7326

Lage Landen (1568-1572)

Lage Landen (1566-1568); Allerheiligenvloed (1570)

Er is voor de strijd, die in 1568 in de Nederlanden losbrandde (de Tachtigjarige Oorlog), niet één enkele oorzaak aan te wijzen. Voor ieder gewest, iedere stad of burger, kunnen de drijfveren anders geweest zijn. Er werd voor vrijheid van godsdienst, maar ook voor behoud van historisch gegroeide zelfstandigheid gevochten. 
Er werd gestreden voor het behoud van de bloeiende economie en handel; er werd gevochten in de verwachting dat het calvinisme een betere maatschappij zou brengen. Al deze groeperingen van min of meer opstandigen probeerde Willem van Oranje in de strijd te verenigen. Filips ll kon de onwilligheid van zijn onderdanen in de Nederlanden niet begrijpen. Hij bleef ernaar streven het bestuur helemaal in eigen hand te nemen. 

Onder: slag bij Heiligerlee en Lodewijk van Nassau.

In april 1568 werden in Oost-Friesland troepen bijeengebracht door Lodewijk en Adolf van Nassau, twee broers van Willem van Oranje. Via Bellingwolde trok het leger Nederland binnen. Het slot te Wedde, de ambtszetel van de Spaanse landvoogd Lan de Ligne, graaf van Aremberg, werd bij afwezigheid van de landvoogd spoedig ingenomen. Vandaar trok het Staatse Geuzenleger, dat bestond uit 3900 man infanterie en 200 man cavalerie, verder naar de stad Groningen. Op weg daarheen, op 24 mei 1568, kwam het in de buurt van het plaatsje Heiligerlee (nabij Winschoten) tot een confrontatie met de graaf van Aremberg. Aremberg, die 3200 man infanterie en 20 ruiters tot zijn beschikking had, trachtte het gevecht te ontlopen totdat er hulptroepen zouden zijn gearriveerd, maar werd desondanks gedwongen de strijd aan te gaan nadat Lodewijk met zijn ruiters een woeste aanval had ingezet. Nadat de Spanjaarden in een hinderlaag waren gelokt, sloeg het paard van Graaf Adolf op hol. Adolf kwam terecht tussen de vijandelijke troepen en vond de dood. Ook zijn tegenstander, Graaf van Aremberg, verloor het leven in de strijd. 

Het had er alle schijn van had dat het gevecht verloren zou gaan. De overmoedige Spanjaarden rukten snel op, maar liepen in een hinderlaag van sluipschutters, die zich in greppels en achter houtwallen hadden verscholen. Tegelijkertijd voerde Lodewijk een tegenaanval uit, waardoor de Spaanse legermacht in grote verwarring raakte en trachtte te vluchten. In het moerassige gebied rond Heiligerlee bleven de zwaarbewapende Spanjaarden echter in de modder steken. Niet in staat om snel weg te komen, waren ze een gemakkelijke prooi voor het Geuzenleger. Aremberg vond de dood, samen met een groot deel van zijn manschappen. Lodewijk vervolgde zijn weg naar de stad Groningen, dat echter de poorten gesloten hield. De komst van verse Spaanse troepen onder leiding van de hertog van Alva noopte Lodewijk om zich weer uit de voeten te maken; hij verschanste zich in Jengum aan de Eems, maar kon er geen stand houden. Op 21 juli 1568 werd zijn leger vernietigend verslagen; Adolf sneuvelde in de strijd en Lodewijk zelf wist ternauwernood te ontkomen. Het militaire succes van de slag bij Heiligerlee was dus bijzonder beperkt; het effect van deze eerste overwinning op de Spaanse legermacht op de moraal van de opstandelingen was daarentegen enorm 

Rechts: Adolf van Nassau

detail monument

Het verdwenen graf van Graaf Adolf van Nassau door René ten Dam en Marten Mulder 

In het Groninger landschap staat bij Heiligerlee het standbeeld van graaf Adolf van Nassau. Op de voorzijde van het grote monument de tekst: '25 mei 1568. De eerste zege in de tachtigjarige worsteling voor de vrijheid der Nederlanden'. Op de rechterzijde de tekst: 'Graaf Adolf van Nassau bleef in den roemrijken slag'. Op de linkerzijde de tekst: 'Oranje met Nederland verbonden'. Op de achterzijde de tekst: '25 mei 1868. Door het nageslacht den vaderen gewijd'. Het standbeeld kan gezien worden als cenotaaf, een monument ter herinnering aan iemand die elders ligt begraven. De vraag rest dan waar graaf Adolf ligt begraven?   

Volgens sommige bronnen zou het lichaam van Adolf nooit zijn teruggevonden. Er zijn bronnen, die een ander verhaal vertellen. Zo zouden Aremberg en Adolf samen zijn opgebaard in de kloosterkerk van Mons Sinaï. Van daaruit zou Adolf zijn begraven in Midwolda, en later overgebracht naar de grote kerk van Emden (Oost- Friesland). Weer een andere bron meldt dat Adolf, na te zijn opgebaard in de kloosterkerk, met militaire eer werd bijgezet in het kasteel te Wedde. En van daar zou hij zijn overgebracht naar een stamslot in Oost-Friesland.
Dat Adolf zou zijn bijgezet in de Wedderborg mag twijfelachtig heten, aangezien deze borg het middelpunt bleef van de strijd tussen de Spaanse troepen en Lodewijk. Waarschijnlijker is dat de grote kerk van Emden zijn laatste rustplaats is geweest, omdat de protestanten uit de Nederlanden hier immers hun toevlucht hadden gevonden. Vanuit deze kerk, die de naam "Moederkerk" kreeg, werden predikanten uitgezonden naar de diverse plaatsen in de Nederlanden en in deze kerk werd in 1571 de eerste nationale synode gehouden van de Gereformeerde kerk der Nederlanden.

In het raadhuis van Emden is het harnas van Adolf van Nassau nog te zien. Dit lijkt er op te wijzen dat zijn lichaam in ieder geval is teruggevonden en vervoerd naar Emden. Helaas zijn er geen verdere aanwijzingen waar hij exact ligt begraven. In de Tweede Wereldoorlog werd de grote kerk van Emden zeer ernstig beschadigd. Op een enkel grafmonument en enkele grafstenen na, is van het interieur weinig overgebleven. Binnen de ruïne is eind twintigste eeuw een protestantse bibliotheek gebouwd: de Johannes a Lasco Bibliothek. Ook akten in het stadsarchief van Emden geven geen enkel uitsluitsel over een mogelijke laatste rustplaats van Graaf Adolf. Zijn laatste rustplaats blijft dus vooralsnog onbekend. Daarna viel prins Willem van Oranje zelf Brabant binnen. Alva ontweek de slag, omdat hij wist dat Willem zijn soldaten nooit lange tijd in dienst kon houden. 

Op 14 april 1574 sneuvelde Lodewijk van Nassau in de slag op de Mookerheide, evenals Hendrik van Nassau. In de muur van de kerk te Heumen (Gld.) vindt men ter herinnering aan de beide broers een reliëf met hun beeltenis.De mensen die bij de komst van de hertog van Alva met schepen de zee waren op gevlucht, zwierven er als zeerovers rond. 

Tegenwoordig is de Mookerheide een klein gebied, maar destijds strekte dit gebied zich uit van het zuiden van de stad Nijmegen tot onder Mook zelf.

De komst van Lodewijk naar de Nederlanden deed de Spanjaarden het beleg van Leiden opheffen en de troepen werden naar Maastricht gedirigeerd om Lodewijk te observeren en hem te beletten Holland binnen te dringen. Lodewijk was op weg naar de Betuwe, waar Willem van Oranje zich ophield. Lodewijk rukte op naar het noorden langs de rechteroever van de Maas. Spaanse troepen volgden de beweging op de linkeroever. Op 13 april 1574 kwam Lodewijk in Mook aan, onwetend dat de Spaanse troepen hem voor waren en bij Grave middels een snel geslagen pontonbrug de Maas over waren gestoken. De Spaanse troepen werden gelegerd tussen Heumen en Overasselt.

Een eerste schermutseling tussen ruiters eindigde nog in Nederlands voordeel, maar Lodewijk had een ongunstig gevechtsterrein gekozen en kende bovendien de ware sterkte van de vijandelijke troepen niet. Ook achtte hij zijn troepen te vermoeid voor een nieuwe verplaatsing. In de vroege ochtend van 14 april vonden de eerste gevechten plaats. Aanvankelijk wisten de Staatse troepen stand te houden, maar met nieuwe versterkingen slechten de Spaanse troepen de verschansingen. De ruiterij maakte de beslissende slag en de strijd was een verloren zaak. 

Lodewijk verloor 2000 man en 500 ruiters, terwijl de rest van het leger in wilde vlucht richting Gennep vertrok. Met honderden werden ze door de Spaanse troepen de moerassen in gedreven. 

Hoe Lodewijk en Hendrik precies aan hun einde zijn gekomen, zal wel altijd onbekend blijven. Misschien zijn hun lichamen verdwenen in een massagraf of vonden ze hun laatste rustplaats in de moerassen. Het zou meer dan 300 jaar duren voordat een gedenkteken zou worden opgericht voor beide strijders, waarbij met name Lodewijk als medegrondlegger van de onafhankelijkheid van de Nederlanden herdacht wordt.

Omdat Alva wel een sterk leger had, maar bijna geen oorlogsschepen, waren de "Watergeuzen", zoals zij werden genoemd, op zee de baas. Zij konden er ieder schip tegenhouden en beroven. Schepen met graan durfden niet meer naar de Lage landen te varen. Meel was nergens meer te krijgen. In 1572 werd Den Briel door de Watergeuzen ingenomen.

Links: een Watergeus

De Lage Landen (1572 - 1581)

laatst bijgewerkt: 14-09-05

colofon