2682 |
Eutische Saksen (Saxones) (ca. 100 - 700 n. Chr.) |
![]() |
![]() |
De Saksen waren in een groot en machtig West-Germaans volk, oorspronkelijk afkomstig uit West-Holstein ten noorden van de Elbe. Volgens Ptolemäeus en Beda kwamen zij uit de gebieden rond de beneden-Elbe. Zij waren sterk verbonden met de Angelen, die direct ten noorden van hen leefden. Blootgelegde graven tonen hechte relaties aan met de Thüringers en de Franken. |
De naam Saksen was, net als de naam Franken een verzamelnaam voor verschillende Germaanse stammen, die zich hadden aaneengesloten. De Saksen waren voor de Franken een voortdurend gevaar. Net als zij beschikten de Saksen over een klein leger, bestaande uit goedbewapende manschappen. De Saksen leefden nog bijna net zo als hun Germaanse voorouders. Hun boerderijen waren eenvoudig en hun veeteelt stond op een veel lagere trap dan die van de Friezen of de Franken. Ook in hun aardewerk en sieraden brachten zij het ver minder dan hun buurvolkeren. In de derde eeuw traden de Saksen op de voorgrond als overvallers van schepen op zee, samen met de Franken. De Saksen die zich vestigden in het Fries-Groningse kleigebied hebben zich waarschijnlijk vermengd met de zeer kleine groep achtergebleven oorspronkelijke Friezen uit de Romeinse periode en namen van hen de naam "Friezen" over |
![]() |
![]() |
Meermalen vielen de Saksen ook Groningen, Friesland en Drente binnen. Aan het eind van de derde eeuw (285) dreven zij de Chamaven over de Isla (IJssel) en de Salische Franken naar het gebied ten zuiden van de Waal. De door hen veroverde landgoederen werden aan de adellijke strijders toegewezen. en verdreven de daar wonende De Salische Franken weken uit Vanuit het noorden roeiden groepen Saksen en Friezen, bestaande uit vrijbuiters en avonturiers de Flevomeren op en vestigden zich op de hoger gelegen gronden in het Gooi en op de Veluwe. Hun grove knobbelurnen zijn opgegraven bij Barneveld en Uddel. Andere groepen zochten hun fortuin aan de kust langs de Noordzee tot in Vlaanderen toe en sommige voeren met hun schepen zelfs door tot aan de monding van de Loire in Frankrijk. Als ze een geschikt oord gevonden hadden, voeren ze terug om hun vrouwen en kinderen te halen. Zij vestigden zich op de vruchtbare geestgronden achter de duinen, rond de monding van de Oude Rijn en aan de vloedkreken in het Westland. |
Sporen van Saksische nederzettingen zijn gevonden bij Katwijk en Rijnsburg. Ook de nederzetting Sassenheim (= Woonplaats van de Saksen) ontstond in die tijd. Daar in onze kuststreek het land langs de zee door de later gevormde duinen is onder gestoven, is niet met zekerheid te zeggen, of in het duingebied nog meer Saksische nederzettingen hebben gelegen. Om zich te beschermen tegen vijandelijke aanvallen van andere Germaanse stammen (Angelsaksen), beschermden zij hun nederzettingen met een aarden wal met daarop een houten borstwering. Aan de buitenkant van deze wal werd een diepe droge gracht gegraven. Bij Udel (Gelderland) zijn overblijfselen gevonden van zo'n walburcht (Huneschans) die al werd bewoond ± 2000 v. Chr. De nieuwe bewoners van de kuststrook kregen het niet gemakkelijk. Vanaf 400 stoof de wind het door de branding opgewoelde zand op tot de "jonge duinen" over de oude duinen heen. Ten noorden van Alkmaar sloeg de zee veel veen weg en voerde tegelijk klei en zand aan. In de Hollandse, Zeeuwse en voor een deel de West-Vlaamse kustgebieden steeg het brakke grondwater en tastte de wortels aan van de bomen. Bij een forse noordwester storm knapten die af. Later vertelden de mensen verhalen over goddeloze reuzen die met hun wouden in één nacht werden verdelgd. Veel mensen trokken weg uit de nederzettingen. Door overstromingen en stroomverleggingen werd ook het rivierengebied onbewoonbaar. Omstreeks 445 staken grote groepen Saksen over naar de Britse Eilanden en stichtten daar verschillende koninkrijken: Wessex (West-Saksen), Sussex (Zuid-Saksen), Middlesex (Midden-Saksen) en Essex (Oost-Saksen). Minder bekend zijn de Saksische vestigingen in Gallië; de archeologie bevestigt belangrijke woonplaatsen in de buurt van Bayeux (Normandië) in de vijfde en zesde eeuw. Toen de Saksen met hun invasies begonnen was hun stamcultuur minder geromaniseerd dan van enige andere Germaanse stam. De streken die de wilde, heidense Saksen aantrokken lagen in Brittannië, een provincie die zo ver van Rome lag. dat het rijk haar in het begin van de vijfde eeuw liet schieten. Van de migrerende volkeren uit de Grote Volksverhuizing hebben de Saksen en Angelen ongetwijfeld het meest hun sporen achtergelaten in de gebieden die die veroverd hebben. De Franken en de Ostrogoten, de Visigoten en de Longobarden hebben allemaal grote gebieden veroverd en regeerden over de autonome bevolking van Zuid- en Midden Gallië (Visigoten; 418-508), Italië (Ostrogoten, 489- 563) en Spanje (Visigoten, 414- 711). |
laatst bijgewerkt: 03-01-11 |