7703 Filippijnen (1521 - 1898)
Spaans-Oost-Indië
De eerste menselijke bewoning van de Filipijnen dateert van minimaal 50.000 jaar geleden. De oudste fossiele resten van mensen op de Filipijnen werden gevonden in de Tabongrot in Palawan en zijn gedateerd op zo'n 24.000 jaar geleden. Andere archeologische wijzen er echter op dat deze Tabonmens al 30-50.000 jaar geleden gebruik maakte van deze grot. Veel later, vanaf ongeveer 4000 v. Chr. arriveerden andere mensen vanuit de Indonesische eilanden en het vasteland van Azië. Deze mensen leefden lange tijd zeer geïsoleerd en zonder veel contact met de mensen uit andere delen van de regio. Er waren geen koninkrijken of soortgelijke samenlevingsvormen. De mensen leefden in kleine gemeenschappen, de zogenaamde barangays, van enkele tientallen families met aan het hoofd een datu. Slechts op enkele locaties waren de gemeenschappen wat groter. Vanaf de dertiende eeuw was er meer contact met de buitenwereld. Zo werd er in die tijd door de gemeenschappen langs de Filipijnse kusten handel gedreven met Chinese handelaren. Niet veel later kwamen met name de bewoners van met name de zuidelijk Sulu-eilanden en Mindanao in contact met de Islam. In de 15e eeuw werd het Sultanaat van Sulu gesticht en tegen het eind van de 16e eeuw volgde het Sultanaat van Maguindanao.

In 1519 vertrok de Portugees Fernão de Magalhães in opdracht van de Spaanse koning Karel I richting de Molukken via de nog niet ontdekte westelijke route. Na een lange toch kwam hij op 16 maart 1521 met drie overgebleven schepen aan op het Filipijnse eiland Samar. Magalhães noemde de archipel: Eilanden van de heilige Lazarus. Op Cebu aangekomen op 7 april 1521 begonnen de geestelijken die aan de expditie deelnamen onmiddellijk met de bekering van de lokale inwoners tot het Katholieke geloof. Magelhaes gaf de bevolking tevens te kennen dat zij zich dienden te onderwerpen aan de Spanjaarden, maar stuitte toen op hevige weerstand. Tijdens hevige gevechten met de lokale koning Lapu-Lapu op het nabijliggende eiland Mactan werd Magalhães echter gedood (27 april 1521). 

Op 28 april 1521 raakten Magelhaes en zo’n 60 van zijn manschappen betrokken in zware gevechten met de krijgers van Lapulapu. Hierbij raakte Magelhaes gewond aan zijn been.  Zodra de krijgers dit zagen snelden ze naar hem toe en doodden hem met hun speren.  De nog resterende Spanjaarden vluchtten onmiddellijk naar hun schepen en verlieten tijdelijk de Filippijnen. De overwinning van Lapulapu wordt nog jaarlijks herdacht met een heus schouwspel op de plaats waar men denk dat de veldslag zou plaats gevonden hebben. Er is echter weinig gekend over het leven van Lapulapu, wel duikt zijn naam op in tal van legendes en sagen. Zoals bv. “the legend of the Origin of the Coconut” en indirect in het 20ste eeuwse legende “legend of the Bow and Arrow”.

Lapulapu wordt beschouwd als één van de grote figuren uit het prille begin van de Filippijnse geschiedenis.  In tegenstelling tot de andere raja's (satmhoofden) was Lapulapu die zich niet wilde neerleggen bij de Spaanse bezetting.

Na terugkeer van het enige schip van de expeditie die de reis rond de wereld zou volbrengen de Victoria op 6 september 1522 liet de eigenlijke kolonisatie nog enkele jaren op zich wachten. Welke mogendheid precies het bezit mocht opeisen van de Filippijnen (destijds de Archipelago de San Lazaro') was aanvankelijk niet geheel duidelijk. Volgens het Verdrag van Tordesillas(1494) behoorden alle gebieden westelijk van een denkbeeldige demarcatielijn midden over de Atlantische Oceaan tot de kolonisatiesfeer van Spanje, terwijl de gebieden ten oosten van deze lijn door Portugal geclaimd mochten worden. Spanje was geïnteresseerd in het gebied in verband met de winstgevende specerijenhandel en stuurde er verschillende expedities heen in de eerste helft van de 16de eeuw. Tussen 1522 en 1543 werd nog vier maal een expeditie ondernomen richting de Filippijnen. Antonio de Mendoza, de eerste onderkoning van Nieuw-Spanje zocht een nieuwe handelsweg tussen Oost-Indië en Amerika door de Stille Oceaan. Hij zorgde ervoor dat Ruy López de Villalobos op ontdekkingsreis kon gaan in 1542-1543. Hij ontdekte de Palau eilandengroep (ten noorden van Nieuw Guinea) en bereikte in 1543 tenslotte het land dat hij Las Islas Filipinas noemde naar de toenmalige kroonprins en latere koning van Spanje Filips II.

In de tweede helft van de 16de eeuw veroverden de Spanjaarden verscheidene eilanden ondanks de hevige weerstand van de lokale bevolking. Miguel López de Legazpi vestigde de eerste nederzetting San Miguel, dat intussen uitgegroeid is tot de grote stad Cebu City. Andrés de Urdaneta ontdekte een efficiënte zeilroute van de Filipijnen naar Mexico. 

In 1565 vestigde "Miguel Lopez de Legaspi" een Spaanse basis in het dorp dat nu beter bekend is onder de naam Manila. Daar er in de Filippijnen op dat ogenblik geen centraal bewind was, was het voor de Spanjaarden vrij eenvoudig om deze eilandengroep in te palmen. Enkel op het meest zuidelijk eiland, Mindanao, konden ze weerstand bieden tegen de Spaanse invloed. Samen met de bezetter kwam ook het nieuwe geloof, het Katholicisme. Bij het kolonisatieproces speelden niet alleen de Spaanse soldaten maar vooral ook de geestelijken een zeer belangrijke rol : ze hielden zich niet alleen bezig met het kerstenen van de bevolking, maar waren ook betrokken bij de bouw van kerken, dorpen, scholen en universiteiten en hadden tevens een grote invloed op het ambtelijke en politieke gebeuren.

In augustus 1572 was reeds een groot deel van de Filippijnen in hun handen. De Portugezen hadden nog af te rekenen met opstanden van binnenuit : de islamitische bewoners in het zuidelijk deel van de archipel bleven zich hevig verzetten en slaagden erin hier een mohammedaans bolwerk te handhaven. Geregeld gingen zij op rooftocht. De verschillende Spaanse machtscentra op de Filippijnen werden regelmatig bedreigd door aanvallen en tot vier maal toe brak er een oproer uit onder de Chinese bewoners van Manila die eigenlijk ook een zeer belangrijke schakel in het handelsverkeer vormden.

Kort daarna begon de handel met het "Manilla-Acapulcogaljoen". Deze galjoenen, die eigendom waren van de staat, vervoerden zijde, specerijen, zilver, goud en andere producten naar Mexico en op hun terugreis namen ze dan onder meer Mexicaans zilver mee.Gekochte producten werden naar Veracruz verzonden en gingen van daar uit verder naar Spanje en de rest van Europa. De Spaans-Mexicaanse kolonisten brachten Spaanse en Mexicaanse gebruiken, talen, godsdiensten, voedsel en culturele tradities mee naar de Filipijnen, Guam en de Marianen. Chinese zeelieden brachten met hun jonken porselein, zijde en andere exclusieve producten van het Aziatische vasteland naar Manila. 

Later maakte het Spaanse handelsmonopolie plaats voor vrij handelsverkeer en werd de haven van Manila ieder jaar bezocht door tientallen schepen vanuit alle windstreken. Doordat er vanuit de archipel onder meer veel agrarische producten verhandeld werden, droeg het handelsverkeer er toe bij dat de landbouw zich ontwikkelde en dat men zich ging toeleggen op het verbouwen van bepaalde gewassen. Van deze ontwikkeling profiteerde ook een specifiek deel van de lokale bevolking. Landpachters en handelaren werden geleidelijk welvarender.
Uit deze bevolkingsgroep, die voor een belangrijk deel bestond uit mensen van Filippijns-Spaanse afkomst (' mestizos '), groeide in de loop van de tweede helft van de 19de eeuw een nieuwe elite. Deze welgestelde burgers lieten hun zonen studeren op hogere scholen in Manila en als ze kapitaalkrachtig genoeg waren zelfs in het buitenland. De ervaringen in Europa openden de ogen van de Filippino's.
Hier werden ze zich bewust dat ze niet ondergeschikt waren aan Europeanen zoals de koloniale overheersers hen generaties lang hadden ingeprent. Zij namen hun nieuwe ideeën en vrijheidsgevoelens mee naar hun vaderland en droegen daardoor bij aan de opkomst van het Filippijnse nationalisme. Gedurende de 327 jaar durende bezetting waren er her en der vele revoluties. Deze werden echter telkenmale op een bloedige wijze de kop ingedrukt.  

De Spaanse overheersing werd kort onderbroken in 1762 toen Britse troepen Manilla veroverden tijdens de zevenjarige oorlog. De Britten slaagden er echter niet om de andere eilanden te controleren, dankzij de inspanningen van luitenant-gouverneur Simón de Anda y Salazar, die ervoor zorgde dat de rest van de archipel trouw bleef aan Spanje. Na de Vrede van Parijs kwam Manilla terug in Spaanse handen. Na de oorlog veranderde Karel III de politieke structuur van de overzeese gebieden.

Filippijnen (1898 - heden)

Gemaakt: 29-03-06, Laatst bijgewerkt: 12-06-10

colofon