7173 |
James Cook (1728-1779) |
James Cook, van afkomst een boerenzoon uit Yorkshire, nam dienst bij de Engelse marine en trok voor het eerst de aandacht door zijn voortreffelijk cartografisch werk ten behoeve van de Engelse actie in Canada tijdens de Zevenjarige Oorlog (1756-1763). Zijn bekwaamheden als cartograaf en astronoom brachten hem er toe in dienst te treden van de Royal Society, die hem drie grote reizen liet ondernemen. De Royal Society is het oudste wetenschappelijk genootschap van Groot-Brittannië, opgericht in 1660. Het vervult een belangrijke rol als adviserend en toezichthoudend lichaam op het terrein van de (exacte) wetenschappen. Afgezien van zijn grote ontdekkingen, die mede de grondslag voor het Britse Imperium in Australië en Oceanië liggen, berust Cooks roem op zijn prestaties op nautisch, astronomisch en cartografisch gebied en op het feit dat hij als eerste doeltreffende dieetmaatregelen (zuurkool) tegen scheurbuik wist te vinden. Daarnaast waren Cooks expedities door de aanwezigheid van onderzoekers ook van groot belang door de nieuwe kennis die op velerlei gebied werd verzameld. Van James Cook kan worden gezegd dat hij, op vreedzame wijze, meer dan wie ook veranderingen op de wereldkaart heeft aangebracht. | ![]() |
Cooks eerste expeditie (26 augustus 1768 - 12 juli 1771) In 1767 had een comité onder leiding van Nevil Maskelyne, de Astronomer Royal, een rapport uitgebracht waarin de noodzaak van Britse deelname aan de wereldwijde observaties nog eens werd onderstreept en mogelijke bestemmingen werden gepresenteerd. Hoewel de beraamde kosten – zo'n vierduizend pond – hoog uitvielen, werden de plannen wel goedgekeurd en gefinancierd. De Royal Society was voornemens een aantal sterrenkundigen en landmeters naar het noorden te sturen, waar de overgang het langst zou duren en naar de omgeving van de Stille Oceaan, waar ze het kortst zou duren. William Wales en Joseph Dymond togen naar de Hudson Baai in Noord-Amerika, William Bayley werd naar de Noordkaap uitgezonden en James Dixon deed Hammerfest in het noorden van Noorwegen aan. Voor de zuidelijke waarnemingen wilde de Royal Society een waarnemer in Baja California stationeren, maar dat stuitte bij de Spanjaarden op fel verzet. Er restte voor de Engelsen slechts de mogelijkheid een schip te sturen naar de Stille Oceaan. Kort daarvoor had kapitein Samuel Wallis het eiland Tahiti ontdekt en op grond van het door hem uitgebrachte verslag oordeelde men dat het eiland goed kon dienen om er een waarnemingspost op te zetten. Van de Engelse regering kreeg hij ook een geheime opdracht: het zuidelijke continent ten zuiden van Tahiti zoeken. Want men wou nu eens zekerheid: bestaat het nog onontdekte deel van het zuidelijke halfrond enkel uit water of was er toch een continent, zoals Alexander Dalrymple beweerde. Deze astronoom had in 1767 een overzicht gepubliceerd van de ontdekkingen die er tot dan toe ten zuiden van de Stille Oceaan werden gedaan. Dalrymple was er redelijk zeker van dat er een groot onbekend zuidelijk continent bestond, waarvan de noordelijke kust in de Stille Oceaan moest liggen, ergens tussen 28° en 40° zuiderbreedte. Een voormalig, vier jaar oud kolenschip werd aangeschaft en voor zijn nieuwe bestemming ingericht. De veertigjarige James Cook die over dit schip, dat de Endeavour gedoopt was, zou het bewind voeren. Naast een voltallige bemanning, waaronder ook enkele mannen die al eerder met Wallis op Tahiti waren geweest, gingen drie wetenschappers met hem mee, in die tijd nog geen vast gebruik. Hoewel dat helemaal niet de bedoeling was, drong zich een nieuwsgierige passagier op: Joseph Banks, een 23-jarige steenrijke landeigenaar, een enthousiast botanicus en een man van de wereld, een bonvivant die zich voor deze reis inkocht voor 10.000 pond en daarbij bedong dat hij twee tekenaars, vier bedienden, twee botanici en twee honden mocht meenemen. Cook bereikte Tahiti op tijd voor de beoogde astronomische observaties en Banks stortte zich op de flora en de inheemse vrouwen. Andere passagiers waren Charles Green, een sterrenkundige en assistent aan het observatorium in Greenwich, en Daniel Solander, een Zweed, die evenals Banks een voorliefde voor de natuur had en bovendien onderlegd was in de sterrenkunde. De samenstelling van dit driemanschap liet wel zien, dat het waarnemen van de venusovergang niet de enige missie van Cook zou zijn – de vegetatie, de dieren en de lokale bevolking zouden net zo goed wetenschappelijk bestudeerd worden. Een aantal tekenaars en assistenten completeerden het gezelschap. |
![]() |
Op 26 augustus 1768 lichtte de Endeavour in Plymouth het anker en zette koers naar de Stille Oceaan. In Rio de Janeiro haalde Cook in november proviand op, voer om Kaap Hoorn en deed in januari Vuurland even aan. Op 13 juli 1769 verliet de expeditie het eiland en voer met de Endeavour richting het zuiden Verder nam Cook de kust van Nieuw-Zeeland en Oost-Australië op. Op hun terugweg naar Engeland deden ze nog Batavia aan. Op deze stop leek het noodlot de tot dan toe zo succesvolle missie te treffen: vierendertig mannen lieten door ziekte het leven, waaronder ook Charles Green. Cook nam het verslag van Johan Mohr met zich mee en zeilde via Kaap de Goede Hoop naar Engeland, waar hij op 12 juli 1771 aankwam.
Links: De Matavai Baai op Tahiti met Cooks schepen de Resolution en de Adventure, geschilderd door William Hodges in 1776. |
Met een rijkdom aan vergaarde wetenschappelijke kennis mocht de lange reis geslaagd genoemd worden: de venusovergang was onder uitstekende omstandigheden waargenomen, de contouren van Nieuw-Zeeland en Australië begonnen zich op de wereldkaart af te tekenen en meer dan tweeduizend nieuwe planten- en diersoorten waren gedocumenteerd. |
![]() |
Links: Gezicht op het eiland Otaheite (Tahiti), William Hodges, 1775 |
Cooks tweede expeditie (1772 - 1775)
Een jaar later (1772) werd Cook uitgestuurd voor een tweede expeditie, die het probleem van het zuidelijk continent definitief moest oplossen. Hij kreeg de opdracht om met twee schepen zover mogelijk naar het zuiden te varen. Hij voerde het commando op de Resolution, terwijl Tobias Furneaux het op de Adventure voor het zeggen had. De wetenschappers aan boord waren de natuurkundige Johann Reinhold Forster, zijn zoon en assistent George Forster, de astronomen William Wales en William Bayly en de Zweedse botanist Anders Sparrman. Rechts: Gezicht Kaap de Goede Hoop. geschilderd door William Hodges in 1772 aan boord van de Resolution |
![]() |
![]() |
Op 10 december 1772 kwamen ze rond 51° zuiderbreedte de eerste ijsberg tegen. Een dag later was er land in zicht. Ontgoocheling alom, want het bleek om hun tweede ijsberg te gaan. Er zouden er nog veel volgen. 17 januari 1773 was een historische dag: Cook en zijn manshappen overschreden op ca. 40° oosterlengte als eersten de poolcirkel. Maar verder naar het zuiden varen lukte niet. Twee maanden lang zocht Cook tervergeefs een doorgang in het pakijs. Toen werd het winter, die in Nieuw-Zeeland werd doorgebracht.
James Cook slalomt met zijn schip tussen de ijsbergen, maar zal het Antarctische continent niet vinden |
Ook de twee volgende zomers verhinderde het pakijs een verdere reis naar het zuiden. De expeditie had te kampen met hevige stormen en levensgevaarlijke ijsbergen. Toch zou geen enkel bemanningslid omkomen. Tijdens een storm op 29 oktober 1773 verloren de Resolution en de Adventure contact met elkaar. De Adventure was beschadigd geraakt en Furneaux zette noodgedwongen terug koers naar Nieuw-Zeeland. In januari 1774 bereikte Cook met de Resolution het zuidelijkste punt waarop ooit een mens was geraakt: 71°10' zuiderbreedte. Op 14 januari 1775 was er eindelijk land in zicht. Het zuidelijke continent, zo dacht James Cook, maar de vreugde was van korte duur. Het bleek maar om een eiland te gaan dat met ijs bedekt was en bovendien reeds ontdekt was: South Georgia. Enkele dagen later ontdekte hij de South Sandwich Islands. Antarctica had Cook dan wel niet ontdekt, zonder het te weten had hij er, in verschillende etappes, omheen gevaren. Eigenlijk had Cook gewoon pech. Tijdens de eeuw waarin hij leefde was het beduidend veel kouder dan andere eeuwen. Wetenschappers noemen die periode de kleine ijstijd. Het pakijs rond het antarctische continent was daardoor nog dikker en ondoordringbaarder dan anders. Als er een zuidelijk continent zou zijn, dan zou dit volgens Cook voor de mens totaal nutteloos zijn: "Ik ben op hoge breedte rond het zuidelijk halfrond gevaren en wel zodanig, dat ik onomstotelijk heb bewezen dat er geen continent ligt, of het moet in de buurt van de pool zijn en dus onbereikbaar voor zeevaarders." |
Cook werd tijdens zijn derde grote expeditie, op 14 februari 1779 vermoord op Hawaï, op het strand van Kealakekua Bay. Er was ruzie ontstaan over de herhaalde diefstallen door de Hawaïanen en Cook kwam verhaal halen. Er ontstond een woordenwisseling en onverwacht werd hij in de rug gestoken, kreeg hij nog een klap op zijn hoofd en was hij dood. De Hawaïanen namen zijn lijk mee het binnenland in en letterlijk mondjesmaat kregen de Engelsen delen van zijn stoffelijke resten terug.
Cooks dood sprak zeer tot de Europese verbeelding en er is oeverloos gespeculeerd over de toedracht. De moord op Cook is de geschiedenis ingegaan als een fataal misverstand waarbij Cook, aangevallen in de rug, kansloos was. Zo is dat geschilderd en zo is dat door middel van prenten in het collectief geheugen vastgezet. Een aquarel van John Cleveley, wiens broer George op Cooks schip meevoer als timmerman, vertelt echter een geheel andere interpretatie van het drama. Hier zien we Cook niet als een willoos slachtoffer, maar als een krachtig om zich heen slaande marineofficier, die het met enkele van zijn mannen opneemt tegen een legertje Hawaïanen. De ervaringen van Cook en zijn mannen bereikten een groot Europees publiek. Vele opvarenden publiceerden over hun lotgevallen, afbeeldingen van land, natuur maar vooral van mensen werden verspreid, etnografica werden gretig verzameld en mensen uit Tahiti en Nieuw Zeeland traden op als levende curiositeiten. Dat prikkelde het denken over de mens, over beschaving en uiteindelijk over godsdienst en moraal. De edele wilde was waargenomen, zo was het idee, hij leefde gelukkig en ongeremd in ongerepte staat. Goed, er was ook kannibalisme en er werden vreemde goden aanbeden, maar de fascinatie voor het exotische was gewekt bij een groot Europees publiek. Historisch antropologen hebben al langer geprobeerd uit al die achttiende-eeuwse rapporten, in combinatie met onderzoek op de Zuidzee-eilanden mythe en werkelijkheid te ontrafelen. Ze probeerden door te dringen in de gecompliceerde wereld van goden, geesten en rituelen en greep te krijgen op de opvattingen over priester- en koningschap, eigendom en eergevoel. Daar steekt een wereld achter die Cook en zijn mannen onmogelijk hebben kunnen begrijpen, laat staan het publiek in het verre Europa. |
Gemaakt: 09-01-04; laatst bijgewerkt: 21-05-10 |