4839 Tarim bekken en Taklamakanwoestijn
Yuezi
Een van de zwaarste hindernissen die de reizigers op de zijderoute moesten overwinnen was de Taklamakan woestijn. De naam 'Taklamakan' is afkomstig uit de taal der Oejgoeren en betekent 'Ga er in en je komt er niet uit' en dat bleek voor vele reizigers inderdaad het geval. De Chinezen noemen deze woestijn Liu Sha en de vertaling daarvan is 'schuivend zand'. De Zweedse ontdekkingsreiziger Sven Hedin bracht in de periode 1893-1935 tijdens een aantal zeer gedurfde tochten deze woestijn als eerste in kaart.

De Taklamakan ligt in het Tarim bekken en is een van de grootste zandwoestijnen op aarde. Ze is ovaal van vorm en met een oppervlakte van 272.000 km² zes-en-een-half keer zo groot als Nederland (ca. 41.500 km²).
De hoogte waarop ze ligt varieert van 1.500 m in het zuiden en westen tot 800 m boven de zeespiegel in het noorden en oosten. 

De grootste oost-west afstand bedraagt 1.400 km en de grootste noord-zuid afstand 600 km.
De woestijn wordt omgeven door de Gobi woestijn in het noordoosten, het Tian Shan gebergte in het noorden, aan de westzijde ligt het Pamir gebergte, in het zuiden de Karakorum, Kunlun en Altun gebergten en in het oosten het Qilian gebergte en de Hexi (of Gansu) Corridor.
Taklamakan woestijn De dagtemperaturen lopen in deze woestijn in de zomer op tot 40°C. (in het Turpan bekken met regelmatig pieken tot 50°C.), terwijl 's winters de temperatuur daalt tot -20°C. Het oppervlak bestaat uit een enkele honderden meters dikke laag zand.
De meeste zandduinen zijn glooiend van vorm, tussen de 30 en 150 m hoog en tussen de 250 en 500 m breed. Frequent komen echter ook piramidevormige zandduinen voor met hoogten tot soms 300 m. De veel voorkomende zandstormen (kara-burans genoemd) zijn erg gevaarlijk door de zeer sterke winden, die als gevolg van de aard van de ondergrond, heel veel scherp gruis meevoeren. Er zijn weinig oases en het water zit diep. Vegetatie komt alleen in de weinige rivierdalen voor. Er valt bijzonder weinig neerslag (38 mm p/jr in het westen en 10 mm p/jr in het oosten).

In vroeger eeuwen werd de Taklamakan niet als een afzonderlijke woestijn gezien, maar als een deel van de Gobi woestijn.
De beide woestijnen hebben echter een heel eigen karakter. In de Gobi woestijn zit b.v. het water veel dichter onder het oppervlak en zijn er veel meer oases. Oorspronkelijk was dit gebied minder dor en droog dan tegenwoordig, maar tussen 500 en 1500 n.Chr. nam door klimaatsveranderingen de hoeveelheid gletsjerwater dat uit de bergen het Tarim bekken binnenstroomde af en zakte daardoor het grondwaterpeil naar een diepte waar de meeste bomen, struiken en planten het niet meer konden bereiken. Op een bepaald moment werd hierdoor de vraag naar hout voor brandstof en huizenbouw groter dan de aangroei. 

Links: zoutvlakte in de Taklamakanwoestijn. (foto UFZ)

Het alternatief voor brandstof was mest, maar omdat er ook voor de dieren minder voedsel beschikbaar was werden de kuddes kleiner en nam ook de hoeveelheid mest af. Het eindresultaat was dat de bevolking kleiner werd en steden en oases verlaten werden en uiteindelijk onder het zand verdwenen. De weinige rivieren die van de omringende bergen de woestijn in stromen verdwijnen allemaal uiteindelijk in het zand. De meeste al binnen een afstand van 200 km vanaf hun bron. Alleen de uit het Kunlun gebergte afkomstige Khotan rivier heeft soms in de zomer voldoende water om door het centrum van de woestijn het noorden te bereiken, waarna het water in de Tarim rivier stroomt.
Een kenmerk van alle rivieren is dat ze ondiep zijn en geen vaste beddingen kennen.
De Tarim rivier die van het westen naar het oosten stroomt is met haar 800 km de langste rivier van het Tarim bekken. Zij begint waar de Yarkand en de Aksu rivier samenvloeien. De Yarkand rivier ontvangt haar water van de gletsjers van het Karakorum en het Kunlun gebergte en levert daardoor in de zomer het meeste en in de winter het minste water aan de Tarim rivier. In perioden dat de Tarim rivier veel water bevat eindigt ze in het Taitema Meer dat westelijk van Lop Nor ligt. Tussen december en maart is deze rivier meestal bevroren.

Flora en fauna
Door de aard van het gebied zijn flora en fauna zeer beperkt. Bomen, struiken en planten kunnen alleen daar bestaan waar ze met hun wortels het grondwater kunnen bereiken. Op de meeste plaatsen is de zandlaag daarvoor echter veel te dik en te onstabiel. Alleen aan de randen van de woestijn en langs de rivieren vindt men begroeiing bestaande uit tamarisken, populieren, oleander-, doorn- en distelstruiken en riet.
Ook het aantal dieren dat hier kan leven is niet groot. De belangrijkste planteneters zijn gazellen, wilde zwijnen, konijnen, stekelvarkens, ratten en muizen. In het gebied van Lop Nor leven nog kleine aantallen kamelen. Carnivoren die men hier vindt zijn voornamelijk vossen en wolven.

Lop Nor
In het oosten van de Taklamakan woestijn ligt Lop Nor ('nor' is afgeleid van het Mongoolse woord 'nuur' en dat betekent 'meer'). Ongeveer 20.000 jaar lang was dit een zoutmeer van wisselende omvang, dat gevoed werd door de Tarim rivier. Doordat de rivier regelmatig haar loop verlegde verschoof ook het Meer van Lop af en toe. Soms was er één groot meer, in andere perioden was het een keten van kleinere meren.
Ooit lag aan de oever van Lop Nor de stad Lou-lan. Lou-lan was eeuwen lang een belangrijke plaats aan de zijderoute, maar werd verlaten in de 6de eeuw n.Chr. en verdween onder het zand toen het meer zich verwijderde. Sven Hedin vond in 1900 de ruïnes van de stad terug
Nadat in het midden van de 20ste eeuw de Chinese overheid in het dal van de Tarim rivier irrigatie projecten had uitgevoerd nam de hoeveelheid water die in de richting van Lop Nor stroomde af en kon het meer niet meer bereiken. Het droogde op en nu rest er alleen nog maar de met een dikke laag zout bedekte voormalige meerbodem.

Wetenschappers hebben onder de Taklamakan woestijn een meer ontdekt, dat ongeveer 36 miljard kubieke meter water bevat. Jaarlijks zou er voor landbouw, industrie en drinkwater één miljard kubieke meter van gewonnen kunnen worden

Nadat aan het begin van de 1ste eeuw n.Chr. de Chinese Han dynastie haar macht over het Tarim bekken had verloren ontstond hier het eerste boeddhistische koninkrijk. Enkele tientallen jaren later wist de briljante Chinese generaal Ban Chao het Tarim bekken, inclusief Kashgar, weer te onderwerpen aan het centrale Chinese gezag. 

Het Tarim bekken was sinds de 8e eeuw v. Chr. het woongebied van de Yuezhi, tot zij ca. 177 v. Chr. uit dit gebied werden verdreven door de Xiongnu.

Gemaakt: 01-08-05; laatst bijgewerkt: 01-11-07

colofon