Van de geschiedenis van de Breedneusapen ook bekend als de Apen van de Nieuwe Wereld is weinig bekend. In Miocene afzettingen in Argentinië en Colombia heeft men enkele geslachten gevonden.
Bij de Breedneusapen is het neustussenschot breed en zijn de neusgaten naar buiten gericht. Het gebit bevat in elke kaakhelft 2 snijtanden, 1 hoektand, 3 voorkiezen en 3 kiezen. In totaal 36 tanden in het hele gebit. Zij bezitten een lange grijpstaart. Breedneusapen komen alleen voor in Zuid- en Midden-Amerika. Tot de Breedneusapen behoren twee families:
a. de Klauwapen (Callitrichidae), soorten: Brulapen, Kapucijnapen, Doodshoofdapen, Nachtapen, Slingerapen, Spinapen en Wolapen.
b. Grijpstaartapen (Cebidae): Nachtaap
De familie van de Grijpstaartapen (Cebidae) dankt zijn naam aan het feit dat deze dieren met hun staart een tak of iets dergelijks kunnen vastpakken. Sommige soorten kunnen zelfs met hun gewicht er aan hangen. Tot de grijpstaartapen behoren: de brulapen, het doodshoofdaapje, kapucijnapen, nachtapen, spinapen en de slingerapen o.a. de Bosduivel) en de wolapen. Zij hebben een slank lichaam met lange slanke ledematen en, bij de meeste soorten, een lange, krachtige staart, aan de binnenzijde onbehaard, die tot een voortreffelijk grijporgaan is ontwikkeld
|
 |