |
![]() |
Al snel waren de Apen degenen die beter aangepast leken. In heel de wereld hebben deze apen de halfapen vervangen, behalve op Madagascar, dat al een eiland was geworden voor de apen er op konden komen. Madagascar is nu dus de enige plaats waar nog halfapen leven. (Hoewel die weer bedreigt worden door de mens en die stamt ook af van die apen die beter aangepast waren, maar of dat nou helemaal hetzelfde is...). De Primaten die niet zo veranderden ontwikkelden zich tot de huidige 'Halfapen', zoals de Ringstaartmaki's, Rode vari's en Roodbuik-Lemuren. Zij bleven een aantal kenmerken van de insecteneterachtige eerste primaten houden, zoals een spitse snuit met snorharen, een natte neus en kleine hersenen. Ze hebben echter ook kenmerken waardoor ze bij de primaten horen, zoals hun handen en voeten, die goed te gebruiken zijn bij het klimmen, en de platte nagels. |
![]() |
De Echte Apen splitsten zich aan het eind van het Eoceen (ca. 40 mjg) in Breedneusapen (Platyrrhini) (in Amerika) en Smalneusapen in Afrika, Europa en Azië. Het is duidelijk dat de Breedneusapen en de Smalneusapen onderling nauw verwant zijn, wat onlangs door biochemisch onderzoek bevestigd is. Over de juiste positie van deze fossielen bestaat echter nog twijfel. |
laatst bijgewerkt: 29-12-06 |