1981 Nicaragua
Vice-koninkrijk Nieuw-Spanje
Nicaragua is het grootste land van Midden-Amerika dat in het noorden grenst aan Honduras, in het zuiden aan Costa Rica, in het westen aan de Grote Oceaan en in het oosten aan de Caribische Zee. De naam van het land is afkomstig van Nicarao, de leider van de inheemse stam die rond het Meer van Nicaragua woonde. Het landschap wordt gekenmerkt door talrijke meren, bossen, actieve vulkanen en bergen. In het oosten van het land bevinden zich uitgestrekte laagvlaktes (Mosquito Coast). Hier heerst een tropisch klimaat, terwijl het westen een droger klimaat heeft.

Nicaragua werd oorspronkelijk bewoond door verschillende indiaanse volkeren. In het westen woonden de met de  Azteken verwante Niquiranos, waaraan het land zijn naam dankt. Ze spraken een taal die leek op de taal van de Azteken en hadden overeenkomstige gebruiken. Dit volk leefde in het midden van het land en aan de Pacifische kust.

Aan de Caraïbische kust leefden volkeren die migreerden vanuit wat nu Colombia heet. Deze volkeren hadden andere gebruiken en gewoonten dan de volkeren in het westen. Hun levensstijl leek op die van de traditionele Caraïbische volkeren. Dit kan teruggezien worden in onder andere de rieten hutten en de kano's die gebruikt werden.

Tijdens zijn vierde en laatste reis naar Amerika in 1502 bereikte Columbus na een lange tocht eindelijk vaste grond. Na een flinke storm wist hij beschutting te vinden vlak bij de kust die nu de grens vormt tussen Honduras en Nicaragua. Hij noemde het gebied Cabo Gracias a Dios. Vervolgens daalde hij af langs de Atlantische kust.
Volgens schattingen woonden er aan het begin van de 16e eeuw in Nicaragua zo'n 600.000 mensen. Het betrof verschillen Indianenstammen, zoals de Rama's, Sumu's, Miskitos, Guatusos, Suerres, Melchoras, Pipiles en Votos. Een van de twee belangrijkste groepen was op dat moment de Niquiranos, die tot de culturele familie van de Azteken behoren.Twintig jaar later vertrok er vanuit Panama een expeditie onder leiding van Gil Gonzáles Dávila naar het noorden. Hij bereikte de Rivas-landengte tussen de Grote Oceaan en het Meer van Nicaragua. Hij belandde aan het hof van Nicarao, het opperhoofd van de Niquiranos en bracht daar enkele dagen door. 

Vulkaan Momotombo am Lago de Managua

Nicarao liet zich overhalen zichzelf en zijn onderdanen tot het christendom te bekeren, waarop de Spanjaarden uit erkentelijkheid besloten het land naar hem te noemen. Later dat jaar werden de Spanjaarden aangevallen door Diriangen, het hoofd van de Chortegas, de andere belangrijke groep indianen, verwant aan de Maya's, en moesten het land verlaten. Omdat Dávila het goud dat hij in Nicaragua had verzameld niet afstond aan zijn opdrachtgever, viel hij in ongenade en werd er twee jaar later een nieuwe expeditie gestuurd die als eerste veroveraars gelden. Deze expeditie, geleid door Francisco Hernández de Córdoba bracht het westelijk deel van Nicaragua onder Spaans bewind.

De oorspronkelijke bevolking werd op bloedige wijze onderworpen. Grote groepen werden als slaven verscheept en een grote groep stierf aan ziekten die door de Spanjaarden werden meegenomen. Van de in totaal 600.000 inwoners waren er volgens de Spanjaarden in 1548 nog 11.137 over. In die tijd was Nicaragua een van de provincies van het kapitein-generaalschap van Guatemala. 

Het oostelijk deel van het land, dat vooral bestond uit tropisch regenwoud, werd door de Spanjaarden ongemoeid gelaten, maar door de Engelsen bevolkt. In 1525 "ontdekte" kapitein Ruy Díaz, burgemeester van de koloniale hoofdstad Granada, de Río San Juan en daarmee ook het grote meer van Nicaragua, dat door de inheemse bevolking Cocibolca werd genoemd, maar door de veroveraars "Mar Dulce", Zoete Zee werd gedoopt.

De rivier de San Juan die vanaf de Atlantische Oceaan toegang gaf tot Granada ontwikkelde zich tot een drukke handelsroute en diende als doorvoerroute van edelmetalen en andere producten die in de kolonie werden gewonnen en werden verscheept naar Spanje. Spanje besloot in die gebieden die zij hadden veroverd wel steden en dorpen te bouwen, maar langs de rivier waren forten en militaire bolwerken van groter belang. Dit heeft er mede toe geleid dat de regio zich lange tijd niet ontwikkelde. 

Interoceanisch kanaal
Met de tijd groeide de belangstelling van andere Europese landen voor de rivier en groeide ook het idee om een kanaal aan te leggen tussen de beide oceanen. De Engelsen waren het meest geïnteresseerd in die optie, omdat controle over een interoceanische route zou betekenen dat de macht van Spanje kon worden ingeperkt. Spanje had tot dan toe het handelsmonopolie, waardoor Engeland geen handel kon drijven met bijvoorbeeld de rest van Midden-Amerika.
In de tweede helft van de zeventiende eeuw probeerde Engeland zijn gebied uit te breiden met behulp van de boekaniers. Niet lang daarna verhevigde de strijd tussen de beide landen en werden Spaanse schepen op de Río San Juan aangevallen en werd de haven aan de Caraïbische Zee onbruikbaar door aanwezigheid van Engelse piraten. Hierdoor nam de handel via de rivier enorm af. Bovendien zorgde een aardbeving in 1648 voor flinke verschuivingen in de rivier, waardoor er bepaalde scheepvaart niet meer mogelijk was.

De Engelsen hadden ondertussen een handelspact gesloten met de Miskitos, Indianen aan de Oostkust, en konden daardoor ook voet aan de grond krijgen in die regio. Dit pact werd al snel omgevormd tot een militair pact, dat werd gebruikt om de Spaanse steden neer te halen.  Zo lukte het de Engelsen in 1665 Granada aan te vallen en de stad viel in 1670. Als antwoord versterkten de Spanjaarden hun militaire macht in de regio. De bewoners van San Carlos trokken allemaal naar Granada en lieten slechts een verdedigingsbolwerk aan de rivier achter. Van dat oorspronkelijke fort is nog slechts een stuk muur met twee kanonnen over. Nu zit het bekendste restaurant van San Carlos op die plek: El Mirador.

Enkele jaren later, in 1673, bouwen de Spanjaarden een fort op de plek waar nu El Castillo ligt: Limpia y Pura Concepción. Vandaag de dag bestaat het fort nog steeds en is het als museum te bezoeken.

vesting Castillo

In 1522 eeuw kwamen de Spanjaarden naar Nicaragua. De groepen die leefden in het midden van het land en aan de Pacifische kust werden uitgeroeid door slavernij en nieuwe, onbekende ziektes die door de Spanjaarden meegebracht werden. De meeste volkeren in het oosten overleefden de kolonisatie in eerste instantie, omdat de Europeanen zich hier niet vestigden. Er kwamen echter vele slaven van de Caraïben naar dit deel van het land, waardoor de etnische groepen mixten en de zogeheten Miskitos vormden. De inheemse volkeren die nog overbleven werden steeds verder het land in gedreven en Sumu genoemd.

De Spanjaarden vielen Nicaragua binnen vanuit Costa Rica. In eerste instantie werden ze warm verwelkomd door lokale leiders. Ze kregen goud en grote groepen inheemse stammen bekeerden zich tot het Romeins Katholicisme. Meer in de binnenlanden stuitten de Spanjaarden op verzet. De inheemse bevolking was echter niet opgewassen tegen het geweld en de technische voorsprong die de Spanjaarden hadden, waardoor de Spanjaarden relatief snel het land onder controle hadden. Nicaragua kreeg echter niet veel aandacht vanuit het Europese vasteland, omdat er meer goud en kostbaarheden in Peru en Mexico te halen vielen.

In 1523 en 1524 werden resp. León en Granada gesticht. León werd door een uitbarsting van de Momotombo in 1605-1606 compleet vernietigd. De stad werd vervolgens 60 km verderop herbouwd.

Na eerst korte tijd bij Mexico gehoord te hebben werd het in 1823 onafhankelijk als deel van de Verenigde Staten van Centraal-Amerika. Deze federatie viel in 1838 uiteen en Nicaragua werd een onafhankelijke republiek. De negentiende eeuw werd gekenmerkt door een strijd tussen conservatieven en liberalen. Rond 1850 probeerde de Amerikaanse avonturier William Walker heel Centraal Amerika te veroveren. 

William Walker werd in 1824 geboren in Tennessee. Hij studeerde rechten, werd advocaat en journalist en verzamelde in 1853 een leger van huurlingen om Baja California te veroveren van de Mexicanen. Hij verloor deze slag. In 1855 beproefde William Walker zijn geluk in Nicaragua: hij viel Granada aan en won de slag, mede doordat hij hulp kreeg van troepen uit het Granada vijandige León. Hij werd president van het land. Onder Walker werd de voertaal van Nicaragua Engels, en slavenhandel werd een bloeiende industrie. Vervolgens wilde hij ook de andere landen in Midden-Amerika veroveren. Deze landen verenigden zich tegen William Walker en zijn volgelingen. In 1857 werd hij verslagen en uitgezet naar de Verenigde Staten.

In 1860 voer William Walker wederom uit met het doel Midden-Amerika te veroveren. Hij landde in Trujillo, waar hij door het Britse leger werd gearresteerd en werd overgedragen aan de regering van Honduras. Hij werd ter dood veroordeeld en op 12 september 1860 in Trujillo terecht gesteld.

William Walker was aanvankelijk een bruut die alle mogelijkheden van slavernij wilde uitbuiten ten behoeve van zijn vaderland de Verenigde Staten. Zijn tweede expeditie naar Latijns-Amerika was naar Nicaragua. Hij had twee hoofddoelen. Het eerste was Centraal Amerika veranderen in een land van slavernij en het bij het zuidelijke deel van de Verenigde Staten voegen. Zijn tweede doel was het veroveren van Nicaragua en het daar aanleggen van een kanaal van de oost- naar de westkust van het land. Hij faalde echter enorm met zijn deelname in de California Gold Rush van 1849, maar het toonde hem in ieder geval hoe moeilijk het was de grenzen van de Verenigde Staten te overschrijden om een mogelijk waardevol kanaal in een ander land aan te leggen: zijn plan was de rivier San Juan af te varen vanaf de Atlantische Oceaan tot aan het Meer van Nicaragua met 58 man. Dit lukte, totdat er honderden strijders kwamen. Deze strijders waren Costaricanen die Walker verdreven. Uiteindelijk hebben de Costaricanen deze strijd met ongeveer 2000 man gevoerd en gewonnen bij Rivas in Nicaragua. Walker en een aantal van zijn mannen hebben gedurende die strijd in een gebouw gescholen. Een Costaricaanse jongen, Juan Santamaria, wist dit en heeft het gebouw in brand gestoken. Tijdens deze actie is de jongen zelf omgekomen, maar het doden van een van de meest gehate Amerikanen uit die tijd heeft er wel toe geleid dat hij tot op de dag van vandaag zowel door de Costaricanen als door de Nicaraguanen als een nationale held wordt beschouwd.

De situatie in het land stabiliseerde toen in 1893 de liberaal José Santos Zelaya president werd. Deze werd in 1909 omver geworpen door Mexico en de Verenigde Staten, en het land werd bezet door de V.S. In 1933 verlieten de Amerikanen het land weer.

Gemaakt: 23-12-05

colofon