9600 Australië (1770 - 1800)

18e eeuw; 19e eeuw Australië: de komst van de Europeanen

In de 17e en 18e eeuw die tijd gingen er na de eerste verkenningen van Australië door Abel Tasman en William Dampier veel negatieve verhalen over dit gebied, waardoor er bij de Britten nauwelijks interesse was in dit nieuwe land. Echter, honderd jaar later was Groot-Brittannië de grootste zeemacht ter wereld en kreeg kapitein James Cook de opdracht van de Admiraliteit van Engeland om een groot gedeelte van het nieuwe land te claimen.
De oostkust van Australië werd op 20 april 1770 ontdekt door James Cook, kapitein van het schip de Endeavour en in dienst bij de Britse Koninklijke Marine. Negen dagen later, op 29 april 1770,  ging hij aan land in een inham vlak bij de huidige stad Sidney, die hij 'Botany Bay' noemde, naar de grote verscheidenheid aan botanische specimen welke door het gezelschap verzameld werden.

Hij verklaarde toen dat alles wat ten oosten van de 135e breedtegraad lag, tot Brits grondgebied. Dit nieuwe gebied had gelijkenissen met Wales en werd door Cook "New South Wales" genoemd, in plaats van de oude naam "New Holland". Plantkundige Joseph Banks was meegevaren op de Endeavour, en werd enthousiast over de aangetroffen flora en fauna en over het binnenland. 

Volgens hem was dit nieuwe land leek zeer geschikt om te koloniseren. Zo gezegd zo gedaan.Door de positieve verhalen van James Cook en Joseph Banks besloot de Britse regering Australië te koloniseren. In eerste instantie zag men Australië als ideale plek om de overvolle gevangenissen van Groot-Brittannië te legen. In die tijd was verbanning van gevangenen dé oplossing voor dit ruimteprobleem. 

Australië leek uitermate geschikt als strafkolonie door de afgelegen ligging ten opzichte van de rest van de wereld. Op 13 mei 1787 vertrokken de eerste elf schepen richting de nieuwe kolonie met aan boord 600 zeelieden en militairen en 568 mannelijke criminelen, schuldig aan kleine vergrijpen, zoals het stelen van een brood, 191 vrouwen en 13 kinderen. Kapitein Arthur Phillip, die de leiding had over de vloot gedurende zijn reis van 24.000 kilometer, rapporteerde dat er slechts 23 doden waren tijdens de reis. 

Na een boottocht van acht maanden, op 26 januari 1788 kwamen ze aan wal en werd de Britse vlag gehesen op een plek die nu Port Jackson heet - vlak boven Sydney. Deze dag wordt nu nog steeds elk jaar op 26 januari gevierd als Australia Day. Het land aan de aanlegplaats werd genoemd naar de Britse minister van binnenlandse zaken Lord Sydney, die voor de gevangenisstraffen verantwoordelijk was. 12 Jaar na de oprichting (met behulp van de gevangenen), telde het al 4000 inwoners. In 1841 waren het er al 30.000, 125.000 in 1865, en nu dus 3,5 miljoen in een kosmopolitische stad.

Kapitein Arthur Philip werd toen de eerste gouverneur Australië. Van 1778 tot 1840 werden 162.000 dieven en moordenaars naar Australië verscheept in 806 schepen.  

De eerste kolonie werd gesticht in het jaar 1803 in Hobart, Tasmanië en vele anderen zouden nog volgen.

De kolonisten moesten hun eigen voedsel verbouwen en werden boeren en veefokkers. Na hun vrijlating bleven ze in Australië. Ze hadden immers geen geld om terug naar Engeland te gaan. In de jaren daarna emigreerden steeds meer mensen uit Engeland en later ook uit andere landen van Europa naar Australië om daar een nieuw bestaan op te bouwen.

Vanaf het begin had de nederzetting met problemen te kampen. Slechts weinige veroordeelden wisten iets af van het boerenbedrijf en de grond rondom Sydney Cove was arm aan voedingsstoffen. In plaats van de weelderige weilanden, goed bewaterde en vruchtbare gronden, geschikt voor het verbouwen van allerlei soorten voedsel en prima grasland voor het vee, dat door Cook was beschreven, troffen ze een heet, droog, onvruchtbaar land aan, dat niet geschikt was voor het kleine boerenbedrijf dat nodig was om in hun eigen onderhoud te voorzien. Voor iedereen, vanaf de veroordeelden tot aan Kapitein Phillip toe, was het voedsel op rantsoen.

De eerste jaren van de nieuwe Britse kolonie ondervonden de kolonisten ook problemen met  de oorspronkelijke bewoners van Australië, de Aboriginals. Deze waren op hun hoede en bang voor de kolonisten, die hen betitelden als Indianen. Sommige Afrikaans-Amerikaanse veroordeelden hoopten door de inboorlingen geaccepteerd te worden en vluchtten, maar ze werden door de inboorlingen afgewezen. Andere veroordeelden hadden geruchten gehoord over andere nederzettingen in de buurt en dat China net achter de horizon lag, en deze ontsnapten eveneens. Degenen die er in slaagden om de barre omstandigheden van het land te overleven, keerden naar de kolonie terug om daar verdere strafmaatregelen te ondergaan.

Terwijl de oorspronkelijke bewoners zich voedden met plaatselijke planten en vissen vonden de kolonisten slechts enkele van deze planten eetbaar. Omdat de meeste kolonisten waarschijnlijk slechte vissers waren, moest hun voedsel voornamelijk van de voorraden komen die hun schepen hadden meegebracht. Hierdoor werden ze volledig afhankelijk van het monopolie van de koopvaardij door de Oostindische Compagnie en voor Sydney was er helemaal geen alternatief. Ratten, honden, kraaien, af en toe een kangoeroe of emoe werden gebruikt als aanvulling op het voedsel. 

Onderdak was ook een probleem. Er was heel weinig bouwmateriaal en de regering had slechts een zeer beperkte voorraad gereedschappen verstrekt, die bovendien van slechte kwaliteit waren. Omdat de bomen in die streek enorm groot waren en het hout bovendien erg hard, werden deze gereedschappen al snel bot of braken ze af en dit vertraagde de bouwwerkzaamheden. 

Extra kleding had men vergeten en tegen de tijd dat de tweede vloot arriveerde waren zowel de veroordeelden als de mariniers in verstelde en tot op de naad versleten kleding gehuld. Tegen juli 1788 waren alle schepen met uitzondering van de marineschepen Syrius en Supply vertrokken en was de nederzetting geïsoleerd. Op 2 oktober werd de Syrius uitgestuurd naar Kaapstad om daar proviand te kopen. Tot het moment dat het schip terugkeerde op 2 mei 1789, werden de rantsoenen gekort waardoor het werk aan het boerenbedrijf en de bouw minder werd.

Gedurende deze tijd had de Supply een klein contingent veroordeelden en mariniers naar Norfolk Island gebracht om daar een andere strafkolonie op te zetten. De grond daar was vruchtbaarder dan Sydney Cove en het hout van betere kwaliteit, maar vanwege de rotsachtige klippen rondom het eiland kon het niet voor transport naar Sydney Cove op het schip geladen worden. Ze vonden er zeeschildpadden en "Supply" nam er een paar mee terug op de terugreizen van Norfolk Island en dit hielp als extra voedsel voor de kolonie. Verkenning van het land ten westen van Sydney Cove resulteerde in het vinden van beter land aan de Parramatta Rivier. Daar zou zich een nederzetting ontwikkelen, Rose Hill genaamd, en landbouw, alhoewel aanvankelijk op kleine schaal, was uiteindelijk succesvol. Maar het gebrek aan transport betekende dat de gewassen, als ze eenmaal geoogst waren, niet meteen beschikbaar waren voor Sydney.

In februari 1790 kreeg de Syrius het bevel om naar China te varen om daar verdere voorraden aan te schaffen. Dit liep enige vertraging op, omdat het schip, samen met de Supply, meer veroordeelden naar Norfolk Island moest brengen, in een poging om door deze verplaatsing een oplossing te vinden voor het nijpend tekort aan voorraden in Sydney. Op 19 februari leed de Syrius schipbreuk voor Norfolk Island en bleef er voor de kolonie slechts één schip over. Toen de "Supply" in april terugkeerde, werd er besloten, dat ze naar Batavia zou moeten varen om daar voorraden te halen, want de situatie werd wanhopig, met slechts voor 3 maanden aan voorraden over voor sommige voedingsproducten. Op 17 april voer de Supply uit, zeer bevreesde kolonisten achterlatend. 

Op 3 juni kwam er een schip in zicht - de Lady Juliana, een transport met 225 vrouwelijke veroordeelden - het eerste schip van de tweede vloot. Vervolgens kwam op 20 juni de Justinian aan, geheel gevuld met provisie voor de kolonie. De rantsoenen voor de kolonie werden onmiddellijk opgeschroefd en, met de komst van andere schepen met veroordeelden aan boord, (ook al waren ze in een slechte conditie en velen van hen stierven na aankomst), werden ook de oude werktijden hervat. Er werden plannen gemaakt voor nieuwe gebouwen en grote stukken land in de buurt van Rose Hill werden voor landbouw gereed gemaakt. Na meer dan twee jaar van isolatie en aan de rand van hongersnood kon de nederzetting in Sydney Cove zich uitbreiden, alhoewel het voedsel een groot probleem bleef totdat een periode van droogte van een jaar eind 1791 voorbij was en het boerenbedrijf begon op te bloeien en er een geregelde scheepvaart ontstond. 

De planning van de kolonisatie van New South Wales door Brittannië was niet al te best. Britse gevangenissen waren overvol met kleine misdadigers en veroordeelden konden niet langer naar Amerika gestuurd worden als gevolg van de Amerikaanse Onafhankelijkheids Oorlog. Men besloot een strafkolonie te vestigen op het grondgebied van New South Wales dat door Kapitein James Cook in 1770 ontdekt was. De voorraad vrouwenkleding werd in Brittannië achtergelaten, wat natuurlijk problemen veroorzaakte totdat de kolonie op eigen benen stond. De reis zelf had ook zo zijn problemen. Enkele veroordeelden aan boord van de Scarborough probeerden te muiten, wat mislukte. Er was ook een tweede poging tot muiterij later gedurende de reis, die eveneens mislukte. 

Australië (1800 - 1850)

Gemaakt: 30-03-06; laatst gewijzigd 07-10-09

colofon