7404

Zweden (1503 - 1523)

 Zweden (1470 - 1503)
Johan ll (Deens: Hans) Koning van Denemarken (1481-1513), koning van Noorwegen (1483 - 1513), koning van Zweden (1497 - 1501), hertog van Sleeswijk en Holstein, samen met zijn broer Frederik

Met behulp van de Zweedse adel had Johan in 1497 een korte, maar effectieve militaire campagne gehouden en had daarbij de Zweedse regent verslagen. Johan was vergevingsgezind en schonk de Zweedse opstandelingen gratie. Op 26 november 1497 liet hij zich tot koning kronen. De weerstand binnen Zweden bleef echter bestaan.

Sten Sture den Äldre (de Oudere) (1501 - 1503) Regent

Al in 1501 werd Johan weer afgezet en andermaal opgevolgd door regent Sten Sture de Oudere. Na diens opvolging door Svante Nilsson als regent in Zweden verbeterde de situatie allerminst. Zelfs de Deense adel mengde zich in het conflict. In 1509 werden de Nederlanden verzocht te bemiddelen in het conflict. Hieruit kwam een merkwaardige overeenkomst voort: Johan werd erkend als (ongekroonde) koning van Zweden, maar mocht Zweden (met name Stockholm) niet in. Het feitelijk bestuur bleef bij de Zweedse regent. In de periode 1510-1512 probeerde Johan nog eenmaal de macht te verkrijgen, maar bereikte slechts een status quo.

Svante Nilsson Regent (1504 - 1512) Regent

Eric Trolle (1512) Regent

Na de dood van Svante Nilsson was zijn zoon Sten pas 18 jaar oud, waardoor hij door de Staten als te jong werd beschouwd zijn vader op te volgen. Erik Trolle werd gekozen, die een aanhanger was van de Kalmarunie. De jonge Sten organiseerde al snel een coup. Nadat Sten beloofd had de onderhandelingen met Denemarken te continueren werd hij geaccepteerd als regent.

Sten Sture den yngre (*de Jongere) (1512 - 1520) Regent

Ondanks zijn belofte de onderhandelingen met Denemarken te continueren streefde Sten Sture de Jongere in werkelijkheid de onafhankelijkheid van Zweden na. In tegenstelling tot zijn vader besloot hij de naam Sture te dragen, verwijzend naar zijn illustere voorganger, Sten Sture de Oudere, die een symbool werd voor de vrijheidsstrijd van Zweden. Sten wist dat vroeg of laat een oorlog met Christiaan (Christiern) ll onvermijdelijk was, maar zijn eerste confrontatie kwam voort uit een conflict tussen Sten en de aartsbisschop Gustaaf Trolle, de zoon van de vorige regent. De aartsbisschop eiste meer zelfbestuur voor de kerk. De regent trad streng op, zette de bisschop af en nam hem gevangen. Ook werd de burcht van de aartsbisschop neergehaald; al deze acties leidden tot een pauselijke ban.

Christiaan (Christiern) ll Koning van Denemarken en Noorwegen (1513-1523), Koning van Zweden (1520 - 1521)

In 1513 werd Christiaan II gekroond tot koning van Denemarken, en daardoor automatisch monarch van de Unie van Kalmar. Tijdens de regering van zijn vader Johan ll had hij al actief deelgenomen aan het neerslaan van de Zweedse opstand. Hij stelde zich dan ook ten doel de vereniging met Zweden te bewerkstelligen. Zijn eerste poging in 1518 (slag bij Brännkyrka) mislukte en liep uit op een nederlaag voor de Denen, waarna hij werd gedwongen zijn legers terug te trekken. Maar in 1520 startte Christiaan II van Denemarken opnieuw een invasie. Regent Sten raakte in de strijd dodelijk gewond tijdens de slag bij Bogesund op 19 januari 1520 en stierf op het ijs van het Mälarmeer op zijn terugreis naar Stockholm.  

 

Dood van Sten Sture de Jongere (1520)

De adel en clerus waren bereid Christiaan ll te erkennen als koning van Zweden, maar verzochten hem om clementie en gratie te verlenen aan de opstandelingen. Daar ging de Deense koning mee akkoord en zo konden de voorbereidingen getroffen worden voor de kroning die op 4 november 1520 zou plaatsvinden.

Christiaan II was echter vastbesloten om definitief af te rekenen met de opstandige edelen, en zocht naar een aanvaardbare manier. Een beschuldiging van landverraad zou de anti-Deense gevoelens weer kunnen aanwakkeren. De excommunicatie van de edelen wegens ketterij, uitgesproken door de paus, bleek de oplossing. Christiaan II was daardoor ontslagen van zijn toezegging om gratie te verlenen aan de edelen, omdat hij nu niet in naam van de staat maar in naam van de kerk een oordeel velde.

Stockholms bloedbad

Op 7 november 1520, na een driedaags feest na zijn zalving tot koning riep Christiaan II een groep edelen bijeen en in aanwezigheid van de aartsbisschop Trolle uitte hij zijn beschuldigingen jegens hen wegens ketterij. De terechte repliek van de edelen, dat deze vermeende ketterij een kerkelijke en geen staatkundige beschuldiging betrof – wat zou inhouden dat niet Christiaan II maar de paus zelf als rechter zou moeten oordelen – wees Christiaan van de hand. Hoewel de beschuldiging van ketterij – en met name de vijandigheid jegens aartsbisschop Trolle – zich vooral richtte tegen de pas gesneuvelde Sten Sture de Jongere, bleek uit een document dat diverse leden van de adel en clerus Sten Sture gesteund hadden; zij hadden het document ondertekend. Op 8 november 1520 begonnen de executies van de verdachten. Deze zouden drie dagen duren. In totaal werden er zo’n 94 personen omgebracht, waaronder 2 bisschoppen en enkele burgers. Het merendeel bestond echter uit de hoge, Zweedse adel. De Zweedse verontwaardiging over deze Deense misdaad was groot en bevestigde alleen maar het streven naar zelfstandigheid. In 1523 kwam een einde aan de deelname van Zweden aan de Unie van Kalmar, waardoor deze unie als zodanig ophield te bestaan. En Christiaan III verloor zijn kroon aan zijn oom Frederik.

Zweden (1523 - 1523)

Gemaakt: 13-02-10

colofon