11.750 | Australië (1800 - 1850) |
![]() |
![]() |
In de eerste helft van de 19de eeuw ontwikkelde Australië zich langzaam, al waren er spoedig meer vrije kolonisten dan veroordeelden. Elke kolonie had een eigen bestaansrecht, onafhankelijk van New South Wales. Met de ontdekking van goud werd alles anders. De vele ondernemende lieden die erdoor werden aangetrokken, hielpen het fundament leggen voor de in wezen stedelijke cultuur van Australië. Voor de Britten was Australië een onbewoond land. Ze noemden het dan ook "Terra Nullius", dat leeg land betekent en dus aan niemand toebehoorde.De eerste keer dat de Aborigines dekens, messen en bijlen kregen van de Engelsen in ruil voor een stuk land, verwachtten ze dat ze gewoon door het land konden blijven trekken. Maar er verschenen hekken van prikkeldraad en opeens konden ze niet meer vrij in hun eigen gebied rondtrekken. Sinds die tijd zijn de Aborigines steeds verder van hun land verdreven, tot alleen de onvruchtbare streken voor hun overbleven. Die gebieden waren te klein om voldoende voedsel te vinden voor de stam. Bovendien konden ze de zangsporen niet meer volgen om hun droomplaatsen te bezoeken en hun voorouders te vereren.De Britten waren meedogenloos ten opzichte van de Aboriginals en zetten hen van hun land af of vermoordden hen. Maar ook het nieuwe land zelf was in eerste instantie moeilijk bewoonbaar door gebrek aan voedsel en de confrontatie met de voor de Britten onbekende flora en fauna. De ex-gevangenen werden als dwangarbeiders aan het werk gezet om het land te cultiveren. Leden van het pas opgerichte New South Wales Corps kregen de taak om erop toe te zien dat alles netjes verliep. Dit liep echter nogal uit de hand. Het Corps hield zich alleen maar bezig met een lucratieve drankenhandel onder leiding van John Macarthur. In 1810 werd de hulp ingeroepen van gouverneur Lachlan Macquarie. Hij stuurde het New South Wales Corps terug naar Groot-Brittannië en probeerde New South Wales leefbaar te maken. Daarvoor hij trok vrije kolonisten aan, ex-gevangenen werden goede baantjes aangeboden en met de Aboriginals werd geprobeerd in vrede samen te leven. Dit oogstte veel bewondering en werd Macquarie vol bewondering "Vader van Australie" genoemd. Jarenlang versperden de Blue Mountains de weg van Sydney naar het binnenland, maar in 1812 werd dit obstakel door William Lawson, William Charles Wentworth en Gregory Blaxland overwonnen. Gouerneur Macquarie liet in recordtijd een weg over de bergen aanleggen en kolonisten spoedden zich naar de graslanden. Aan de Brisbane River (Queensland) werd een kolonie opgericht in 1824. De Swan river (West Australië) was in 1829 aan de beurt. Ook aan de Port Philip Bay (Victoria) en Gulf St Vincent (Zuid Australië) werden kolonieën gesticht in respectievelijk 1835 en 1836. De Australische ontdekkingsreiziger Hamilton Hume (1797-1873) maakte op zeventienjarige leeftijd zijn eerste ontdekkingsreis met zijn jongere broer en een jonge Aboriginal. Zij bereikten het district Berrima-Bong Bong. In de volgende twee jaar maakte hij nog enkele reizen naar dit gebied en bereikte hierbij Bungonia. In 1818 ontdekten Hume en James Meehan het meer Bathurst en de vlakte van Goulburn. In 1821 en 1822 werd hij vergezeld door zijn zwager George Barber en W.H. Broughton. Tijdens deze tocht ontdekten zij de Yass Plains. In 1822 werd ook een expeditie ondernomen met Alexander Berry en luitenant Johnston, waarbij de rivier de Clyde werd bereikt. |
![]() |
Murrumbidgee |
Lange tijd was het zowel voor de autoriteiten als voor de ontdekkingsreizigers een raadsel wat er met de westwaarts stromende rivieren gebeurde. Mondden zij soms uit in een grote binnenzee? Een ontkennend antwoord kwam in 1829-1830, toen Charles Sturt een walvisvaarder over de bergen sleepte en daarmee de Murrumbidgee af zeilde tot aan de samenloop met de Murray. Vandaar voer hij verder stroomafwaarts naar het brede Lake Alexandrina en de monding van de rivier, die vanuit zee gezien altijd achter een zandbank verborgen was gebleven. Sturts terugkeer, tegen de stroom in roeiend, eindigde bijna rampzalig toen er een tekort aan voedsel ontstond. Onder leiding van Johan Batman, arriveerden de Britten in 1835 aan de oevers van de Yarra River. Ze kwamen daar in contact met de Kulin, aboriginalstammen van wie het land werd 'gekocht'. Daarna stichtten zij de stad Melbourne, naar de toenmalige Britse premier, Lord Melbourne. In ruim twintig jaar groeide Melbourne uit van een tentenkamp tot een metropool. Ontdekkingsreizigers van verschillende nationaliteit speelden een rol bij de verkenning van Australië. In 1839-1840 doorstond een Poolse avonturier, de zich ‘graaf’ noemende Paul Strzelecki, ontberingen die bijna even erg waren als die van Sturt, toen hij de hooglanden doorkruiste die hij Gippsland noemde. De Pool overleefde dankzij zijn aboriginalgids. Een onbezonnen Pruis, Ludwig Leichhardt, had minder geluk, ofschoon hij er op zijn eerste reis in 1844 in slaagde de verbazingwekkende afstand van 4800 km van Brisbane naar Arnhem Land af te leggen. Een nog gewaagdere tocht, van Sydney naar Perth, mislukte. Leichhardt en zijn makkers losten op in de immense leegte van het binnenland. Met de trouwe steun van zijn aboriginalgids Wylie bereikte Edward Eyre in 1840-1841 Albany, na een tocht door de woestijn ten noorden van de Grote Australische Golf. De transporten van gevangenen vanuit Engeland naar New South Wales werden stopgezet in 1840, naar Tasmanië in 1853, maar pas in het jaar 1868 kwam er een eind aan alle transporten naar West-Australië. Gemaakt: 30-03-06; laatst gewijzigd 07-10-09 |