6003 Georgië (1200 - 1700)
Georgië (800 - 1200)
Giorgi III (1156 - 1184; vanaf 1178 samen met zijn dochter Tamara Bagrationi

Tamara Bagrationi (1184 - 1213)

Het Georgische rijk bereikte haar politieke hoogtepunt onder koningin Tamara, de achterkleindochter van koning David de Bouwer. Dat rijk strekte zich uit van Dagestan tot Azerbeidzjan. Ook werden enkele Oost-Turkse provincies veroverd. Het grondgebied besloeg al het land tussen de Zwarte Zee en de Kaspische Zee, grote stukken van Armenië en Azerbaidjan, noordelijke delen van Perzie (Iran) en het noord-oosten van Turkije (Lazistan, Trabzon/Comnenië). Door de uitbreiding van het grondgebied, en de vele vazalstaten rondom die het land schatplichtig waren, nam de welvaart enorm toe en men sprak toen over het land waar de boeren leefden zoals edelen, de edelen zoals prinsen, en de prinsessen zoals koningen. 

De officiële titel van Koningin Tamara weerspiegelt perfect haar macht in die tijd: Tamara Bagrationi, Uitverkorene van God, Koningin van de Abchaziërs, Georgiërs, Rans, Kachetiërs en Armeniërs, Sjeik van Shirvan en Sjeik van de Sjeiks, Heerseres van het Oosten en het Westen.

 

 

Tamara Bagrationi werd in 1159 geboren (sommige bronnen vermelden 1154), als het enige kind van koning Giorgi III (1156-1184), en was de achterkleindochter van de grote David de Bouwer (1089-1125), die in 1122 Georgië één had gemaakt. Tamara was de eerste vrouw die het tot koningin bracht in het feodale Georgië, en op haar dochter Rusudan (1223-1245) na, zijn er nooit geen andere vrouwen geweest die het tot de hoogste positie van het land brachten. Overigens is er soms een misverstand omtrent de titel koning(in). Het Georgische Tamara Mepe wordt dikwijls vertaald als koning(in) Tamara maar mepe betekent in feite letterlijk monarch.

De kroon verzilveren in het al eeuwenlang door mannen gedomineerde Georgië, was aanvankelijk geen eenvoudige zaak. Ondanks het feit dat haar vader haar had gekroond als medeheerseres in 1178, zal de adel, bij zijn overlijden in 1184, opnieuw twijfels koesteren over de rechtsgeldigheid van haar kroning en dreigde haar te onttronen. De patriarch Mikel Mirianisdze, dwong aldus Tamara om hem de post van kanselier te geven.

In 1185 verplichtte de darbazi ( Raad van vertegenwoordigers van de adel -een vroege voorloper van het huidige parlement), Tamara om met prins Yuri Bogolyubsky uit Kiev te huwen. Hij was de zoon van de Groot-Hertog van Suzdal, Andrei Bogolyubsky, die al spoedig een onverbeterlijke dronkaard, avonturier en rokkenjager bleek te zijn (een typische Rus zeggen de Georgiërs). Het huwelijk liep al snel op de klippen en werd in 1187 ontbonden en Tamara verbande Yuri naar Konstantinopel in Byzantium, om hem te straffen voor zijn buitenechtelijke (en/of homoseksuele) escapades en gecomplotteer met de adel.

Haar kansen om werkelijk te regeren verhoogden weer bij de dood van patriarch Mirianisdze, alsook onder druk door het arrest van de leider van de weerspannige adel, Qutlu-Arslan, die plannen broedde om een staatshervorming door te voeren, waarbij het enkel de adel zou zijn die de politieke lijn van Georgië zou bepalen en het koningshuis slechts een protocollaire functie kreeg toegewezen.

Dandalo-brug (12e eeuw)

In 1189 huwde Tamara de Ossetische prins David Soslan, en twee jaar later (1191) werd hun zoon Giorgi Lasha (Giorgi IV, 1212-1223) geboren en later nog een dochter, Rusudan, die tevens koningin van Georgië zou worden (1223-1245). Haar eerste man, Yuri Bogolyubsky had de hoop op een terugkeer echter nog niet opgegeven en in 1191 zou hij aan het hoofd van een groep West-Georgische edelen en feodale heersers, die het niet eens waren met de gevoerde politiek van Tamara, een gewapende opstand leiden tegen Tamara, die zij gelukkig met de hulp van haar medestanders snel kon neerslaan. En opnieuw werd hij naar Konstantinopel verbannen. Pas na deze rebellie van 1191, kreeg koningin Tamara eindelijk de handen vrij om te regeren.

De oorlog tegen de Turkse invallers ging onverminderd door. De koningin beperkte zich tot tot het plannen van de oorlogsstrategie en het toespreken van de troepen voor de veldslag, maar het leiden van de slag liet zij meestal aan haar man koning David Soslan over. Alhoewel, in 1205, toen reeds een veertiger, marcheerde zij eens blootsvoets in een veldslag, haar soldaten moed insprekend bij elke wending in de slag. Een gezegde in die tijd was De leeuwin herkent men aan haar klauwen, Tamara aan haar daden.

In 1195 leidde David Soslan een massaal tegenoffensief tegen de Turken waar, bij de slag om Shamkhor (stad in het huidige Azerbaidjan), een leger van 400.000 Turken door amper 90.000 Georgische soldaten werd vernietigd. In 1203 zal David Soslan dit nog eens overdoen in Basiani (het huidige Karachai-Balkarië grenzend ten noorden van Svaneti). Het Georgische leger trok verder langs de kust van de Zwarte Zee naar het zuiden en kon het land van de stammen van Laz en Chan heroveren. De Georgiërs veroverden Trebizond, Sam sun, Sinope, Cerasus, Kotyora en Heraclea. 

Na de val van Constantinopel in 1204 door de Vierde Kruistocht vormt koningin Tamara Trebizond (thans Trabzon) om tot een nieuw Byzantijns Koninkrijk dat al de omringende gebieden bevatte. Trebizond kwam onder het gezag van Alexis Comnenis die aanvankelijk gevangen zat in Georgië.

In het eerste decennium van de 13de eeuw maakte Tamara het sultanaat van Erzink (het huidige Erzincan gelegen ten zuiden van Trabzon) en het emiraat Arzrum (het oude Armeense Arzerum) tot vazalstaten. Tussen 1208 en 1209 voegt Tamara daar nog Archesh bij, en in 1210 veroverde het Georgische leger de steden Marand, Tabriz, Miyaneh en Zenjan (Azerbaidjan) en Kazvin (Qazvin in het Noorden van Iran), die van dan af aan de Georgische schatkist belastingplichtig werden. De bergvolken van Transkaukasië zwoeren onvoorwaardelijke eeuwige trouw aan Tamara.

In deze tijd werd ook het hoogtepunt van de Georgische literatuur geschreven: "De ridder in het pantervel" van Sjota Roestaveli (ca. 1200). Dit is een heldendicht, opgedragen aan koningin Tamara. Iedereen in Georgië kent het. De belangrijkste straat in Tbilisi, waar ook het eerder genoemde beeld van David de Bouwer staat, is naar hem vernoemd.

 

Giorgi IV 1212-1223
Rusudan 1223 - 1245
Davit Vl Narin 1245 - 1259
Davit Vll Ulu 1259 - 1270
Demetre ll   1270 - 1289
Vakhtang 1289 - 1292
Deze imposante uitkijktorens van Svaneti werden voor het merendeel gebouwd in de Middeleeuwen, tussen de 10de en de 13de eeuw. Maar van sommige torens konden de fundamenten gedateerd worden tot in de 1ste eeuw voor onze tijdrekening (!). De recentste toren dateert van de 19de eeuw. Zij werden opgetrokken, niet alleen om de klans te beschermen tegen de bedreiging vanuit het noorden van Kaukasische benden, of van de Georgische adel die steeds trachtte deze streken te domineren en onder kontrole te krijgen. Tevens dienen zij als statussymbool maar ook om zich te beschermen tegenover de andere klans. Onderlinge strijd, twisten en familievetes zijn hier traditioneel altijd deel van het dagelijks leven geweest.

In de 14de eeuw sloeg in Georgië de Zwarte Dood toe. De pestepidemie decimeerde in 1366 de Georgische bevolking aanzienlijk, maar de grootste rampspoed uit wellicht de hele geschiedenis van Georgië moest nog komen! In 1235 kreeg Oost-Georgië te maken met een invasie van de Mongolen. West-Georgië bleef nog even onafhankelijk. 

In 1386 werd Georgië andermaal veroverd en deze keer door een van de brutaalste veroveraars uit de geschiedenis van de mensheid: Timoer Lenk (1336-1403) uit Samarkand en zijn Tataarse Horden.

 

Deze inval bleek funest voor Georgië. Zowel politiek als cultureel stelde Georgië niet zo veel meer voor. In 1386 werd Tbilisi totaal leeg geplunderd en verwoest en koning Bagrat V (1360-1393) gevangen genomen. De invasies gingen gepaard met enorme wreedheden. Grote delen van de bevolking werden vermoord of gevangen gezet. De invasie van Timoer bracht het feodale Georgië enorme schade toe en betekende feitelijk de doodsteek voor de Georgische regio. Zowat het hele land lag in puin. Hele provincies waren verwoest, irrigatiekanalen vernietigd, burchten, kerken en kloosters werden platgebrand, boom- en wijngaarden werden vernield, mijnen liepen vol met water en landbouwgronden veranderden in ondoordringbare wildernissen. Met als gevolg van deze catastrofe dat de hele economie in elkaar stortte, de bevolking was sterk afgenomen, en de culturele ontwikkeling die onder koning Giorgi V "de Schitterende" (1314-1346) opnieuw op gang was gekomen kwam nagenoeg volledig tot stilstand. Door de verzwakte positie werd het land eindeloos geteisterd door invasies van nomadische volksstammen en benden uit het gebergte van de Kaukasus. Op de ruïnen van het verwoeste land rezen een aantal kleinere semi-koninkrijken op die elkaar voortdurend en bijna letterlijk naar de kroon staken.

Vanaf de 15e eeuw bestond Georgië uit wat kleine, elkaar bestrijdende semi- zelfstandige koninkrijkjes. In de 16e eeuw herstelde het Osmaanse rijk zijn heerschappij. 

In 1510 veroverden de Turken de lager gelegen Kaukasusgebieden (West-Georgië). Maatschappelijk gezien had op dat moment de hoge adel de leiding. De lage adel of Asnauri buitte de boerenbevolking uit. De Georgische cultuur werd bewaakt en bewaard door de kerk en de hoge adel, en dan met name door de vrouwen, die voor die tijd een belangrijke plaats innamen wat de cultuur betreft.

Davit Vlll 1293 - 1311
Giorgi V 1297 - 1298
Vakhtang lll 1298 - 1308
Giorgi Vl the Minor  1310 - 1314
Giorgi V (hersteld) 1314 - 1346
Davit lX 1346 - 1360
Bagrat V 1360 - 1395

Georgië (1700 - heden)

Gemaakt: 18-04-06

colofon