2882 |
Marcus Macrinus (217-218 n. Chr.) |
![]() |
Na de moord op Marcus Opellius Macrinus werd geboren in 164 na Chr. in Caesarea, een havenstad in de Romeinse provincie Mauretania Caesariensis. Hij was dus van Noord-Afrikaanse oorsprong. Met betrekking tot zijn afkomst doen twee verhalen de ronde. Het ene zegt dat hij afkomstig was uit een arme familie en dat hij, toen hij nog jong was, zijn kost moest verdienen als jager, koerier en zelfs als gladiator. De andere lezing is dat hij als jongeman rechten studeerde. Dit lijkt een stuk waarschijnlijker gezien zijn benoeming tot rechtskundig adviseur van Gaius Fulvius Plautianus, de machtige prefect van de Praetoriaanse garde onder keizer Septimius Severus (193 - 211). Na de terechtstelling van Plautianus in 205 hield hij zich onder meer bezig met het financiële beheer van de privé landgoederen van Septimius Severus. In 212 na Chr. werd Macrinus door Caracalla (de zoon van Septimius Severus) (211 - 217) benoemd tot prefect van de Praetoriaanse garde. In 216 vergezelde hij Caracalla op diens veldtocht tegen de Parthen. Een jaar later in 217, terwijl de strijd nog aan de gang was, kreeg hij de status van consul (ornamenta consularia). Macrinus wordt beschreven als een harde en strenge man. Als rechtsgeleerde ging hij nauwgezet en grondig te werk. Bij zijn acties als prefect van de Praetoriaanse garde gaf hij blijk van veel inzicht. In zijn privé leven was hij echter overdreven streng en liet hij zijn personeel regelmatig, om het minste of geringste, afranselen. |
![]() |
In het voorjaar van 217 onderschepte Macrinus een brief aan Caracalla waarin hij werd genoemd als een mogelijke verrader. Als hij niet het volgende slachtoffer wilde worden van deze gestoorde en moorddadige keizer, dan moet hij iets doen. Hij vond, in de vorm van Julius Martialis, al snel een geschikte moordenaar. Martialus koesterde een wrok tegen Caracalla. Hetzij omdat deze hem een promotie tot Centurion geweigerd had, hetzij omdat Caracalla zijn broer geëxecuteerd zou hebben (de eerste lezing is van de geschiedschrijver Cassius Dio, de tweede van Herodian). Hoe het ook zij, Caracalla werd op 8 april 217 door Martialis gedood. Toen Martialis na de moord probeerde te ontsnappen, werd hij zelf gedood door de wachten van Caracalla. Daarmee verdween de enige getuige van het complot. Macrinus deed alsof hij van niets wist en rouwtdeom de dood van zijn keizer.
Caracalla stierf zonder erfgenaam en er was dus geen opvolger. De troon werd eerst aangeboden aan Oclatinius Adventus die net als Macrinus prefect van de Praetorisaanse garde was. Deze vond zichzelf echter te oud voor deze functie. Dan, slechts drie dagen na de moord, werd de troon aan Macrinus aangeboden. Macrinus zei "ja" en werd door de soldaten op 11 april 217 tot keizer van Rome uitgeroepen. Macrinus besefte dat hij, als hij keizer, geheel en al afhankelijk was van het leger aangezien hij aanvankelijk geen enkele steun kreeg van de senaat. Hij was de eerste keizer die daarvoor niet eerst senator is geweest! Omdat Caracalla populair was bij de soldaten, liet Macrinus hem daarom door de Senaat vergoddelijken en hield vol dat Caracalla een natuurlijke dood was gestorven. De senaat had verder weinig keus en accepteerde Macrinus als keizer. Feitelijk waren de senatoren blij dat de zozeer gehate Caracalla het veld had geruimd. Macrinus vergrootte vervolgens zijn draagvlak in de senaat door enkele van Caracalla's belastingen terug te draaien en amnestie af te kondigen voor politieke ballingen. Macrinus maakte echter ook een onverzoenlijke vijand: Julia Domna, de echtgenote van Septimius Severus en moeder van Caracalla. Ze zal waarschijnlijk wel vermoed hebben welke rol Macrinus had gespeeld bij de dood van haar zoon. Toen Caracalla was vermoord werd zij wanhopig en overwoog zelfs zelfmoord, al zag ze daar vanaf toen Macrinus haar liet weten dat ze haar titels kon behouden. Daarna begon zij echter een campagne tegen Macrinus die haar toen gelaste haar toenmalige woonplaats Syrië te verlaten en naar Rome te komen. Daar aangekomen met de as van haar zoon, pleegde ze alsnog zelfmoord door in hongerstaking te gaan. Haar zuster, Julia Maesa, achtte Macrinus verantwoordelijk voor haar dood en zweerde wraak. Ondertussen verloor Macrinus geleidelijk de steun van het leger toen hij probeerde een einde te maken aan de oorlog met de Parthen die Caracalla was begonnen. Toen hij Armenië aan koning Tiridates II (wiens vader Caracalla gevangen had gezet) schonk, maakte hij geen vrienden onder de soldaten. In 217 viel de Parthische koning Artebanus V Mesopotamië binnen. De legers van Artebanus en Macrinus ontmoeten elkaar bij Nisibis. De slag duurt lang en eindigde onbeslist. In deze periode van militaire tegenslagen maakte Macrinus de onvergeeflijke fout om de soldij van de soldaten te verlagen. Ondertussen zat Julia Maesa niet stil. Zij zorgde ervoor dat haar 14 jaar oude kleinzoon, Elagabalus, op 16 mei 218 in Phoenicië tot keizer werd uitgeroepen. Daarna slaagde Julia Maesa erin met inzet van haar niet geringe leiderskwaliteiten en aanzienlijke vermogen Macrinus militair te verslaan. Het gerucht, dat Elagabalus in werkelijkheid de zoon van Caracalla was, verspreidde zich als een lopend vuurtje. Steeds meer soldaten liepen over van Macrinus naar het leger van zijn uitdager, Elagabalus. Aangezien beide keizers zich op dat moment in het oosten bevonden, had Macrinus niets aan zijn sterke legers in het gebied van de Donau en de Rijn. Macrinus probeerde zijn tegenstander te verslaan door zijn cavalerie-eenheid onder leiding van zijn praetoriaanse prefect Ulpius Julianus. Deze werd echter door zijn troepen vermoord en de soldaten sloten zich aan bij het leger van Elagabalus. Teneinde enige stabiliteit te scheppen, riep Macrinus zijn negen jaar oude zoon Diadumenianus uit tot "Augustus" (medekeizer). In de hoop de steun het leger terug te winnen, draaide hij de eerdere verlagingen van het soldij terug en loofde hij fikse bonussen uit. Het tij was echter niet meer te keren en al snel liepen hele legioenen over naar Elagabalus. Uiteindelijk zag Macrinus zich door de deserties en muiterij in zijn kamp gedwongen zich terug te trekken. De gouverneurs van Phoenicië en Egypte bleven hem trouw, maar ze konden hem niet helpen aan voldoende troepen. Macrinus streed voor een verloren zaak. Op 8 juni 218 werden zijn legers in Syrië verslagen door een grote troepenmacht onder leiding van generaal Gannys. In de steek gelaten door zijn soldaten probeerde Macrinus in vermomming (hij had zijn haar en baard afgeschoren) naar Rome te ontsnappen. Bij Chalcedon aan de Bosporus werd hij echter herkend door een centurion en gearresteerd. Hij werd teruggebracht naar Antiochië waar hij, 53 jaar oud, ter dood werd gebracht. Zijn zoon Diadumenianus werd kort erna ook vermoord. Zolang hij regeerde had Macrinus Rome niet gezien. Zijn hele regeringsperiode van iets meer dan twee jaar bracht hij door in het midden oosten. Hij werd opgevolgd door Elagabalus, waarmee de Severiaanse dynastie in ere werd hersteld. Keizer Macrinus |
laatst bijgewerkt: 31-08-02 |