1211 Mnevis

Mnevis (Merwer), de zonnestier van Heliopolis, werd zwart met een zonneschijf tussen zijn horens afgebeeld. Zijn opvallende grote geslachtsdelen verwijzen naar zijn bijzondere talent van verwekker. Net als de ram vertegenwoordigde de stier kracht en mannelijke vruchtbaarheid. Hij was verbonden met Re en Atoum

Oorspronkelijk was Mnevis een onafhankelijke godheid, die heel vroeg opgenomen werd in de cultus van de zonnegod. 

Volgens Manetho werd de Mneviscultus in de 2e dynastie van Egypte (2890 - 2650 v. Chr.) ingevoerd door koning Raneb (Nebra) (2825 - 2810), maar er is geen twijfel dat zowel de verering van Apis als die van Mnevis al in de pre-dynastische periode (4000 - 2920) plaatsvond. Mnevis werd in Heliopolis vereerd als 'de Levende Zonnegod'. Gaandeweg werd hij als de ba ("ziel") van Ra beschouwd en een manifestatie van de combinatie Re-Atoem, waardoor hij aanzienlijk aan belangrijkheid won. Volgens Plutarchus kwam de Mnevisstier als tweede in belang na de Apisstier van Memphis maar genoot hij evenveel respect en privileges. Zo verleende hij eveneens orakels. De priesters van Heliopolis gingen zelfs zover te beweren dat Mnevis de vader van Apis was, om zijn cultus nog in belang te doen toenemen. Ook al zijn er verbanden tussen Mnevis en Osiris vernoemd (bijvoorbeeld in dubbelnamen zoals Mnevis-Osiris of Mnevis-Wennefer) toch wijst dit niet noodzakelijk op een mythologische relatie, maar eerder op een samensmelting van zonne- en onderwereldgoden. de Mnevisstier wordt - net als de Apisstier - egaal zwart afgebeeld en droeg hij meestal een zonneschijf en een uraeus tussen de hoorns..

Op vignetten in het Egyptisch Dodenboek komt de Hemelstier voor als mythisch wezen of godheid die met de hemelen en met het hiernamaals wordt geassocieerd. Hij wordt de "Stier van het Westen" (waar de zon ondergaat) genoemd. De stier werd vernoemd als echtgenoot van zeven koeien die meestal in zijn gezelschap verkeerden. Een afbeelding werd gevonden in de graftombe van Nefertari uit de 19e Dynastie. De hoorns van deze stier vormen samen een fijne maansikkel. De zeven koeien en de zwarte hemelstier staan eveneens afgebeeld op een papyrus van Nestanebettawy uit de Derde Tussenperiode (Egyptisch museum, Caïro).

Vanwege de sterke binding met de zon was Menivis een van de weinige goden die blijkbaar getolereerd en vereerd werd door Achnaton samen met zijn nieuwe god Aton. Hij voerde zelfs het decreet voor een eigen begraafplaats voor de god in el Amarna uit, al is de locatie daarvan nooit teruggevonden. Later bevond zich een dergelijke begraafplaats ten noordoosten van de tempel in Heliopolis; ook voor de moeders van de Mnevisstieren was er een dergelijke begraafplaats. 

Omdat Ra's aardse manifestatie de stier Mnevis was, werden Anubis als zoon, de Mnevisstier als vader en de koegodin Hesat als moeder, als een godentrias vereerd. Hesat (Oud-Egyptisch voor melk of de wilde, ook Hesahet, of Hesaret) werd net als Mnevis al in de predynastieke tijd vereerd als de hemelkoe.  de zoogster van alle goden, zij die alle voedsel voortbrengt. Zij werd afgeschilderd als een witte koe met een korf voedsel op de hoorns, terwijl melk uit haar uier vloeide. In Heliopolis werden de moederkoeien van de Mnevisstier na hun dood op een speciaal aan Hesat gewijde begraafplaats bijgezet.

Behalve in Heliopolis werd Mnevis ook vereerd op andere plaatsen, in de Grieks-Romeinse tijd waren dat Dendera en Edfoe. In Soknopaiu Neso in de Fayoem stond een tempel voor Serapis-Osoromnevis, een combinatie van Osiris met Apis en Mnevis.

Gemaakt: 22-07-08

colofon