8218 |
Factorijen van de VOC aan de Coromandelkust |
![]() |
In 1605, drie jaar na de oprichting van de VOC.was er al een handelspost (factorij) in Masulipatnam aan de Coromandelkust in Zuid-Oost India en er zouden er in de loop van de zeventiende en achttiende eeuw op de Indiase oostkust nog tientallen volgen. Met de inlandse vorsten werden contracten gesloten waarbij katoenen stoffen, edelstenen, indigo, hennep, ijzererts, rijst en steen werden geruild voor met name specerijen uit de Molukken. |
Het VOC-Hoofdkantoor zetelde tot 1690 in Paleacatta, daarna tot 1781 in Nagapatnam. Juni dat jaar werden de Hollanders in Coromandel verrast door de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) die in Europa al een half jaar gaande was. Om eens en voor altijd van de Hollanders af te zijn bliezen de Engelsen hun factorijen en forten op - een praktijk die de Hollanders eerder op de Portugezen hadden toegepast. Alleen begraafplaatsen getuigen nog van van de Hollandse aanwezigheid en die zijn in rap tempo bezig te verdwijnen.
Mensen met idealen zag je weinig in Coromandel, klaagde een predikant, die in 1660 een jaar in Nagapatnam de situatie met eigen ogen had kunnen waarnemen. Fortuinzoekers en bankroetiers daarentegen waren er volop. Iedereen was bezig de boel te lichten. Het was likken naar boven en trappen naar beneden. De VOC bood zijn werknemers knevelcontracten waar je nauwelijks van kon leven en nevenhandeltjes, smokkel en afpersing van inheemsen moesten alsnog rijkdom brengen. Batavia was ver weg en er viel dus makkelijk te rommelen, op werkelijk alle mogelijke manieren, werd e Compagnie genaaid. Soms werd iemand verlinkt, die zat dan kennelijk een ander in de weg. Door mensen om de vier jaar weg te promoveren naar een post elders op Coromandel hoopte Batavia de onderlinge samenwerking bij de fraude en "morshandel" te frustreren. In de hoogtijdagen, halverwege de zeventiende eeuw, zat er zo'n 500 man aan personeel op Coromandel, verdeeld over zo'n twintig posten. De handel was seizoengebonden: door de moessons en het ontbreken van natuurlijke havens kwamen er van half oktober tot januari geen schepen. Om de verveling te verdrijven werd er gejaagd en veel tijd ging heen met eten, drinken, kaarten en "boeleren" met inheemse vrouwen. De gezondheidszorg was bar en boos, ook voor het hogere personeel. Cholera werd bestreden door een gloeiende staaf tegen de voetzool te drukken. Vrouwen hadden het niet gemakkelijk. Zodra ze het huwelijk ingingen was het alleen nog maar baren. Tot het mis ging. Vanaf 1680 ging het bergafwaarts met de handel op Coromandel toen de VOC straffe bezuinigingen doorvoerde, er binnenlandse oorlogen uitbraken en epidemieën een hoge tol eisten. Het land kwam in de greep van de chaos, veel factorijen ontkwamen niet aan plundering en het zuidelijke deel van de kuststreek raakte vrijwel ontvolkt. Daar kwam bij dat de Engelsen de VOC steeds meer dwars zaten. In 1818 kon J.A. van Braam na een inspectietocht slechts melden dat de Hollandse bezittingen in India feitelijk waardeloos waren. In 1824 ruilde de regering de rechten van de VOC-kantoren in tegen Benkoelen, een gebied in Sumatra. dat de Engelsen bezet hielden. Een jaar later volgde de officiële overdracht en was de Nederlandse aanwezigheid in India voorbij. laatst bijgewerkt: 21-06-02 |