7310

De Allerheiligenvloed (1570)

Lage Landen (1568-1570)
Gelijktijdig met het verzet tegen het bewind van Filips ll en diens rechterhand Alva stortten vreemd genoeg ook de dijken in. Er waren al heel wat zware overstromingen geweest, maar vanaf 1560 werden ze rampzalig. Op 1 november 1570 verzonk alle reeds doorstane ellende in het niet bij een verschrikkelijke noordwesterstorm die over de hele linie, van Vlaanderen tot de Deense kust, de Noordzeeweringen wegsloeg. Van de veertien zware stormen die de Nederlanden in de 16e eeuw teisterden, was deze Allerheiligenvloed ongetwijfeld de zwaarste. Met een stormvloedhoogte van gemiddeld vier meter boven NAP in het de hoogste vloed aller tijden in Nederland: de stormvloedramp van 1953 bleef met 3,75 meter boven NAP nog ruim onder die van 1570. Op enkele plaatsen moet het water van de Allerheiligenvloed zelfs nog hoger zijn gekomen - in 1984 werd bij Bergen (NH) op een hoogte die varieert van 5 tot 6,5 meter boven NAP een schelpenlaag ontdekt die alleen aan de Allerheiligenvloed kan worden toegeschreven. Het aantal slachtoffers wordt op ruim 20.000 geraamd. Hiervan stierven er 9 tot 10.000 in het Duitse Oost-Friesland en 3000 in Friesland. Het hoge aantal slachtoffers in deze streken kwam vooral doordat de mensen in hun slaap werden verrast. Zeeland werd pas in de loop van de middag door de vloed bereikt, waardoor het aantal slachtoffers volgens de meest recente schatting ongeveer 3000 - relatief beperkt bleef. Het verlies aan levende have moet veel groter zijn geweest. Cijfers hierover zijn nauwelijks voorhanden.

Tijdens de stormvloeden veroverde de zee veel terug op het land. In het noorden van Holland lag rond 1300 de westelijke kustlijn nog 5 tot 9 kilometer westelijker dan de huidige kustlijn. Vooral in 1570 gingen veel gebieden - al dan niet tijdelijk - verloren. De pas ingedijkte polder Zijpe moest eraan geloven. De polder Callantsoog werd geheel overstroomd. Bij Huisduinen ontstond een verbinding tussen de Noordzee en de Zuiderzee. Ook de eilanden Texel en Wieringen hadden zwaar onder het natuurgeweld te lijden. Bij Medemblik en Enkhuizen braken dijken door, waardoor delen van West-Friesland onder water liepen. Ook Waterland en Zeevang werden volledig overstroomd. Achter de weggeslagen dijken vormden zich forse meren, zoals het Kinselmeer en het Zunderdorpmeer. Een doorbraak in de Diemer zeedijk zette heel Amstelland tot aan de Oude Rijn onder water. In het gewest Holland vonden zo veel grotere en kleinere overstromingen plaats, dat de Staten van Hollande op 18 november 1570 weinig overdreven toen ze spraken van "de inundatie van bijna gheheel Hollandt".

De Allerheiligenvloed heeft grote politieke gevolgen gehad. Het waren nota bene de zo gehate Filips ll en Alva die al vóór 1570 inzagen dat de tot dan toe gangbare methoden in de strijd tegen het water niet meer voldeden. Sinds mensenheugenis was in de Nederlanden het onderhoud aan de dijken een lokale verantwoordelijkheid. De dijken werden met paaltjes in onderhoudsporties verdeeld, de zogeheten dijkslagen. Ieder kreeg een deel toegewezen naar gelang hij belang bij de dijk had. Vooral degenen die ver van de dijk woonden, namen het met het onderhoud niet al te nauw. 

laatst bijgewerkt: 31-07-02