8073 | Portugal (1598 - 1816) | ![]() |
![]() |
|
Op 1 december 1640 werd Johan IV tot koning uitgeroepen. Hij was de zoon van Theodosius II, hertog van Bragança, en Ana van Velasco en Giron. Hij leidde de opstand van de Portugezen in 1640 tegen het Spaanse gezag en werd in 1641 koning van het opnieuw onafhankelijke land. Alleen Ceuta bleef trouw aan Spanje. Johan was een verdienstelijk musicus en componist en de beschermheer voor een aantal componisten uit de school van Évora. Hij was waarschijnlijk een leerling van Manoel Cardoso met wie hij tot diens dood bevriend was. Johan was in 1633 gehuwd met Louise Maria de Guzmán (1613-1666), dochter van Johan de Guzmán (1579-1638), hertog van Medina Sidonia. Zij kregen zes kinderen. Zijn oudste zoon Theodosius III van Portugal kreeg in 1645 de titel van Vorst van Brazilië. In 1649 werd hij tevens hertog van Bragança. Theodosius was een begaafd jongeman, maar hij stierf toen hij 19 jaar was. Zijn dochter Catherina van Bragança trouwde met koning |
![]() |
Toen hij drie was, werd Alfons ernstig ziek: hij raakte gedeeltelijk verlamd en werd geestelijk onstabiel. Toch werd hij na de dood van zijn oudere broer Theodosius door zijn vader benoemd tot de elfde hertog van Bragança en toekomstige troonopvolger. In 1656 volgde hij zijn vader op als koning van Portugal. Zijn moeder Louisa Maria was in zijn vaders testament aangewezen als regentes. Doordat Alfons geestelijk instabiel en verlamd was en bovendien geen interesse toonde in regeringszaken, bleef zijn moeder aan de macht. Hier kwam een einde aan in 1662, toen graaf Louis van Castelo Melhor de koning ervan wist te overtuigen, dat zijn moeder erop uit was de troon van hem af te pakken en hem uit Portugal te verbannen. Alfons nam hierop de macht over en stuurde zijn moeder een klooster in. Een jaar na zijn troonsbestijging trad Alfons in het huwelijk met Maria, dochter van hertog Karel Amadeus van Savoye-Nemours. Het huwelijk was blijkbaar geen succes want het bleef kinderloos en werd twee jaar later alweer ontbonden op verzoek van Maria zelf. Haar reden daarvoor was de impotentie van haar echtgenoot. De kerk stond de scheiding toe en Maria trouwde daarop met Alfons’ broer Peter. In datzelfde jaar dwong deze hem de macht over de regering te geven en hem tot regent te benoemen. Alfons werd zeven jaar lang verbannen naar het eiland Terceira. Hij keerde in 1683 terug naar het vasteland, maar stierf kort daarna. Hij werd na zijn dood opgevolgd door Peter als koning van Portugal. |
Peter werd in 1648 geboren als de jongste zoon van koning Johan IV van Portugal en diens echtgenote Marie Louise de Guzmán. Vanaf 1668 ltrad hij op als regent voor zijn geestelijk onstabiele oudere broer Alfons. Peter liet hem verbannen naar het eiland Terceira en nam de eigenlijke macht over. Ook trouwde hij met Alfons' vrouw, Maria, dochter van hertog Karel Amadeus van Savoye-Nemours, die haar huwelijk met Alfons ongeldig had laten verklaren vanwege zijn impotentie. Pas na Alfons’ dood in 1683 kon Peter de troon bestijgen. Rond deze tijd werden er zilvermijnen ontdekt in Brazilië, waardoor de Portugese inkomsten aanzienlijk groeide. Na de plotselinge dood van zijn vrouw trouwde Peter op 11 augustus 1687 voor een tweede maal, dit keer met paltsgravin Maria Sophia van Palts-Neuburg, dochter van keurvorst Filips Willem van de Palts. In 1702 brak de Spaanse Successieoorlog uit. Aanvankelijk steunde Peter Frankrijk, maar een jaar later tekende Portugal met Engeland een belangrijk verdrag. In december 1703 sloot Portugal daarbovenop ook nog eens een militair verdrag met Engeland én Oostenrijk om Spanje binnen te vallen; hun verenigde troepen veroverden in 1706 de Spaanse hoofdstad Madrid. Datzelfde jaar overleed Peter in 1706 in de buurt van Lissabon. |
![]() |
In de 17e eeuw emigreerden de Portugezen in groten getale naar Brazilië. In 1709 verbood Johan V de emigratie, omdat Portugal een groot deel van zijn bevolking was kwijtgeraakt. In 1738 begon Sebastião de Melo, markies van Pombal, de zoon van een grondbezitter uit Leiria, een diplomatieke carrière als Portugees ambassadeur in Londen en later in Wenen. Toen koning Johan V in 1750 overleed, werd zijn zoon Jozef I koning. Hij was dol op De Melo, en benoemde hem tot minister van buitenlandse zaken.
In 1755 werd Sebastião de Melo minister-president. Hij voerde op het Engelse voorbeeld gebaseerde economische hervormingen door. Hij schafte de slavernij in de Portugese kolonies in India af, reorganiseerde het leger, herstructureerde de universiteit van Coimbra en beëindigde discriminatie tegen een paar christelijke sektes. Maar Sebastião de Melo's belangrijkste hervormingen waren op economisch en financieel gebied, met de oprichting van verschillende bedrijven en gilden om elke commerciële activiteit te regelen. Hij begrensde het gebied voor de productie van port, en was de eerste in Europa die wijnkwaliteit en productie probeerde te reguleren. In de ochtend van 1 november 1755 werd Portugal getroffen door een ramp, toen Lissabon verwoest werd door een zeer zware aardbeving met een geschatte kracht van 9 op de Schaal van Richter. Sebastião de Melo had geluk en overleefde het en begon meteen met de wederopbouw van de stad. Ondanks de ramp staken er geen epidemieën de kop op en de nieuwe benedenstad van Lissabon werd binnen een jaar al herbouwd, nu ontworpen om aardbevingen te doorstaan. Na de aardbeving gaf Jozef I zijn eerste minister nog meer macht en Sebastião de Melo werd een progressieve dictator. Het aantal van zijn vijanden groeide. In 1758 raakte Jozef I gewond bij een moordaanslag. De familie Tavora en de graaf van Aveiro werden na een kort proces geëxecuteerd. De Jezuïeten werden het land uitgezet en hun bezitting verbeurd verklaard. Sebastião de Melo vervolgde elke betrokkene, zelfs vrouwen en kinderen. Na de aanslag werd hij benoemd tot graaf van Oeiras en heerste hij over Portugal tot de dood van Jozef I in 1777.
Maria I van Portugal moest niets hebben van de markies en verbood hem binnen een afstand van dertig kilometer van haar te komen en beknotte zo zijn invloed.
In 1807 weigerde Portugal Napoleons eis om toe te treden tot het Continentaal stelsel (embargo tegen Engeland); een Franse invasie onder maarschalk Junot volgde en Lissabon werd ingenomen op 1 december 1807. Britse interventie in de Spaanse Onafhankelijkheidsoorlog herstelde de onafhankelijkheid van Portugal en de laatste Franse troepen werden in 1812 het land uitgezet. De oorlog kostte Portugal de provincie Olivença die nu bij Spanje hoort. Rio de Janeiro in Brazilië was de Portugese hoofdstad tussen 1808 en 1821. Toen Brazilië zich in 1822 onafhankelijk verklaarde, kreeg Lissabon de status van hoofdstad terug. Laatst bijgewerkt: 22-05-09 |