2661 |
|
![]() |
De Chamaven (Chamavi) en Saliërs, waren West-Germaanse stammen, die het gebied bewoonden aan de rechteroever van de Rijn. Naar de in later tijd (10e eeuw) voortkomende benaming Hamaland te oordelen, zou dit het het gebied kunnen zijn geweest tussen de IJssel en Lippe (Salland en West-Overijssel). Zij behoorden tot het bondgenootschap der Cheruscen (Cherusci) tegen de Romeinen. Zij betaalden de Romeinen belasting in de vorm van koeienhuiden en moesten soldaten leveren aan het Romeinse leger. Op het kaartje links is het woongebied van de Chamaven aangegeven. Het gebied ten noorden van de (Oude) Rijn was toen echter geen Romeins gebied en is dus onjuist rose gekleurd. Met dank aan Rob van Eerden die mij hierop attent maakte. |
Ook ontstonden er handelscontacten tussen en Romeinen, wat blijkt uit verschillende vondsten van kleine Romeinse voorwerpen, zoals munten en godenbeeldjes. Romeinsgezinde Germaanse stamhoofden kregen het Romeinse burgerrecht. Ze namen allerlei Romeinse gewoonten en gebruiken over. Ze gingen Romeinse kleren dragen, gebruikten het fijnere, luxe Romeinse aardewerk en glas en hun kinderen gingen naar school. Hun woningen droegen ook duidelijke Romeinse sporen, zoals aangelegde funderingen, gebruik van bakstenen, centrale verwarming en muurschilderingen. Veel Germaanse jongens moesten dienen in het Romeinse leger. Ook zij namen allerlei Romeinse gebruiken over. |
In het begin van de derde eeuw na Chr. verenigden zij zich met een aantal in het Rijnland wonende West-Germaanse stammen, waaronder de Chatuari, Brukteren, Amsivari en de Chatten (Chatti). in een nieuw bondgenootschap, die sindsdien wordt aangeduid met de verzamelnaam Salische Franken (Franci Salii). De naam Franken betekent "moedig"of "stoutmoedig", de naam die oorlogsbenden wel eens gebruikten om zichzelf te beschrijven. Deze naam klinkt het geloofwaardigst betreft de oorsprong van de Franken: het waren namelijk avonturiers die verenigd hadden om de beneden Rijngrens van het Romeinse rijk aan te vallen. De naam Sal komt van het woord voor zout. De zouthandel was sinds de Kelten, wiens naam eveneens komt van het oude woord voor zout, een zeer winstgevend handelsproduct en men noemde het dan ook het Witte Goud. xxx | ![]() |
Tot de Franken behoorden behalve de Salische Franken ook de Ripuarische Franken. De militaire kracht van de Franken ontwikkelde zich snel in de tweede helft van de derde eeuw. Samen met de Alamannen en andere Germaanse stammen begonnen zij tussen 250 en 275 volop het Romeinse rijk binnen te vallen, waarbij in 274-275 Gallië werd platgewalst. De Franken verplaatsten zich zowel via de zee als over land. Zij vielen de Kanaalkusten aan, en overvielen het binnenland via de rivieren. Eén bron beweert zelfs dat zij zelfs Oost-Spanje binnenvielen en schepen kaapten waarmee zij Afrika binnendrongen. De meesten van hen waren boeren en woonden in grote langwerpige boerderijen, gebouwd van houten palen en met wanden van vlechtwerk met een woongedeelte en een gedeelte waar het vee op stal stond. In het woongedeelte lag de haardplaats. Daar omheen stonden banken met dierenvellen erop. De stal was voor de koeien, schapen en varkens. Deze dieren leverden vlees. |
De mannen werkten niet alleen op het land, maar gingen ook nog veel op jacht en visvangst. Op hun akkers verbouwden zij bieten, wortelen, kool, uien, erwten en bonen. Ook teelden zij verschillende soorten fruit: appels, kersen, perziken en walnoten. Op het bouwland van het dorp werd graan verbouwd, waarvan brood werd gebakken en pap en bier werd gemaakt. Verder werd er ook vlas verbouwd, die werd gebruikt voor het maken van linnen voor kleding. Bij de boerderijen stonden schuren voor het opslaan van het graan en allerlei werktuigen. |
![]() |
In het Overijsselse dorp Heeten (Gem. Raalte) is bij opgravingen een omheind kamp blootgelegd uit deze periode, met restanten van smederijtjes en werkplaatsen die hoogstwaarschijnlijk hebben gediend om wapens te maken. Vermoedt wordt dat het kamp eigendom was van een stamhoofd van de Salische Franken. Het moet een economisch en politiek machtscentrum zijn geweest. Het kamp was ongeveer 1 ha. groot en met houten palen omheind. De hoofdfunctie van het kamp was de ijzerindustrie. Er zijn tientallen kilo's slakken (ovenafval) gevonden. De nabijgelegen nederzetting werd bewoond door meerdere families, voornamelijk boeren. Met de Romeinen hebben zij nauwelijks contact gehad. Terwijl uit dezelfde periode in bijv. Nijmegen en Friesland wel veel Romeins aardewerk bekend is, wordt in Overijssel nauwelijks iets van die oorsprong gevonden. Toch is er wel iets van Romeins invloed geweest: een deel van een gevonden aardewerk kruik was duidelijk een imitatie van een Romeinse kruik. De nederzetting heeft maar één tot twee generaties dienst gedaan. Daarna is ze door de bewoners verlaten.
In 1989-1990 werd bij het Noord-Limburgse Gennep een Frankische nederzetting opgegraven uit de late vierde en vijfde eeuw. De vondst van Romeinse munten maakt het aannemelijk dat aan het einde van de vierde eeuw Dranken zich in Gennep vestigden als huurlingen van de Romeinen. Zij hadden als taak de wacht te houden bij de belangrijke vaarroute over de Maas. Onderzoek heeft uitgewezen dat de nederzetting, net als steden en legerplaatsen, maar voor een klein deel in haar eigen onderhoud kon voorzien en dus vrijwel alles moest importeren. Er zijn maar weinig sporen van graanbouw gevonden. Verder bleek uit analyse van de aangetroffen beenderen van dieren dat de Franken ook niet op grote schaal vee hielden. De bewoners van de nederzetting bij Gennep kenden een zekere mate van welvaart. Daarvan getuigen de vondsten van haarpennen en mantelspelden, die door eigen edelsmeden zijn gemaakt en grote hoeveelheden "geïmporteerd" aardewerk en glas. Het laatst duidt erop dat de aanvoerlijnen langs de Maas en geen schade hebben ondervonden van de politieke chaos in de vijfde eeuw. Rond 500 kwam er een einde aan de nederzetting, maar nog niet duidelijk is hoe dit is gebeurd. Er is bijvoorbeeld geen brandlaag gevonden die op een gewelddadige verwoesting wijst. |
In 250 staken de Franken samen met de Alamannen ergens boven Keulen de Rijn over en drongen rovend en plunderend Gallië binnen. De weerloze bewoners van de landgoederen vluchtten naar de steden en menig herenboer zag zijn villa achter zich in vlammen opgaan. Zodra zij door de Romeinse versterkingen heen waren, lag het land voor hen open. Uit de provincies in Azië werden snel versterkingen opgeroepen, maar die hulp kwam te laat. Op het vernemen van deze jobstijding achtten de zwakke cohorten het geraden de Rijndelta te ontruimen vóór zij van het zuiden werden afgesneden. Terwijl de Alamannen doordrongen in het Rhône-dal tot in Italië en brandschatten de Franken Gallië tot aan de Pyreneeën toe. De Romeinen hadden er lange tijd voor gezorgd, dat de Salische Franken bleven in het gebied waar zij woonden, totdat zij door de Saksen omstreeks 287 uit hun woongebied werden verdreven. Op 21 april 289 hield Mamertinus in Trier een lofrede op keizer |
![]() |
De Salische Franken vestigden zich uiteindelijk in het gebied ten zuiden van de Waal (omgeving van Nijmegen) en in Toxandrië (westelijk Noord-Brabant). Zij leefden daar een tamelijk rustig bestaan. Er zijn ook enkele namen van (legendarische) Frankische koningen bekend. Op Geologie Online worden genoemd: ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() Van de Romeinen namen de Franken allerlei gewoonten en gebruiken over, evenals de taal. Bovendien kregen zij enig begrip van wat het wilde zeggen te leven in een georganiseerde maatschappij. links: Lage Landen (ca. 300 n. Chr.) |
Keizer Zij nemen vele gewoonten en gebruiken van de Romeinen over, evenals de taal. Bovendien maken zij kennis met een goed georganiseerde maatschappij. . De Franken hadden hun woongebied inmiddels uitgebreid naar Noord-Gallië., Als "foederati" hadden zij een zeer bescheiden bestaan binnen het Romeinse rijk. Zij waren halfvrij en gebonden aan het gebied dat zij bewoonden. Verscheidene Frankische regimenten worden vermeld in de vroege vijfde eeuw in de Notitia Dignitatum en sommige commandanten van het vierde-eeuwse Romeinse leger waren Frankisch of gedeeltelijk Frankisch van origine. De Frankische stamhoofden werden officieren in het Romeinse leger. Veel Frankische jongens werden door de Romeinen geronseld om te dienen in het Romeinse leger en het rijk tegen de Friese en Saksische zeerovers te verdedigen. Van hun "barbaarse" kameraden namen de Romeinse soldaten allerlei gewoonten over. Zo gingen zij zich kleden in mantels van dierenhuid en barbaarse oorlogskreten slakend, trokken zij ten strijde. Het woord "barbarus" werd zelfs synoniem voor "soldaat". In deze tijd was er geen sprake van enige Frankische macht. de Frankische koningen werden vernoemd, maar geen van hen leek effectief of voor lang geregeerd te hebben. In de vierde eeuw na Chr. namen de Franken snel in aantal toe. Van hen in ons land is maar weinig bekend doordat Frankische nederzettingen slechts sporadisch zijn opgegraven. We weten dan ook nauwelijks hoe hun woningen er hebben uitgezien, hoe ze waren ingericht, welke voorwerpen ze gebruikten, kortom hoe de Franken leefden. In het Belgische gebied ontstonden er op den duur verschillende Frankenrijkjes, elk onder hun eigen koning. Hoewel het gebied dat de Franken bewoonden officieel Romeins grondgebied was, maakten de Franken er feitelijk de dienst uit. Wel hielden zij de oude Romeinse instellingen en regels, die zij in hun gebied aantroffen in stand. Zij hadden er doodgewoon niets beters voor in de plaats te stellen. Zo bleven de oude ambtenaren de belastingen binnenhalen. laatst bijgewerkt: 30-08-02 |