2371 |
De volksverhuizingen (1 eeuw na Chr.) |
![]() In de eerste eeuw na Chr. trokken verschillende Germaanse stammen ten gevolge van overbevolking massaal weg uit hun woongebieden in Zuid-Scandinavië. De Bourgondiërs vestigden zich in het gebied tussen de Oder en de Weichsel, maar werden door hen uit dit gebied verdreven door de eveneens uit Zuid-Scandinavië afkomstige Goten. De Oostgermaanse Longobarden en Vandalen verlieten hun woongebied aan de Beneden-Elbe om zich te vestigen in Midden-Duitsland. Een deel van de Suebi werd door hen verdreven naar Zuidwest-Duitsland, het gebied tussen de Rijn en de Donau. Zij zouden in het begin van de 3e eeuw bekend worden als Alamannen. In Oost-Europa trokken de Sarmaten van de Kaukasische steppen tot voorbij de Don. Opgejaagd door hun agressieve buren, vestigden de Alanen zich aan weerszijden van de Daciërs. De Iazygen streken neer in de Hongaarse laagvlakte en de Roxolani in het gebied tussen de Dneistre en de Donau. De Marcomannen en Quadi trokken naar het oosten en vestigden zich in Bohemen. De Cherusken, die het gebied bewoonden tussen de Weser en de Elbe, in en om de Harz, wisten zich tegen de Marcomannen staande te houden, maar werden door de Chatten onderworpen.
laatst bijgewerkt: 31-08-02 |