3404

Batavodorum (Batavorum) (ca. 15 v. Chr.)

Legioenvestingen (castra)

Ongeveer in het midden van de eerste eeuw voor Christus streken de Bataven neer op de hoogvlakte, die in het voorlaatste Saale Glaciaal was ontstaan, zo'n 200.000 jaar geleden. Rond 15 voor Christus stichten zij op het meest westelijke uiteinde van deze hoogvlakte, op en rond het huidige Valkhof, het 'Oppidum Batavorum': de stad van de Bataven. Vanaf hier heeft men een goed uitzicht over een groot deel van het rivierengebied, wat belangrijk is vanuit militair oogpunt. In dezelfde periode bouwden de Romeinen hun legerkampen op de strategisch hoog gelegen spoelzandwaaier-hoogvlakte van Nijmegen, met name het Kops Plateau en het Hunnerplateau. Op dit Hunnerplateau realiseerden zij een groot legerkamp voor zo'n 10.000 soldaten. De 'castra', met een grootte van ongeveer 40 hectare, krijgt een rechthoekig stratenpatroon en wordt omringd met een aarden wal.

Bij Nijmegen aan de Waal werd een legioenvesting (castra) gebouwd: Batavodorum (Batavorum). Deze lag op de Hunerberg op de plaats van het latere Valkhof. Het was een strategisch belangrijke plaats vanwege de smalle oversteek over de rivieren. De vesting leek wel een op een stad. Er stonden tenten in rijen naast elkaar, net als huizen in een straat. Daarin woonden de soldaten. Achter de tentstraten stonden de houten barakken voor de officieren, de paardenstallen en de voorraadschuren. Later zouden de houten barakken en schuren worden vervangen door stenen bouwwerken. Om het kamp lag een aarden wal met daarop een palissade van houten palen, die later zou worden vervangen door een stenen muur. De troepen die in Batavodorum gelegerd werden, kwamen uit alle provincies van het Romeinse rijk. De legerplaats was het Romeinse hoofdkwartier in Neder-Germanië.  

Even ten oosten daarvan was op het Kops Plateau, aan de weg naar Ubbergen tussen 12 en 9 v. Chr. al een militaire versterking (castellum) gebouwd met een oppervlakte van een kleine 4 hectare, omgeven door een wal en een V-vormige gracht.. Waarschijnlijk was hier het hoofdkwartier gevestigd van een groot expeditieleger dat aan het eind van de eerste eeuw voor Chr. een veroveringsoorlog voerde tegen Germaanse stammen ten noorden van de Rijn. Bij opgravingen in 1990 troffen archeologen binnen deze vesting de sporen aan van een groot gebouw van 2000 vierkante meter voorzien van vele vertrekken een binnenplaats met zuilengalerij. Qua indeling en grootte stemt het overeen met de praetoria in de kampen van Oberaden en Anreppen, uitgebreide gebouwen die dienden als onderkomen voor de legercommandant – in dit geval Drusus – en diens staf. De betrekkelijk kleine omvang van de versterking kan betekenen dat hier een paar cohortes – qua grootte te vergelijken met een hedendaags bataljon – als een soort lijfwacht de generaal hebben vergezeld. 

Buiten de wal lag een gracht. Buiten de legerplaats (castra) ontstond na verloop van tijd een nederzetting, waar handelaars, ambachtslui en de vrouwen en kinderen van de soldaten zich gingen vestigen met een marktplaats en een amfitheater, dat groot genoeg was voor het hele legioen van ± 5000 soldaten. De weg die op de hogere gedeelten langs de rivier van plaats naar plaats voerde, werd uitgebreid tot een echte "via militaris" met een verhard wegdek. Deze weg die Batavodorum (Batavorum) verbond met Confluentes (Koblenz) had een lengte van 320 km. Een belangrijke rol bij de verdediging van deze grens was toebedeeld aan de vloot, waarop gezien de herkomst van de bemanning, de voertaal Grieks geweest moet zijn. 

Eén van de soldaten die bij de bouw van het castellum geholpen had, was Lucianus. Hij wist precies hoe dat moest, want hij was al achttien jaar in het leger. Nog twee jaar, dan was zijn diensttijd voorbij. Dan kreeg hij een boerderij en een stuk grond, waar hij samen met zijn vrouw en kinderen kon gaan wonen. Dat zou fijn zijn, want zijn hele diensttijd had Lucianus al in verschillende legerkampen moeten wonen. De meeste tijd woonden zijn vrouw en kinderen dicht bij hem in een klein dorpje buiten het castellum. 

De Bataven en Romeinen leven vrij vredig naast elkaar, tot in 69 na Christus, wanneer de Bataafse opstand uitbreekt. Bij deze Germaanse opstand (69-71 n. Chr.) ging de legerplaats Batavorum in vlammen op en de overgebleven soldaten werden gedood.

De Romeinen sloegen deze opstand neer en verjoegen de Bataven van het Valkhof. Enkele maanden na het neerslaan van de opstand maakte het tweede Legioen Adiutrix, dat daar gelegerd was, een begin met de bouw van een houten castra (legioenvesting), strategisch hoog op de stuwwal en dicht bij een directe verbinding met de Waal. De kern van de nieuwe nederzetting werd naar het westen verplaatst.

Houten gebouwen maken plaats voor stenen, en rond het legerkamp komen een stenen vestingmuur en een diepe gracht. De oppervlakte van het kamp is echter gehalveerd en biedt nog plaats aan vijf- tot zesduizend soldaten. Rond het kamp ontstaat een kampdorp, waar ongeveer 2.500 mensen wonen. De verjaagde Bataven bouwen ondertussen - met hulp van Romeinse soldaten - een nieuwe stad even ten westen van het vernielde oppidum. De stad krijgt een 'Romeinse' vorm, met het typische dambordpatroon. 

Ulpia Noviomagus Batavorum (98 - 400 n. Chr.)

laatst bijgewerkt: 16-12-05

colofon