6500

Zorg in de Lage Landen

Lage Landen in de 16e eeuw; De Republiek in de 17e eeuw; De Republiek in de 18e eeuw; Nederland in de 19e eeuw
Klik hier voor het frame van de pagina

In de middeleeuwen hielden de mensen zich behoorlijk schoon, maar vanaf de 16e eeuw waren ze naar ons idee walgelijk vies. Wassen was gevaarlijk voor je gezondheid vond men. Als je een bad nam kon je allerlei ziekten oplopen. 


Voor zieken, bejaarden en invaliden was het leven in de middeleeuwen meestal geen pretje. Vooral als zij geen familieleden hadden die voor hen wilden zorgen. Vaak kwamen ze als bedelaar naar de stad. Wie ziek was, probeerde zijn geluk bij een rondreizende kwakzalver. Die verkocht de mensen de meest vreemde zalfjes en drankjes. Je moest maar afwachten of die ook werkelijk hielpen. 

In veel steden lieten rijke burgers of het stadsbestuur een gasthuis bouwen. Daar werden de zieken verpleegd. De patiënten sliepen er met drie of vier bij elkaar in bedsteden langs de wanden van grote zalen. Wie geen plaatsje kon vinden in de bedsteden, moest genoegen nemen met een bos stro. 

Bedelaars mochten er een paar nachtjes slapen. Ook in de kloosters werden zieken en armen geholpen. De monniken en nonnen verzorgden zo goed als zij konden de zieken. Met drankjes en zalfjes, gemaakt van kruiden, probeerden zij ook de zieken te genezen, maar vaak lukte dat niet. Er waren maar weinig dokters die hadden gestudeerd aan de universiteit.

In Amsterdam stond in 1361 op de hoek van de Plaetse en de Gasthuissteeg: het Sint Elizabethgasthuis

In 1395 nam het stadsbestuur dit pand over om er op de bovenverdieping een vergaderruimte voor het stadsbestuur te vestigen. Omdat al gauw het Stadhuis te klein werd, werd in 1492 het Oude Gasthuis bij het Stadhuis getrokken. Vreemdelingen en zwervers mochten maar één of twee dagen blijven, dan moesten ze weer verder trekken.

Warm speeksel van een gezonde ezel werd vijf eeuwen terug aanbevolen tegen lepra. En in de buurt van mensen die de pest hadden moest je op een kruidnagel kauwen. In de lucht, in de adem en in de kleren van pestlijders moesten zich giftige deeltjes bevinden. Om lucht te zuiveren werden overal in de stad teertonnen gebrand. Dokters liepen metsnavels voor hun gezicht, die gevuld waren met specerijen. Een soort maskers die zuiverend werkte. Het begrip besmetting was er niet in de vorm waarin wij het kennen. Maar de aanraking van een getroffene kon toch gevaarlijk zijn. Pest werd bijvoorbeeld bestreden met zweetkuren.laxeermiddelen, kwijlmiddelen en aderlatingen. Ook werden builen wel uitgesneden. Maar niets hielp. Amsterdam moest bij het uitbreken van epidemieën meermaals in paniek geweest zijn. Bekend is dat sommigen dan niets anders wisten te doen dan de stad uitvluchten of naar de fles te grijpen.

In 1635 kreeg Amsterdam een nieuw pesthuis met niet minder dan 350 bedden. Tijdens epidemieën lagen daar wel twee of drie zieken tegelijk in. 

Na de laatste grote pestepidemie in 1666 werd het pesthuis een vergaarbak van lijders aan besmettelijke ziekten en zwervers die men graag buiten de stad wilde houden. "Rode loop" of dysenterie nam in de 18e eeuw de prominente plaats van de pest over als doodsoorzaak. In de 19e eeuw werd die weer overgenomen door de Aziatische cholera

laatst aangepast: 05-10-05

colofon