5605

Rusland (1896-1920)

Rusland (1855-1896)

Alexander overleed in 1896 en werd opgevolgd door zijn zoon, Nicolaas II Alexandrovitsj (1894-1917). Nicolaas was een gelovig man, in zichzelf gekeerd en ervan overtuigd dat hij de door God aangewezen autocraat van Rusland was. Nicolaas II was overigens wel een zwakke vorst. De meningen omtrent zijn persoon zijn verdeeld.

Toen de revolutionairen vrij kwamen, was er nog steeds staatsterreur in Rusland. Het verzet moest dus in het geheim worden opgebouwd. De Ochrana, de geheime politie, hield iedereen scherp in de gaten. De geheime politie infiltreerde zelfs in revolutionaire bewegingen door middel van spionnen. Er ontstonden politieke partijen, die, hoewel ze vaak een semi-illegaal bestaan leidden, toch groeiden. De belangrijkste partijen ontstonden rond de eeuwwisseling, nl. de Constitutioneel-Democraten (afk. Cadetten), een Sociaal-Revolutionaire Partij, diverse sociaal-democratische partijtjes en de Russische Sociaal Democratische Arbeiderspartij (marxisten), die opgedeeld was in twee vleugels (mensjewieken en bolsjewieken). Al deze partijen stonden links van het midden. Als reactie hierop ontstonden ook extreem-rechtse (we zouden nu zeggen: fascistische) bewegingen, zoals de 'Pamjat', die het vooral gemunt hadden op de joden (Pamjat werd in de jaren '80 overigens opnieuw opgericht).

 

Nicolaas II zette het autocratische bewind van zijn vader voort; hij huwde met prinses Alice van Hessen (in Rusland geheten: Alexandra Fjodorovna); hij liet zich door haar leiden, terwijl zij op haar beurt onder invloed stond van de monnik Grigori Raspoetin; hij riep op tot de internationale vredes­conferentie van Den Haag van 1899; 

De grote Russische nederlagen tijdens de Russisch-Japanse Oorlog (1904-1905);  leidden in Rusland zelf tot grote onrust doordat Nicolaas II besluiteloos was. Soms gaf hij toe aan de bevolking, terwijl hij andere keren er weer tegen in ging. Er brak een revolutie uit (Eerste Russische Revolutie) die bijna de val van het tsarenrijk betekende, het tsarenrijk kreeg echter uitstel van executie tot de Russische Revolutie van 1917. 

De Eerste Russische Revolutie (1905 - 1906)

De arme burgers protesteerden onder leiding van een monnik, pope Georgi Gapon, lid van een door de Petersburgse politie goedgekeurde arbeidersvakbond. Op zondag 9 januari (volgens de Gregoriaanse kalender 22 januari) 1905, een dag die bekend is komen te staan als Bloederige Zondag, toen de deelnemers aan een vreedzame protestmars de tsaar een manifest wilden overhandigen waarin democratische hervormingen werden geëist, werden neergeschoten door de politie. Vanaf dat moment namen de opstanden in omvang toe. De goed georganiseerde bolsjewistische partij en de mensjewistische partij ontketenden overal plaatselijke revoluties en namen tijdelijk de macht over. Uiteindelijk werden de revolutionairen onderdrukt, maar de tsaar beloofde hervormingen. Er kwam een volksvertegenwoordiging, de Doema. Deze had in feite weinig macht, want doordat de tsaristische familie zo veel druk op de tsaar uitoefende, voelde hij zich niet meer gesteund in het democratische experiment. Vanaf 1906 bestond de Doema vooral uit rechtse partijen (Oktobristen en partijlozen) die de doorgevoerde hervormingen goed genoeg vonden en verdere hervormingen (voorlopig) afwezen.

De oorlog had voor Rusland twee belangrijke effecten. In de eerste plaats ging Rusland, door haar nederlaag in Azië, zich nu meer concentreren op Europa en met name op de Balkan. Waardoor deze oorlog als een oorzaak gezien kan worden van de Eerste Wereldoorlog. In de tweede plaats had de oorlog grote binnenlandse gevolgen voor Rusland door de hierboven reeds genoemde revolutie (1905) die zelf weer de basis zou vormen voor de latere Russische Revolutie van 1917. 

De Eerste Wereldoorlog

Na de Krim-oorlog (1854-1856) werd Rusland bij de toen afgesloten Vrede van Parijs de vrije toegang tot de Middellandse Zee ontzegd. Voor Rusland was dit vernederend en een ernstige militaire handicap, zoals bleek bij de (verloren) Russisch-Japanse oorlog in 1904 waarbij de Russische slagvloot uit de Baltische Zee moest komen en maandenlang onderweg was naar het actiegebied. 

De zeestraten-kwestie (de vrije toegang tot de Middellandse Zee) werd daarom na 1904 één van de belangrijkste onderdelen van het buitenlands beleid. Rusland probeerde enige malen zelfstandig een oplossing te vinden door het zwakke Turkije te aanvallen en de Bosporus en de Dardanellen te bezetten, maar daarvoor schrok het uiteindelijk toch weer terug. Inmiddels poogde ook Duitsland haar invloed in Turkije te vergroten waardoor deze zeestraten onder Duitse invloed zouden kunnen komen wat voor Rusland absoluut onacceptabel was. 
Langzaamaan drong het besef door dat de zeestraten-kwestie slechts oplosbaar was door samenwerking met Frankrijk (waarmee al in 1893 een geheim verdrag was gesloten) en Engeland waarmee in 1907 een verdrag werd gesloten. De samenwerking tussen de drie landen kwam dus tot uitdrukking in deze Triple Entente.
Na 1906 ontwikkelden de achtereenvolgende ministers van Buitenlandse Zaken Iswolski en Sazonov de gedachtengang dat de oplossing voor de zeestraten-kwestie gelegen was in het uitbreken van een oorlog waarbij Rusland zich zou aansluiten bij Engeland en Frankrijk en waarvoor Rusland als beloning in het bezit zou worden gesteld van de Bosporus en de Dardanellen. De aanleiding moest gevonden worden op de Balkan, waar Servië met (geheime) steun van Rusland, door voortdurende agitatie, provocaties en subversieve activiteiten uiteindelijk in oorlog zou geraken met Oostenrijk-Hongarije. Rusland zou dan Servië te hulp komen en een algehele mobilisatie tegen Oostenrijk afkondigen. Duitsland zou hierop haar bondgenoot Oostenrijk-Hongarije niet in de steek laten en ook overgaan tot algehele mobilisatie en de oorlog verklaren aan Rusland. Frankrijk en Engeland zouden zich daarop, krachtens de verdragen en de eigen doelstellingen, weer bij Rusland aansluiten. De gewenste oorlog was dan een feit.
 
Duitsland kon sinds Italië was losgeweekt van de Dreibund als gevolg van het geheime Middellandse Zee verdrag (1900) over Tripolitanië en het geheime verdrag met Frankrijk (1902), eigenlijk alleen nog maar op Oostenrijk-Hongarije en op Turkije rekenen. Deze staten waren echter weinig krachtdadig, verscheurd als zij waren door nationale tegenstellingen en moeilijkheden met hun buurlanden.

Ruslands deelname aan de Eerste Wereldoorlog werd in Rusland aanvankelijk met groot enthousiasme begroet. Het Russische leger boekte echter geen noemenswaardige successen. De burgers werden woedend. 

In januari 1917 braken er voedselrellen uit in Sint-Petersburg, die spoedig omsloegen in politieke rellen, gericht tegen het tsaristisch regime. De bolsjewieken speelden daar goed op in en zetten de bevolking aan tot opstand. Desondanks genoten zij op dat moment geen werkelijke populariteit, daar zij zich volledig op het (in Rusland vrijwel ontbrekende) proletariaat richtten. De Sociaal-Revolutionaire Partij, een linkse, maar op de landloze boeren gerichte partij, genoot een grote populariteit.

De boeren die geen geld meer voor hun producten kregen, riepen een staking uit. In februari 1917n hielden arbeiders en soldaten massale demonstraties. Nicolaas ll ontbond de Doema en er kwam een voorlopige regering. De tsaar werd onder huisarrest gesteld. De nieuwe regering stond o.l.v. prins Lvov, voorzitter van de Bond van Stadsregeringen (stadsbesturen). Hij was een liberaal. De enige socialist die tot de regering toetrad was de jonge advocaat Kerenski, die aanvankelijk behoorde tot de Sociaal-Revolutionaire Partij, maar zich later aansloot bij een afsplitsing van die partij, de gematigd socialistische (niet-marxistische) Trudoviken, waartoe later meer socialisten toetraden, waaronder sociaal-revolutionairen en mensjewieken (naast liberalen van de Cadettenpartij en conservatieve-liberalen van de Oktobristen).

Hoewel Rusland nu een parlementaire republiek geworden was, kwamen er geen verbeteringen. Er werd een sovjet (raad) opgericht in Petrograd (het huidige Sint-Petersburg). Dit was een vertegenwoordiging van soldaten en arbeiders. Door de grote invloed van de bolsjewieken werd deze sovjet eigenlijk een schaduwregering die de voorlopige regering lam legde. Lenin, die gevlucht was naar het buitenland, werd in april 1917 Rusland weer binnengesmokkeld door de Duitsers, die hierdoor hoopten de Russen te verzwakken. Daags na zijn aankomst verkondigde Lenin de beroemde aprilstellingen:

  • alle grond aan de boeren
  • alle macht aan de sovjets
  • alle fabrieken aan de arbeiders
  • vrede met Duitsland

Toen in juli de bolsjewieken een poging deden de macht over te nemen mislukte dat. Enkele kopstukken werden gevangen genomen. Lenin vluchtte naar Finland, maar Duitsland hielp hem weer aan de macht te komen in de hoop Rusland te destabiliseren. In september probeerde de minister van Oorlog, generaal Lavr Kornilov via een staatsgreep de macht te grijpen en een rechtse militaire dictatuur in te voeren. Nu bleek dat de gematigde regering, die onder leiding van Kerenski stond, toch niet zonder de bolsjewieken kon. Kerenski deed een beroep op de sovjets, inclusief de bolsjewieken. De bolsjewieken werden voorzien van wapens, die zij echter nooit meer zouden afgeven. In enkele maanden wisten zij de macht van de sovjets, matrozen en soldaten naar hun kant te krijgen.

Toen was het gedaan met de voorlopige regering. In de nacht van 25 oktober (volgens de Juliaanse kalender) begon de opstand van de bolsjewieken, die de geschiedenis inging als de Oktoberrevolutie, met het beroemde schot van de pantserkruiser "Aurora" op het paleis van de tsaar. Opstandige troepen bezetten strategische plaatsen in Petrograd, alsmede het winterpaleis van de tsaar. In de nacht van 26 oktober capituleerde de regering van Kerenski en werd er een nieuwe regering benoemd door het congres der Sovjets. De voorzitter van deze nieuwe regering (de Raad van Volkscommisarissen) werd Lenin. De regering bestond uit de Bolsjewistische Partij (sinds januari 1918 de Russische Communistische Partij) en de Linkse Sociaal-Revolutionaire Partij (een afsplitsing van de Sociaal-Revolutionaire Partij). Stalin werd volkscommissaris van nationaliteiten en Trotski werd volkscommissaris van buitenlandse zaken. In deze functie wist hij begin 1918 vrede te sluiten met de Centralen (Duitslan, Oostenrijk-Hongarije, Bulgarije en het ottomaanse Rijk), hetgeen het einde betekende van Ruslands deelname aan de Eerste Wereldoorlog. 

Lenin spreekt de arbeiders toe. Oorspronkelijk stond Trotski rechts van hem op de foto, maar in de jaren '30 werd hij van de foto afgeknipt als gevolg van de censuur

De volgende oorlog stond echter al voor de deur: de Russische Burgeroorlog. Het Rode Leger (bestaande uit bolsjewieken) stond recht tegenover het Witte Leger (tegenstanders van de communisten, veelal oud-tsaristische officieren), het Groene Leger (Oekraïense anarchisten) en het Zwarte Leger (anarchisten). De Burgeroorlog werd in 1921 in het voordeel van de communisten beslecht.

De Derde Russische Revolutie, ook wel 'Russische Revolutie van 1918' of 'julirevolutie van 1918' genoemd, werd gevormd door een aantal anarchistische opstanden en revoltes tegen zowel de bolsjewieken als de 'witten'. De revolutie begon op 6 juli 1918 en duurde voort tot 30 december 1922, al vonden de meeste gewelddadigheden plaats in de eerste maand na de revolutie. De revolutie brak uit tijdens het Vijfde Pan-Russische Congres der Sovjets, waar anarchisten en links-socialistische revolutionairen van een overweldigende meerderheid van de gedelegeerden geen steun kregen en daarop het Verdrag van Brest-Litovsk probeerden te saboteren en daarmee Bolsjewistisch Rusland probeerden mee te slepen in een oorlog met Duitsland, door de Duitse ambassadeur graaf Wilhelm Mirbach te vermoorden in Moskou en daarop de revolutie te startten. Onderdelen van de revolutie vormden de Kronstadtopstand, de Tambovopstand en de Arbeiders-oppositie. Opstanden braken uit in vele steden. Een belangrijke leider was Dmitri Popov. Ook de Zwarte Garde was betrokken bij de opstanden.

Rusland (1920-1940)

gemaakt: 31-08-03, laatst gewijzigd 01-04-06