320

Archosauria

Diapsiden Archosauromorpha Archosauriformes Archosauria

Klik hier voor het frame van de pagina

De Klasse Archosauria ontwikkelde zich in het Laat-Perm uit  de groep Archosauriformes, een onderverdeling van de infraorde Archosauromorpha. Na de uitstervingsgolf aan het eind van het Perm waaieren de Archosauromorpha snel uit in een grote verscheidenheid van vormen. 

De Archosauria zijn dusdanig afwijkend van hun voorouders dat ze als een aparte Divisie worden beschouwd. Het waren de spectaculairste reptielen die zich uit de Diapsiden zouden ontwikkelen. 

De Archosauriėrs hadden nog een derde opening in de schedel vóór de oogkassen en waren goed aangepast aan het leven op het land. Ondanks hun korte evolutionaire leven waren zij zeer succesvol. De Archosauria waren de 'heersende reptielen' die een groot deel van het Mesozoļcum (Trias, Jura, Krijt) beheersten. Zij vormden de spectaculairste groep van de 'heersende reptielen", zij domineerden het leven op land (dinosauriėrs) in de lucht (pterosauriėrs) en in de zee (krokodillen). De archosauria hadden ondanks hun verscheidenheid allemaal een diapside schedel. De vroegste archosauriėrs maakten hun opwachting gedurende het Laat-Perm en stierven uit aan het eind van het Trias ondanks hun korte evolutionaire leven waren zij zeer succesvol. Tijdens het Laat-Trias splitste de groep zich op nadat kortstondige vormen waren ontwikkeld gedurende het Vroeg- en Midden-Trias.  

De naam Archosauria werd voor het eerst gebruikt door Edward Drinker Cope in 1869. Hij duidde er een enorm gevarieerde groep mee aan waaronder zelfs deelgroepen van de Synapsida (de groep die eigenlijk niet tot de Reptielen behoort, maar wel er nauw aan verwant zijn en waaruit zich de Zoogdieren hebben ontwikkeld). Hierom raakte de naam op het eind van de 19e eeuw in onbruik, maar werd nieuw leven ingeblazen door Von Huene rond 1914 en ruwweg beperkt tot de groepen die we er tegenwoordig onder verstaan. 

De klade werd voor het eerst gedefinieerd door Jacques Gauthier in 1986 als de groep bestaande uit de laatste gemeenschappelijke voorouder van de vogels en de krokodillen en al zijn nakomelingen. Paul Sereno gaf in 1991 een in vorm nieuwe definitie met als ankergroepen de Crurotarsi en de Ornithodira.

Aangezien de Ornithodira de Pterosauria omvatten en de afstamming daarvan problematisch is, gaf Senter in 2004 weer een definitie gebaseerd op krokodillen en vogels. Sereno gaf in 2005 hiervan een exacte vorm: de groep bestaande uit de laatste gemeenschappelijk voorouder van de Nijlkrokodil Crocodylus niloticus en de Huismus Passer domesticus en al zijn nakomelingen. De klade Archosauria is nauw verwant aan Euparkeria.

Vroeger was het de gewoonte om basale Archosauria onder te brengen in de orde Thecodontia (reptielen met tandkassen), onderverdeeld in de onderorden: Proterosuchia, Aetosauria, Euparkeria, Rauisuchia, Phytosauria en Ornithosuchia.

De meer doelmatige houding en voortbeweging van de Archosauriėrs verklaart het succes van de twee groepen reptielen die in het Trias uit de Archosauriėrs ontstonden. Tijdens het Boven-Trias splitste de groep Archosauriėrs  zich op nadat kortstondige vormen waren ontwikkeld gedurende het Onder- en Midden-Trias. 
De opsplitsing leidde er toe dat een tak zich ontwikkelde tot de krokodilachtige Crurotarsi, die leefden in of bij het water. 


Crurotarsi
  • Phytosauria (Onderorde) Familie Phytosauridae
  • Ornithosuchida (Onderorde) Familie Ornithosuchidae
  • Pestosuchidae (Familie) Pestosuchus (Soort) zie afb. hierboven
  • Rauisuchia (Onderorde) Families: Poposauridae; Rauisuchidae
  • Aetosauria (Onderorde) Families: Aetosauridae; Stagonolepididae
  • Crocodylomorpha (Superorde)

Sommige paleontologen (zoals A. Feduccia) denken dat de vogels niet van de Dinosauriėrs afstammen, maar van de vroege Archosauria, mogelijk uit de Crurotarsi (z. ook Thecodont hypothese).  

Bron: Archosauria - Wikipedia

De veelal kleinere Archosauriėrs werden in het Trias overschaduwd door de Therapsida (Zoogdierachtige reptielen). Niettemin hadden de Archosauriėrs een aanpassingsvermogen die verregaande consequenties zou hebben voor hun ontwikkeling. Veel Archosauriėrs hadden namelijk poten die onder het lichaam stonden en dus een veel doelmatiger steun van het lichaamsgewicht toestonden waardoor deze dieren zich veel doelmatiger konden voortbewegen. Bij de tweevoetige vormen waren de voorpoten niet langer nodig voor de voortbeweging. Zij ontwikkelden zich tot grijpklauwen om prooidieren de grijpen en vast te houden en tot vleugels. 

Uit de Archosauriėrs zouden zich aan het eind van het Trias (ca. 210-190 miljoen jaar geleden) de Pterosauria (Vliegende Hagedissen) hebben ontwikkeld. Dit is echter omstreden: veel onderzoekers menen dat ze van hagedisvormige dieren als Cosesaurus afstammen. Sommigen plaatsen ze zelfs in de Lepidosauromorpha als vrije nauwe verwanten van de hagedissen en slangen.

Laatst bijgewerkt: 24-03-08

colofon