144

Planten in het Devoon (409 - 363 miljoen jaar geleden)

Planten in het Siluur (439-409 miljoen jaar geleden)
Vanaf het Vroeg-Devoon (ca. 409 mjg.) komt de evolutie van de flora in een stroomversnelling. Was het aantal soorten in het Laat-Siluur nog op de vingers van twee handen te tellen, in het Vroeg-Devoon lukt dat op geen stukken na. Toch is ook dan het aantal soorten nog zeer beperkt en in veel gevallen bestaat de vegetatie op een bepaalde plek uit één soort of een zeer klein aantal soorten. De landplanten bestonden in het begin uit rechtopstaande stengels met horizontale uitlopers.

Alle planten van die tijd waren Sporenplanten, zoals nu nog de mossen, de Varens, de Wolfsklauwen en de Paardenstaarten. Maar ze zijn zo verschillend van de nu nog levende planten dat het vrijwel onmogelijk is te zeggen bij welke groep ze horen. Die oude planten zijn ook allemaal uitgestorven.

Over deze oerplanten is nog maar betrekkelijk weinig bekend omdat er maar weinig gave fossielen van gevonden worden. Vaak zijn de planten van grote afstand door rivieren aangevoerd voordat ze in de modder terecht kwamen en konden fossiliseren. Daardoor zijn de planten in de meeste gevallen in kleine stukjes gehakt voordat ze fossiel werden. Men spreekt in dit geval wel van 'haksel' en daar is weinig eer aan te behalen. Slechts op een paar plekken zijn de planten uit het Onder- en Midden-Devoon goed bewaard gebleven.

In planten in het Vroeg-Devoon (409 - 385 miljoen jaar geleden) andere hadden met elkaar gemeen dat ze vrij klein waren (niet hoger dan een halve meter) en eenvoudig van structuur. Zo had de plant Sawdonia ornata geen blaadjes, maar wel stekels. De functie ervan was waarschijnlijk het vergroten van het oppervlak zodat gemakkelijker koolzuurgas uit de lucht opgenomen kon worden. Voor verdediging waren ze niet nodig want de eerste gewervelde dieren (de amfibieën) gingen pas in het Midden-Devoon het land op. Wel is het mogelijk dat de planten dichte struwelen vormden waarbij de stekels houvast gaven. Een andere plant met stekels uit die tijd is Drepanophycus spinaeformis. Deze had een dikkere stam met forse stekelvormige blaadjes. Vaak worden de stammetjes gevonden zonder de stekels. In dat geval zijn er littekens te zien.

Uit de fossielen van de platgedrukte Devonische planten is meestal niet veel informatie te halen. Het determineren van deze zeer oude planten is erg moeilijk omdat er zo weinig te zien is aan de plant. Alleen maar stengels, vertakkingen en eventueel stekels. Als je geluk hebt, vind je sporenkapsels (sporangia). Dan is het vaak wel mogelijk de plant op naam te brengen. Verder is in enkele gevallen het waslaagje op de opperhuid dat het blad beschermt tegen uitdrogen (de cuticula) bewaard gebleven. Daarvan kan na een chemische behandeling een microscopisch preparaat gemaakt worden, waarin b.v. cellen en huidmondjes te zien zijn.

Bron: De oudste landplanten (2)

Op de zeldzame vindplaatsen van goedgeconserveerde vroeg-Devonische planten zie je vaak dat één soort domineert en dat eventuele andere soorten er in kleine aantallen tussendoor voorkomen. De planten zijn nog steeds eenvoudig van structuur, zoals de Zosterophyllum uit het gebied rond Forfar in Schotland. Deze plant had geen blaadjes: het opnemen van koolzuurgas vond geheel in de stengels plaats. Kenmerkend voor deze plant is dat de sporangia zijdelings aan een stengel zitten en zo een soort aar vormen. De uiteinden van de vertakkingen zijn spiraalvormig opgerold, een eigenschap die bij veel primitieve planten voorkomt.

Rhynia's  



Een andere plant uit de groep van Zosterophyllum is de Gosslingia uit de Brecon Beacons in Wales (Gosslingia breconensis). (z. foto hierboven) Deze  plant is iets jonger dan de planten uit de Rhynie-chert. Bij Gosslingia zitten de sporangia verspreid aan de stengels en zijn de toppen van de vertakkingen spiraalvormig opgerold.

Hoe verder het Devoon voortschrijdt, hoe meer vormen er optreden en hoe langer sommige plantensoorten worden. In het Midden-Devoon verschijnen boom'varens' van enkele meters hoog. In het Boven-Devoon ontstaat bij een aantal planten de mogelijkheid dikkere stengels te vormen door middel van secundaire diktegroei. Zo zien we houtige stammen verschijnen, die de planten de mogelijkheid bieden om tot bomen uit te groeien. In het Laat-Devoon zijn er al flinke bomen van b.v. 8 meter hoog.

De vegetatie van het vroeg-Devoon bestond voornamelijk uit kleine planten. de grootste planten waren slechts zo'n 1 meter hoog. De oudst bekende planten met een vaatstelsel op het noordelijk halfrond zijn afkomstig uit het Devoon.

Tijdens het Midden-Devoon werden de planten hoger en ontstonden er boompjes van 1 tot 2 meter hoog. Maar echte bomen kwamen er pas in het Laat-Devoon. 

Bron: De evolutie van de planten I. Siluur en Devoon

In de loop van het Midden- en Laat-Devoon komen er ook meer soorten met blaadjes of bladachtige structuren. Die ontstonden doordat fijn vertakte stengels gingen 'verweven', d.w.z. dat er tussen de takjes bladweefsel ontstond waardoor de takjes verbonden raakten. Bij de varenachtige plant Rhacophyton uit het Laat-Devoon van België is dat nog niet het geval. Wel doen de vertakkingen al enigszins aan varenblaadjes denken. De sporangia van deze plant staan in clusters met een doorsnede van ongeveer 2,5 cm.

Aan het eind van het Devoon verschenen de eerste Varens, Paardenstaarten en Zaadplanten.  Ook ontstonden toen de eerste bomen met houtachtige stammen en eerste wouden.  Archeopteris (z. afb. rechts) behoort tot een van de eerste bomen. Het is misschien wel de eerste boom die het land bedekte. Hoewel de hoogste planten niet meer dan een meter hoog waren, werden grote gedeelten van het land tijdens het Devoon bedekt met wouden van deze "mini"-bomen. Deze snelle verschijning van planten wordt Devonian Explosion genoemd.

De eerste zaadplanten

Aan het eind van het Devoon ontstonden de eerste planten met zaden. De oudste zaadplant van Europa wordt gevonden in België en hij is genoemd naar het grensplaatsje Moresnet. Hij heet namelijk Moresnetia. Deze plant heeft primitieve zaadjes: ze zijn nog niet helemaal omhuld, zoals dat bij de huidige zaden het geval is. Kort geleden is in België nog weer een voorloper van deze plant ontdekt.
De zaadplanten zijn steeds belangrijker geworden in de loop der miljoenen jaren. Het was blijkbaar een succesvolle formule want tegenwoordig zijn verreweg de meeste planten zaadplanten.De sporenplanten zijn langzaam maar zeker naar de achtergrond verdrongen.  De evolutie van de planten I. Siluur en Devoon

De zaden van de oudste zaadplanten worden gekenmerkt door het feit dat ze een omhulsel hebben. Bij Moresnetia (zo genoemd naar de plaats Moresnet bij de Belgisch-Nederlandse grens) is dat omhulsel nog niet eens helemaal gesloten. Het zit als een soort kelkje om het zaadje, waarbij de bovenkant van het zaad nog is te zien. Moresnetia is een van de oudste zaadplanten ter wereld en de oudste van Europa. Voorlopig tenminste, want er worden steeds nieuwe vondsten gedaan. In België worden bijzonder goed geconserveerde exemplaren gevonden, waarbij zelfs de zaadjes te zien zijn. Kort geleden is een nog oudere tussenvorm van de sporenplanten en de zaadplanten gevonden in het Midden-Devoon van België. De oudste zaadplanten waren Naaktzadigen want het zaad was nog niet ingesloten in een vruchtbeginsel. Uit dit soort planten hebben zich de vele soorten zaadvarens ontwikkeld die in het Steenkolenmoeras tijdens het Carboon groeiden. En een Moresnetia-achtige plant zal de stamouder zijn van alle moderne bloemplanten. Echt wel een plant om met eerbied te behandelen dus.

Bron: De oudste landplanten (2)

Tegen het eind van het Devoon waren er echte wouden van de eerste bomen, niet meer dan een meter hoog.

De Archaeopteris (niet te verwarren met de oervogel Archaeopterix) was een voorloper van de Coniferen en deze boom kon wel 8 m hoog worden. Vooral in België worden nogal wat planten uit het Boven-Devoon gevonden. Een voorbeeld is Rhacophyton, die in de buurt van Luik voorkomt en die waarschijnlijk een voorloper is van de varens. Hij heeft nog geen blaadjes, maar wel haakjes aan de takken. 

Bron: De evolutie van de planten I. Siluur en Devoon

Rechts: Archaeopteris

Planten in het Carboon

Gemaakt: 14-11-06; Laatst bijgewerkt: 18-11-06

colofon