9290 Georgië (1700 - heden)
  Georgië (1200 - 1700)

Begin 18e eeuw beheerste een voortdurende burgeroorlog West-Georgië. Oost- Georgië was een vazalstaat van Iran en vocht mee in de oorlog tussen Iran en Afghaanse stammen.

In 1709 volgde Vachtang VI koning Giorgi XI op die in Afghanistan sneuvelde. Onder Giorgi ontwikkelde Georgië zich voorspoedig. In 1716 werd Vachtang door de sjah van Iran tot koning benoemd. In het geheim sloot hij echter een verbond met de Russische tsaar Peter de Grote om samen ten strijde te trekken tegen Iran. Vachtang viel inderdaad Iran binnen, maar de Russen trokken zich onverwacht terug. De sjah doorzag dit bedrog van Vachtang en gaf de troon aan Constantijn II, de koning van Kachetië.

Na 1720 werd het gebied bestwist door een nieuwe macht: Rusland onder tsaar Peter de Grote. Na veel strijd met Turken en Perzen werd het gebied definitief Russisch, waardoor het Christendom weer openlijk kon worden beleden.

In 1723 werd Tbilisi ingenomen en begonnen de invasies van Turken in het westen. Uiteindelijk vluchtte Vachtang naar Rusland, werd Constantijn gedood en bezetten de Ottomanen Tbilisi. De jaren daarna waren perioden van grote chaos. Intern was er veel strijd en de Georgiërs vochten ook nog tegen de Turken en de Perzen die grote delen van Georgië in handen hadden. Georgië werd bovendien nog aangevallen door legers uit Dagestan. Grote man voor de Georgiërs in die tijd was Teimuraz die er in slaagde de koninkrijken Kartli en Kachetië politiek onafhankelijk te maken. Na de dood van sjah Nadir volgde er weer veel strijd tussen de koninkrijken onderling. De Georgiërs boekten verschillende successen en Erekla II werd koning van Kartli en Kachetië.
In het koninkrijk Imenetie in West-Georgië streed koning Solomon I tegen de Turken. In de tweede helft van de 18e eeuw richtte de elite van Georgië zich steeds meer op Rusland. Ze hoopten op hulp van de Russen tegen de aanvallen vanuit Dagestan. In juli 1783 werd er een verdrag gesloten in Georgijevsk met Katharina II van Rusland en Erekle II van Kartli en Kachetië. Erekle wilde hiermee bereiken dat Georgië onder de hoede van het machtige Rusland een grote Transkaukasische staat zou worden. De Perzen pikten dit niet en op 11 september 1795 werd Tbilisi geplunderd en grote delen van de bevolking gedeporteerd. De Russen waren nergens te bekennen. Rond 1800 was Georgië totaal ontredderd en volgde al snel de Russische annexatie.

Oost-Georgië (Kartli-Kachetië) werd in 1801 tot een onderdeel van het Russische rijk verklaard. Protesten van de bevolking werden bloedig onderdrukt. Leden van de koninklijke familie werden na gewapende acties verbannen naar Rusland en vanaf 1811 was Tbilisi een Russische provinciestad die volledig bestuurd en beheerd werd door de Russen. De vorstendommen van West-Georgië werd eerst tot protectoraten gemaakt en daarna volledig geannexeerd. Vele opstanden in met name in Abchazië volgden, die echter allemaal neergeslagen werden. In 1878 werd Batoemi veroverd, was geheel Georgië in Russische handen en in feite een Russische provincie.
Vanaf ca. 1830 was het in de rest van Georgië al wat rustiger en kon men weer gaan denken aan het opbouwen van de landbouw, de industrie en de handel. Ook werd er door de Russen een beperkte culturele autonomie toegestaan. Veel Georgische aristocraten traden in dienst van Russische leger. Vanaf 1860 bloeide de industrie helemaal op hoewel de landbouw toch nog overheerste. Vanaf 1870 ontstonden er diverse nationalistische bewegingen en een Georgische arbeidersbeweging. Progressieven onder leiding van Ilja Chavchavadze stonden zeer kritisch tegenover het Russische kolonialisme.
In 1881 werd tsaar Alexander II van Rusland vermoord en er volgde voor Georgië een periode van onderdrukking en russificatie. Dit laatste betekende dat alle culturele Georgische uitingen (taal, boeken, kranten) verboden werden. Hierdoor werd de nationalistische beweging rond Chavchavadze natuurlijk steeds sterker. Tijdens de Russische Revolutie van 1905 braken er in Tbilisi en West-Georgië hevige gevechten uit. De eis tot volledige onafhankelijkheid werd steeds vaker hoorbaar in Georgië. De Eerste Wereldoorlog drong deze eisen wat naar de achtergrond. De industriële productie zakte in en zo'n 200.000 arbeiders waren actief in de oorlog.
Na de deelname van Turkije aan de oorlog werd Georgië zelfs frontgebied. In 1917, tijdens de Februari-Revolutie onder leiding van Lenin, viel de monarchie in Rusland, maar Georgië bleef verstoken van alle onlusten. Na de revolutie weigerden de Kaukasische staten, partijen en organisaties de regering van Lenin te erkennen. In november 1917 werd dan ook besloten tot afscheiding van Rusland en op 15 november werd het Transkaukasische Commissariaat onder leiding van de Georgiër Chkeidze gevormd en een eigen regering uitgeroepen. Op 9 april 1918 werd de Transkaukasische Federatie onder leiding van N. Chkeidze uitgeroepen. Deze Federatie bestond uit Georgië, Armenië en Azerbeidzjan. Er werd op dat moment nog gevochten tegen het Turkse leger. De Federatie was echter onderling verdeeld en bovendien niet opgewassen tegen de Turken. Er werden snel vredesonderhandelingen gestart, maar Georgië had de hulp van Duitsland nodig om te voorkomen dat Georgië alsnog bezet zou worden door Turkije.

De Transkaukasische Federatie werd op 26 mei 1918 opgeheven en tegelijkertijd werd de onafhankelijkheid van Georgië uitgeroepen. Na 117 jaar Russische overheersing herleefde de Georgische staat. De partijleider van de sociaal- democraten, Noe Zhordania, werd de leider van de eerste coalitieregering. De Georgische staat begon met veel economische problemen en voedselgebrek. In 1920 werd Georgië ook internationaal erkend door natuurlijk Duitsland, maar ook door Groot-Brittannië, Italië en Frankrijk. Op 7 mei 1920 erkenden de Russen de Georgische onafhankelijkheid.
Alleen de mensjewieken in Rusland erkenden Georgië niet omdat zij voorstander waren van een "een en ondeelbaar Rusland". Ook waren er grensproblemen met Armenië en Azerbeidzjan. Binnenvallende Armeense troepen werden verslagen en met behulp van de Britten was aan het einde van 1920 weer alles onder controle; economisch en cultureel begon Georgië weer wat op te bloeien. In januari 1921 werd Georgië opgenomen in de Volkenbond.
Intussen was men in Rusland begonnen met de herannexatie van verloren gebiedsdelen. Half februari 1921 viel het Tweede Sovjetleger Georgië binnen en op 25 februari 1921 viel Tbilisi in Russische handen. Op 4 maart werd de Socialistische Sovjetrepubliek Georgië uitgeroepen en werden alle officiële Georgische instanties zoals het leger ontbonden. Banken, spoorwegen en industrie werden onder staatsbeheer gesteld. Onder leiding van Ordzhonikidze begon een enorme onderdrukking van met name de adel en de officieren van het ontbonden Georgische leger. Ook de Georgische kerk werd zwaar onder druk gezet omdat het atheïsme overal in de Sovjet-Unie ingevoerd werd. Het autonomieproject van Stalin werd door de Georgische communistische partij geweigerd in 1922, maar na een grondwetsherziening in 1936 toch ingesteld.
De opbouw van de industrie en de grootschalige reorganisatie van de landbouw werden krachtig aangepakt. Fabrieken, krachtcentrales en mijnbouw werden ontwikkeld en er werd in de landbouw monocultuur ingevoerd, met name thee en citrusvruchten voor de grote Sovjetmarkt. Ook het onderwijs, de wetenschap en de kunst ontwikkelden zich volgens socialistische principes, dus individualisme was uit den boze. Alleen al in de jaren 1937-1938 werden vele duizenden Georgiërs, waaronder velen van de intelligentsia en uit de culturele hoek, geëxecuteerd. Nog meer Georgiërs verdwenen in de gulags, de concentratiekampen van Stalin. Op Georgisch grondgebied werd in de Tweede Wereldoorlog niet gevochten, maar als soldaat in het Sovjetleger sneuvelden er ruim 300.000 Georgiërs. De industrie werd geheel gebruikt als oorlogsindustrie en leverde daardoor een belangrijke bijdrage aan de Sovjetoverwinning op de Duitsers.

Na de oorlog groeide de economie van Georgië als voorspoedig, maar de Stalinistische terreur ging gewoon door. Dit werd pas minder na de dood van Stalin in 1953. Zijn opvolger Chroestjov veroordeelde zelfs het Stalinistische verleden van de Sovjet-Unie. Dit stuitte weer op tegenstand in Georgië omdat Stalin van oorsprong een Georgiër was en leidde op 9 maart 1956 tot grote onlusten in Tbilisi met meer dan 100 doden. Vanaf die tijd werd er regelmatig gedemonstreerd voor onafhankelijkheid.

In 1978 vierde men een kleine overwinning toen niet het Russisch maar het Georgisch als staatstaal gehandhaafd bleef. De perestrojka van Gorbatsjov had lange tijd geen invloed op de Georgiërs. Pas vanaf 1987 trad de nationalistische beweging steeds meer op de voorgrond, het leiderschap was toen in handen van Zviad Gamsachoerdia en Merab Kostava (in 1989 overleden na een mysterieus auto-ongeluk). Intern gebeurde er rond die tijd ook veel. De autonome republiek Abchazië wilde zich afsplitsen van Georgië. Leden van de Nationaal-Democratische Partij verzetten zich hiertegen en eiste tevens het uittreden van Georgië uit de Sovjet-Unie. Velen sloten zich aan bij dit protest dat op 9 april 1989 neergeslagen werd met o.a. gifgas: resultaat 19 doden en vele honderden gewonden. Dit betekende uiteraard dat nationalistische en anti- Russische gevoelens steeds sterker de kop opstaken. Op 19 november 1989 besloot de Opperste Sovjet van Georgië dat al het land, het water, de bodemschatten en de belangrijkste productiemiddelen eigendom werden van de Georgische Republiek. Bovendien werd het recht op afscheiding van de Sovjet-Unie bekrachtigd en de annexatie van 1921 veroordeeld.
Op 2 februari 1990 gaf het Centraal Comité van de Georgische Communistische Partij haar leidende rol op en op 9 maart 1990 eiste de Opperste Sovjet van Georgië onderhandelingen over een onafhankelijke Georgische regering. De verkiezingen van 1990 werden gewonnen door de coalitiepartij Ronde Tafel/Vrij Georgië van Zviad Gamsachoerdia.

Gemaakt: 23-04-06