7223

Frankrijk (1547-1560)

  Frankrijk (1498-1547) - Frans l

Henri II (1547 - 1559)

Na de dood van Frans l in 1547 besteeg zijn zoon Henri II de Franse troon. Hoewel hij getrouwd was met Catharina de'Medici, had hij een 20 jaar oudere geliefde: Diana van Poitiers. Hendrik schonk haar het kasteel Chenonceau. Catharina had het niet makkelijk aan het Franse hof. Ze had heimwee, haar stijl van leven riep bij andere hovelingen veel verzet op, haar man had een andere geliefde en het land werd verscheurd door godsdiensttwisten. 

Diana de Poitiers was een eigenaardige vrouw - er wordt gezegd dat ze bepaalde drugs gebruikte om haar schoonheid te behouden. Na de dood van haar man Louis de Brézé droeg ze alleen nog de rouwkleuren zwart en wit, een gewoonte die Hendrik van haar overnam. Diana liet de kasteeltuin aanleggen en de brug over de Cher slaan. Zij financierde deze projecten uit de klokkenbelasting (belasting op het luiden van klokken), die de koning haar gul toestak. Rabelais zei spottend: 'De koning heeft alle klokken van zijn rijk om de hals van een merrie gehangen.' 

 

Hendrik ll was zelf niet bijzonder intelligent. Hij liet zich sterk door zijn minnares leiden en door gunstelingen als de connétable de Montmorency en later de Guises. Hij zette zijn vaders politiek voort van strijd tegen de omsingeling door de Habsburgers. Ook hij steunde de Duitse protestantse vorsten nu in de Schmalkaldische Oorlog (1546–1547).

De oorlog met Engeland werd in 1550 beëindigd, maar in 1557 zou die weer door Mary Tudor (1553-1558) heropend worden. In 1552 veroverde Hendrik de steden Toul en Verdun, terwijl Montmorency Metz voor zijn rekening nam. Deze laatste leed echter in 1557 een verpletterende nederlaag bij Saint-Quentin. 

links: Henri ll

Een nieuwe nederlaag het volgende jaar bij Grevelingen tegen Spanje en het verlangen van de beide katholieke vorsten ( Hendrik ll en Filips ll) de handen vrij te hebben tegenover het steeds groeiend protestantisme (dat Hendrik ook binnenslands bestreed), brachten de Vrede van Cateau-Cambrésis (3 april 1559). Frankrijk behield de drie bovengenoemde steden, het in 1558 nog door Frans de Guise veroverde Calais, Turijn en andere vestingen in Savoye, maar zag af van zijn ambities in Italië. Ter bezegeling zou een huwelijk worden gesloten tussen koning Filips II en Hendriks dochter Elizabeth. Bij het toernooi, georganiseerd voor het huwelijk, werd Hendrik in een steekspel dodelijk gewond door de lans van Gabriel, seigneur de Lorges, comte de Montgomery. 

Opeens kreeg Catharina de Medici als regentes het opeens voor het zeggen. Ze verbande onmiddellijk haar rivale Diana de Poitiers naar het sinistere kasteel Chaumont en betrok zelf Chenonceau.

rechts: Catharina de Medicis

Vanaf 1550 had verspreidde de Hervorming zich vanuit Genève (Calvijn) over grote delen van Frankrijk. Het was vooral de adel die zich sterk maakte voor het Calvinisme, maar streefde hiermee tevens politieke doeleinden na. De adel greep de plotselinge dood van Hendrik ll in 1559 aan om via politieke middelen het Protestantisme een plaats in de samenleving te geven. Dit wekte grote weerstand op, met name bij de Guises, die de stoot gaven tot een reeks vervolgingen van Protestanten. Het conflict werd evenwel in de kiem gesmoord door het aantreden van Catharina de Medici. Hierdoor kwamen de gesprekken tussen beide godsdiensten weer op gang, wat resulteerde in het Edict van Saint-Germain (1562) dat aan de Protestanten een beperkte vrijheid van godsdienstoefening toestond. Het was overigens omstreeks dit tijdstip dat de Franse Protestanten zichzelf 'Hugenoten' (Frans: Huguenots) gingen noemen, een term die vermoedelijk van het Duitse 'Eidgenosse' is afgeleid en waarmee werd aangeduid dat zij eventueel bereid waren voor hun zaak met de wapens in te staan. 

Het woord 'hugenoten' is waarschijnlijk een verbastering van het Zwitserse 'Eidgenossen' (Iguenots). In de 2de helft van de 16de eeuw komt deze naam voor als een ietwat denigrerende naam voor de Franse protestanten. Deze bijnaam wordt vervolgens door henzelf als erenaam aanvaardt (vgl: "les gueux", de bedelaars, de geuzen als erenaam van de Vlaamse protestanten). Als gevolg van de onderdrukking en vervolging worden in de 16de en vooral in de 17de eeuw vele hugenoten gedwongen te vluchten naar gebieden waar geloofsgenoten wonen of waar een grotere tolerantie heerst dan in frankrijk. Daar stichten zij dan vaak eigen 'vluchtelingenkerken' (Églises du Refuge, vandaar 'réfugiés').

De Franse kroon was 1e helft 16e eeuw sterker geworden. Het hof, het land, het recht en de kerk was in haar macht. Toch was het kerkelijk beleid zwak. De koningen Frans I en Hendrik II maakten zich niet hard voor kettervervolgingen. Het opkomend Calvinisme had ook invloed aan het hof, en in het land wendden velen zich tot het nieuwe geloof, vooral in streken die pas laat bij Parijs waren aangesloten. Veel edelen werden Hugenoot, en met hen de boeren of stedelingen in het gebied waar zij invloed hadden. Andere edelen schaarden zich resoluut aan katholieke kant.

Catharina kreeg meteen te maken met spanningen aan het hof. Ze verzette zich eerst tegen het katholicisme, omdat ze een hekel had aan de katholieke familie De Guise, verwanten van Maria Stuart die was getrouwd met haar zoon. Toen deze zoon in 1560 stierf, liet ze zich wel omturnen naar het katholicisme door de vermaningen uit de kringen van haar Spaanse schoonzoon. Ze was wel intelligent en had een goede kijk op de belangen van de kroon. De hoffacties werden echter onverzoenlijk. Iedereen probeerde de nog minderjarige troonopvolgers te beïnvloeden. De strijd vond voornamelijk plaats tussen drie families die grote delen van het land beheersten:

  • Bourbons, verwant aan het Franse koningshuis
  • Montmorency-Châtillon, veel bezittingen in Midden-Frankrijk
  • De Guise, sterk in het oosten

De Bourbons en de familie Montmorency-Châtillon werden protestants, De Guise wierpen zich op als vertegenwoordigers van het katholicisme. Tussen de roomse fractie en de Hugenoten probeerde de zwakke kroon te schipperen. Een godsdienstvrede zoals uiteindelijk in Duitsland in 1555 was bereikt, was in dit centralistisch bestuurde land niet denkbaar. Het was voor heel Frankrijk "of - of". Als de gereformeerden dus een eind aan de vervolging wensten, dan moesten ze er voor vechten. De franse godsdienstoorlogen hadden, evenals in andere landen, zowel een religieuze als politieke achtergrond. De crisis in de monarchie bracht aan het licht hoe betrekkelijk de macht van de vorst nog was. Frankrijk bleef door zijn omvang moeilijk bestuurbaar, en lokale machtscentra bleven sterk. De hugenoten hadden de illusie dat ze hun sobere eredienst overal zouden kunnen vestigen, waarna hun gedachten en normen heersend zouden worden in het Franse openbare leven. De katholieken waren wel talrijker, maar sterk verdeeld. Veel 'politieken' waren overtuigd dat geweld geen oplossing was. Zij betreurden het dat het koninklijk gezag verminderde. Grote gebieden waren lang verstoken van bestuur. Steden van hugenootse en katholieke overtuiging gedroegen zich als zelfstandig. Bijeenkomsten van de Staten-Generaal hadden een averechts effect. Het aanzien van de monarchie was diep gezonken.

Niet lang na het Edict van Saint-Germain ontlaadde zich de woede van de Guises, die zich niet konden vinden in het Edict in het bloedbad van Vassy (januari 1562), waarbij 30 Hugenoten door de manschappen van hertog De Guise in een kerk werden vermoord. Er brak een burgeroorlog uit, die met enkele onderbrekingen zou duren  tot 1598, waarin het land werd verscheurd door de religieuze en politieke partijstrijd tussen de protestantse Hugenoten.

De Hugenoten, waaronder ook  de Waldenzen, die zich sinds 1532 hadden aangesloten bij de Zwitserse reformatie (Zwingli), werden zwaar vervolgd. Leden van de plaatselijke adel namen hen soms in bescherming. Zij durfden dat doen, mede doordat vanuit Genève hen duidelijke geluiden bereikten dat de reformatie mocht, ja moest nagestreefd worden ondanks verboden van overheidswege. De lagere adel had van Calvijn in dezen zelfs de permissie en opdracht gekregen om des gewetenswille hierin subversief te zijn. Catharina speelde de leden van de adel, waarvan velen sympathiseerden met het protestantisme (inclusief leden van de hoge adel, ja zelfs tot in de koninklijke familie toe), behendig tegen elkaar uit. 

Voor 1530 waren er slechts individuele 'Franse protestanten het land uitgeweken, meestal richting Zwitserland. Na 1560 kwam er een grote vluchtelingenstroom op gang. Bij hen sloten zich ook de Walen aan uit de zuidelijke Nederlanden, op de vlucht voor de Spaanse macht.  Het was nog geen uitgemaakte zaak hoe Frankrijk (als buitenbeentje in het Europa, waar de Habsburgse vorsten Spanje, de Nederlanden, Duitsland en Oostenrijk beheersten in nauwe verbondenheid met de roomse Kerk) zich zou gaan verhouden tot de nieuwe religie. Het kon nog alle kanten op, zij het dat zonder goedkeuring van de Franse koning geen blijvend protestants centrum in Frankrijk kon ontstaan.

Frans ll (1559 - 1560)

In 1559 werd Frans ll, de 15-jarige zoon van Hendrik II en Catharina de’ Médicis, koning van Frankrijk. Hij was een zorgenkind, zwak van geest en lichaam, volkomen onbekwaam te regeren. Hij werd in 1558 uitgehuwelijkt aan  Mary Stuart van Schotland, die aan het Franse hof werd opgevoed. Zijn kortstondige regering stond volkomen onder de invloed van zijn regenten, de hertogen van Guise en Lotharingen, en van zijn moeder. Een poging tot staatsgreep van protestantse samenzweerders om de jonge koning vanuit het kasteel van Amboise te ontvoeren mislukte schromelijk, en de schuldigen werden terechtgesteld. Op 5 december 1560 overleed Frans II in Orléans, Loiret, op 16-jarige leeftijd aan een oorontsteking en een abces in zijn hersenen, zonder nakomelingen. Hij werd begraven in de Saint-Denisbasiliek en opgevolgd door zijn broer, Karel lX.

Frankrijk (1560-1589)

laatst bijgewerkt: 07-02-04

colofon